No. 47 5 Februari 1945 ------------------------------------------------------------------------- FRONTNIEUWS. WESTFRONT. Ten Oosten van Malmédy is het 1e Amerikaansche leger op een 20 km breed front door de eerste verdedigingslinie van de Westwall heengebro- ken en staat 2 km van de tweede linie af. In het bosch van Gerolstein zijn de Amerikanen 2 à 3 km opgerukt en bevinden zich in de stellingen van de Westwall. Het 3e Amerikaansche leger heeft het bruggehoofd over de Our uitgebreid en bedreigt Prümm. Het vijandelijke bruggehoofd bij Colmar werd verkleind; de vijand trekt naar de brug bij Breisach terug, die onder ge- allieerd artillerievuur ligt. De Noord en Zuidflank van de geallieerde le- gers bij Colmar staan nog slechts 20 km van elkaar. België is geheel van vijanden gezuiverd. In NEDERLAND is de druk op de Duitsche linies toegenomen; ten Oosten van Geertruidenberg en ten Zuidoosten van Nijmegen zijn sterke geallieerde pa- trouilles over de Maas. LUCHTFRONT. 1000 Zware Amerikaansche bommenwerpers begeleid door 900 ja- gers hebben Zaterdag den tot nu toe zwaarsten aanval op Berlijn gedaan; in 3 kwartier werd 2.500 ton bommen geworpen op spoorwegstations en regee- ringsgebouwen. Het is de eerste keer dat de geallieerde luchtmacht de land- operaties van de Russen met haar aanval steunde, aangezien Berlijn het be- langrijkste steunpunt en transportcentrum is voor het Oostfront. Getroffen werden het Potsdammer Bahnhof, Friedrichsstrasze, Anhalter Bahnhof, Görlit- zer Bahnhof, Schlesischer Bahnhof en Tempelhof. Van de regeeringsgebouwen werden het ministerie van oorlog, luchtvaart, de rijkskanselarij, propagan- daministerie en het Gestapo-hoofdkwartier getroffen. Vierhonderd bommen- werpers deden een aanval op oliefabrieken en rangeerterreinen bij Maagden- burg. In totaal gingen 19 bommenwerpers en 5 jagers verloren. De R.A.F. viel Vrijdagnacht Wiesbaden, Karlsruhe, Mannheim, Maagdenburg en Dillenburg aan. Zaterdagnacht werden Dortmund en Botrop aangevallen. In de Danzigerbocht viel de R.A.F. zonder eigen verliezen oorlogsschepen aan, die een schuilplaats wilden zoeken in Denemarken en Noorwegen. Vanuit Italië werd de Brennerspoorlijn aangevallen, evenals spoorlijnen in Oostenrijk. OOSTFRONT. In de centrale sector van het front zijn Sonnenberg, 8 km ten Oosten van Küstrin, en Reppen, 20 km ten Oosten van Frankfort, genomen. Ten Westen van Schneidemühl werd Schloppe veroverd. Volgens dagorder van maarschalk Stalin werd in Oost-Pruisen bij Pr.Eylau den Duitschers een ne- derlaag toegebracht, waarbij zij aan dooden 6.000 man verloren. De ver- sterkte plaatsen en knooppunten Bartenstein en Landsberg werden veroverd. De geheel Kurische landtong is van Duitschers gezuiverd; Cranz werd hier veroverd. In Silezië zijn de Hermann Goering-Werke weder in bedrijf gesteld door de Russen. Ten Oosten van Elbing gaat de vernietigingsslag nog steeds voort. In Hongarije zijn de Russen ten Zuidoosten en Oosten van Stuhlweisenburg 20 km opgerukt. VERRE OOSTEN. Super vliegende forten hebben Kobe aangevallen. Op Luzon staan de Amerikanen nog 20 km van Manilla; in drie weken tijds hebben de Japanners hier 33.000 man verloren. DIVERSEN. De metropoliet van Leningrad Alexej is patriarch van Moskou ge- worden. Hij heeft voor zijn gedrag tijdens het beleg van Leningrad de me- daille van verdediging ontvangen. Min.president Pierlot heeft Prins Karel het ontslag van zijn kabinet aan- geboden, dat door dezen niet werd aanvaard. De crisis is nog verergerd, doordat 5 socialistische ministers zijn uitgetreden. Dinsdag komt het par- lement bijeen. Bulgarije. De 3 regenten, waaronder Prins Cyrill, en 22 ministers zijn te- rechtgesteld. In Washington is bekend gemaakt, dat tot 1.12.44 aan Rusland 331.000 vracht- auto's zijn geleverd, en aan onderdeelen 500.000 rails, en groote hoeveel- heden wielen en assen. Berlijn zit volgens berichten van Zweedsche correspondenten zonder gas en heeft voorloopig per