No. 52 16 Februari 1945 ------------------------------------------------------------------------- FRONTNIEUWS WESTFRONT. De Canadeezen hebben den Rijn tegenover Emmerik bereikt, en het terrein ten N. van Kleef en den Rijn geheel van vijanden gezuiverd. Naar het Zuiden rukken zij vanuit Kleef op naar Calcar. Ten W. van Goch werd Kassel veroverd. Woensdag werden hier vier vijandelijke tegenaanvallen af- geslagen. Tot dusverre werden 5500 gevangenen binnengebracht. Ten Z.O. van Prum maken de Amerikanen goede vorderingen in het terrein van de Siegfried- linie, evenals ten O. van Echternach, waar de bruggehoofden over de Sau- er uitgebreid werden en eenige dorpjes veroverd. LUCHTFRONT. Dinsdagnacht vielen 800 Lancasters Dresden; Neurenberg en Dortmund aan. Woensdag werd Dresden wederom door 450 vliegende forten met jagerbegeleiding aangevallen, evenals Maagdenburg, Chemnitz en de synthe- tische oliefabrieken in Leipzig. Woensdagnacht werden Chemnitz, Berlijn, en Leipzig door de R.A.F. gebombardeerd. Donderdag bombardeerden vliegende forten Dresden, Maagdenburg en Kottbus. Dresden en Chemnitz zijn de voor~ naamste aanvoercentra tegenover het front van Koniev. Woensdag waren 9000 vliegtuigen boven Duitschland. De tactische luchtmacht vloog dien dag 7000 vluchten en bombardeerde V2 startbanen, spoorwegdoelen enz.. Vanuit Italië werden Weenen, Klagenfurt, Marburg en de Brennerspwg. gebom- bardeerd. Gisteren vloog de tactische luchtmacht weer duizenden vluchten. OOSTFRONT. De troepen van maarschalk Koniev rukken vanuit hun bruggehoofd ten N. van Breslau zoowel naar het N. als naar het W. op. In het N. vero- derden zij Sprottau, Neusalz, Freistadt, Grünberg, Sommerfeld en Sorau. Zij naderen Kottbus. Sagan is van drie zijden ingesloten. Het is de bedoe- ling de vijandelijke stellingen aan de midden-Oder van het Z. uit op te rollen. Naar het W. veroverden zij Jauer, Striegau en Goldberg, en rukken op naar Görlitz. De Duitschers melden aan het centrale front hervatting van den strijd. Volgens dagorder van maarschalk Stalin, werd Schneidemühl Woensdag veroverd. Hierbij werden 7000 vijanden gedood en 5000 gevangen genomen. Maarschalk Rokosovski veroverde Konitz en Tuchel ten N.W. van Bromberg. In Budapest werden 123.000 gevangenen in totaal binnengebracht, dat is meer dan de Russen ooit in eenige stad gemaakt hebben. VERRE OOSTEN. Nagoja is door super-fortresses gebomb. De haven van Cavité in de baai van Manilla is veroverd. De Nicolsvliegvelden zijn van Japan- ners gezuiverd. Op Luzon hebben de Jap. 62.000 man verloren. Opslagplaat- sen te Rangoon werden door super-fortresses gebomb. Admiraal Nimitz heeft zijn hoofdkwartier van Pearl Harbour verplaatst naar Guam, dit is 5000 km dichter bij Japan. DIVERSEN. Door de bombardementen is de olieproductie in Duitschland tot minder dan één vijfde van de productie over April teruggeloopen. Minister Churchill, minister Eden en maarschalk Alexander vertoeven op het oogen- blik te Athene, waar zij door de bevolking hartelijk werden toegejuicht. Het hoofdbestuur van de Eam heeft aan Churchill medegedeeld, dat zij teza- men met de Engelschen zullen strijden tot het fascisme verslagen is, en een democratisch Griekenland gevestigd. Zij zullen alles inzetten voor de wederopbouw van het land. Churchill hield een rede voor 25.000 personen; hij zei o.a. dat het Gr. volk een groote toekomst tegemoet gaat na vele vergissingen gemaakt te hebben, maar dat het nu de haat heeft begraven. Hij werd