dag 1 uur electriciteit. De prijzen in den zwarten handel hebben het Nederlandsch niveau bereikt of overschreden. - De Zweed- sche regeering heeft 3 vrachtauto's met voedsel en medicamenten naar Ber- lijn gestuurd voor de daar woonachtige 200 Zweden. -2- Van een bijzonderen medewerker: GEEN TOEGEVENDHEID! Het aftreden van min. Burger: het gaat niet om "onverdraagzaamheid", noch tegen vergevensgezindheid, doch tegen gedoog- zaamheid! Zijne Excellentie, minister van Binnenlandsche Zaken Burger, is afge- treden. Een officieel bericht maakt hiervan gewag, en deelt tevens mede, dat de reden hiertoe gelegen is in een - blijkbaar diepgaand - meeningsver- schil tusschen min. Gerbrandy en zijn minister van Binnenlandsche Zaken. Het conflict moet ontstaan zijn tengevolge van een rede van min. Burger welke het optreden tegen de collaborateurs tot onderwerp had, en - zoo in- terpreteert het "Handelsblad" - een te weinig "onverdraagzamen toon" had. Min. Gerbrandy zou voorstander zijn van een straffer optreden, dan de minister van Binnenlandsche Zaken. Het is natuurlijk ondenkbaar, dat een minister in een half-bevrijd land aftreedt op grond van een redevoering, waarvan het meest aanstoot gevende deel luidt, dat het bij de "zuivering" niet gaat om gemaakte fouten, doch om foutieve lieden. En het is even ondenkbaar, dat eenige minister-president om een dergelijke redevoering - zelfs als zij een slip of the tongue zou zijn geweest - een minister wegzendt. Wij moeten dus aannemen, dat er tusschen de beide dienaren der Kroon een diepgaand verschil in opvatting bestaat, en dat de redevoering van minister Burger een schuchtere poging was, om in het openbaar een heel klein beetje zeer bescheiden ruchtbaarheid te geven aan zijn gematigde, misschien zelfs toegeefelijke opvatting. Minister Burger is dus niet heengegaan (of -gezonden) om een redevoering, maar om een opvatting. Hoe- zeer de opvattingen van beide ministers uiteenloopen, kan men daaraan be- ter afmeten dan aan het radiobericht. Dit incident heeft enkele belangwekkende zijden. De eerste is, dat het ontslag door Hare Majesteit aanvaardt is: met andere woorden, dat de Koningin meent, dat het standpunt van min. Gerbrandy boven dat van min. Burger de voorkeur verdient; hetzij op grond van Haar persoonlijke inzichten, hetzij om redenen van heilzaamheid, hetzij omdat Zij dit standpunt meer representatief acht voor de publieke opinie. Daar staat echter tegenover, dat min. Burger in tegenstelling tot minister-president Gerbrandy behoort tot de 'nieuwe' lichting uit het kabinet; tot hen, die overgestoken zijn in vollen bezettingstijd, en aanzienlijk korter van het Nederlandsche grondgebied gescheiden hebben geleefd dan de minister-president. Min. Gerbrandy moet wel zeer rotsvast in zijn overtuiging staan, dat hij meent de opinie van een collega te kunnen verwerpen, die zooveel langer onder Duitsch bewind ervaringen heeft kunnen opdoen, en van de daarbij zich voordoende moeilijkheden zich een oordeel heeft kunnen vormen. Aan den anderen kant vergete men niet, dat dit conflict tusschen den grijzen minister-president en een zijner collega's n i e t ont- staan is met den minister-voor-de-tribunalen, die eveneens vrijwel kers- versch uit Nederland was gekomen, doch met den minister, die hoogstens voor de zuivering van het ambtenarencorps en de ontzegging van bevoegd- heid tot uitoefening van bepaalde beroepen moet zorgen. Waar daarte- genover staat, dat minister Burger een positieve Christelijke levensbe- schouwing is toegedaan, hetgeen men van minister van Heuven Goedhart nim- mer vernomen heeft. Wellicht is er dus bij den minister-president sprake van een politiek, die in haar strenge gerechtigheid voor den - zakelij- ken - minister van justitie wel aanvaardbaar is, doch bij den meer idee- eel-denkenden minister van Binnenlandsche Zaken op innerlijk verzet stuitte. De zaak gaat echter niet alleen onze regeering aan, doch ook ons - al is de patiënt zelden de beste rechter over zijn behandeling. Het komt ons voor, dat de tot dusverre in bevrijd gebied opgedane ervaringen met de "wraakzucht" onzer Regeering, het aanbevelen van een n o g zacht- zinniger koers nauwelijks noodig maken. -3- Wanneer wij Adolf Engers voor de microfoon van Herrijzend Nederland hooren verschijnen, dan kan dat een onachtzaamheid der betrokken instan- ties zijn, die zich niet hebben kunnen afvragen, of Engers misschien wat al te haastig aan het voor-organiseeren geslagen is, of zelfs on- vaderlandslievende bedoelingen gehad heeft. Tenslotte staat of valt het kunstleven van Nederland niet met een Thomasvaer-versje van Engers. Doch wanneer wij zien, dat een textielkoning, die volgens alle ingelich- te Brabanders een notoire profiteur was, en schatten aan de Duitsche le- gerleveranties verdiend heeft, vlotweg in een officieele commissie be- landt, dan kan zulks onmogelijk een slordigheid heeten. En in tegenstel- ling tot het geval Engers staat of valt het landsbestuur wel met de be- noeming van dergelijke heeren! Met alle waardeering voor de zachtmoedigheid, vergevensgezindheid en andere deugden meenen wij, dat op dit oogenblik het tijdstip voor dood- gewone toegevendheid, duidelijke gedoogzaamheid, niet gekomen is. In- derdaad, 's minister Burger's woorden zijn juist: het gaat om foutieve menschen, niet om gemaakte fouten. En inderdaad zullen er handelingen zijn, die men achteraf afkeurt, en tot "fouten" stempelt, zonder dat zij de bedrijvers tot "foutief" maken. Er zijn echter in het leven van elken Nederlander in den bezettingstijd oogenblikken geweest, waarin hij wel degelijk wist, dat hij "neen" moest zeggen. Velen zeiden dat "neen". Aan de tribunalen thans de taak, te beoordeelen, waar fouten gemaakt werden, en welke lieden foutief waren. Daar hebben zich geen ministers over uit te spreken; noch ten laste noch ten gunste van de betrokkenen. -o- HERRIJZENIS VAN MINERVA. De Harvard University en de Universiteit van Zürich hebben medegedeeld, dat zij het Nederlandsche universitaire leven opnieuw zullen outilleren na afloop der bezetting, waarna het herstel van ons academisch leven voor het overige een kwestie zal zijn van activiteit en vitaliteit van hoog~ leeraren en studenten. Overal ter wereld, buiten het Derde Rijk en Japan, is een groote sym- phathie waar te nemen voor ons land en ons volk, dat zich zoo dapper ge- draagt, en zoo taai volhoudt ondanks de geleden teleurstellingen, en on- danks de ontzettende terreur, welke de vijand hier uitoefent. Ook de voornoemde academische steun stemt ons tot vreugde, en wordt door ons op bijzonder hooge waarde geschat. Het Derde Rijk heeft, als cultuur-vijandige macht, alles gedaan, wat het kon om de ontwikkeling, zoowel in eigen land als in de bezette gebie- den te vernietigen; alle geestesleven uit te blusschen. Voorzooverre de bezette gebieden betreft, is dit schrikwekkende voor- nemen mislukt, want wel is het den vijand gelukt het onderwijs in al zijn geledingen te stagneeren, maar den geest der wetenschap, het verlangen naar kennis, naar cultuur en beschaving, heeft hij niet kunnen dooden. Dit is van groot belang voor de toekomst, want zonder een goed georga- niseerd onderwijs, zoowel Lager, als Middelbaar en Hooger, kan de weder- opbouw van ons land niet slagen, evenmin als van eenig ander land. Wel heeft de vijand vele van onze vooraanstaande intellectueelen ge- dood; wel heeft hij de inventaris van vele faculteiten geplunderd, maar den geest onzer Hooge Scholen heeft hij niet kunnen aantasten, en duizen- den staan gereed om de bressen in de intellectueele rangen te vullen. Wanneer wij nu vernemen, dat het buitenland gereed staat om ons in ma- terieel opzicht te helpen, dan staat het vast, dat ons universitaire le- ven spoedig weer zijn ouden bloei zal bereiken, en dat wij weer zullen kunnen mededingen op het gebied der wetenschap. Vele geleerden van internationalen roem schonk ons land aan de wereld door de eeuwen heen. Wij zullen er trotsch op zijn, wanneer wij in de toekomst voor het verleden niet onderdoen. Vivat Academia!. -o- -4- ER GEBEURT VEEL IN HET WESTEN. Meermalen stuiten wij op lieden, die voor hetgeen aan het Westelijk front gebeurt, slechts een medelijdend schouderophalen over hebben, wanneer zij althans niet venijnig of bitter hun critiek ten beste geven. Volgens hen doen de geallieerden (meestal zegt men: de Engelschen) niets. Waarom is er geen groote doorbraak, zooals in het Oosten? Waarom geen op- zienbarende vooruitgang ? Zelfs in een der illegale bulletins troffen wij de vorige week deze cri- tiek aan. Jammer! want zij is zoowel voorbarig, als volkomen onjuist. De geallieerden veroverden tusschen begin Juni en de herfst van 1944 ge- heel Frankrijk en België, nadat zij in een wekenlangen, uiterst verbit- terden veldslag de Atlantikwall hadden doorbroken. Toen kwamen de nieuwe voorbereidingen, maar intusschen bleef de luchtmacht zich tot het uiterste inspannen, verroerden de geallieerden duizenden ton- nen oorlogsmateriaal naar Rusland, en bleven zij de zeeën doorkruisen; werd de Scheldemond bevrijd ten koste van 40.000 gedoode en gewonde Canadeezen; werd Rundsteds offensief met ontzettende verliezen voor den vijand afge- slagen en teniet gedaan, en werd de oorlog in het Verre Oosten met stij- gend succes doorgevoerd. Sinds Juni verloor de vijand in het Westen meer dan een millioen man. Thans is het geallieerde offensief in volle ontwikkeling tegen de Sieg- friedlinie, die oneindig veel sterker is dan de Atlantikwall. Dit alles deden de geallieerden in de afgeloopen 8 maanden. "Een doorbraak". Waardoorheen ? Door de Siegfriedlinie !! Het is zoo uiterst gemakkelijk gezegd, maar ook zoo erbarmelijk opper- vlakkig en voorbarig. Eerst geruimen tijd nadat de oorlog voorbij is, zal het mogelijk zijn objectieve critiek te leveren op de faits et gestes van het geallieerde opperbevel. Tot dien tijd past ons slechts onze critiek voor ons te houden. En in de eerste plaats is dit een eisch voor de illegale pers, die zeer zeker niet de taak heeft om het vertrouwen in den ernstigen wil onzer bondgenooten aan te tasten. Verbijsterend zijn de praestaties en de energie der Russen. Maar zij heb- ben een ervaring in eigen land van 3 1/2 jaar oorlog; een onschatbaar voordeel. Montgomery - om ons tot dezen bekenden maarschalk te beperken - heeft een langen en zwaren woestijnoorlog gevoerd en gewonnen, en staat thans voor de taak om in regen en sneeuw, in geïnundeerde deltagebieden en staande tegenover de geduchtste versterkingen ter wereld (Siegfriedlinie) opnieuw een succesvollen strijd te voeren. Wij hebben den diepsten eerbied voor de Russische legers, maar wij pro- testeeren met klem en nadruk tegen elk en een iegelijk, die het waagt te beweren, dat in het Westen niets gedaan wordt, of bijna niets, al- thans weinig. Het tegendeel is waar. -o- "DAT IK TOCH VROOM MAG BLIJVEN" Evenals thans het voorjaar nadert, zoo komt ook de bevrijding naderbij. Het Westfront is in beweging. Het is noodig ons daarop innerlijk voor te bereiden, want de vrijheid is het heiligste goed des menschen. En dus moeten wij innerlijk gereed zijn om haar te ontvangen. En deze gereedheid beteekent, dat wij ons vroom gevoelen tegenover dit groote gebeuren. Vroom - in den ouden zin van dapper, zuiver, standvastig. De vrijheid nadert ! Het zal vreemd zijn het plotseling opheffen van den loodzwaren druk van jaren; van de adembeklemmende, het hart dichtnijpende tyrannie. Er zal in ons zijn een oplaaien van den wil om te handelen. Al wat wij aan grieven, angst, haat en razernij latent in ons dragen, zal willen uit- slaan in een hoogen golf van daden. En daardoor loopen wij gevaar de vrijheid te onteeren, het heilige goed, dat ons gebracht wordt op den donder der kanonnen in Oost en West. Weest daarom indachtig aan Marnix' woorden: "Dat ik toch vroom mag blijven". ---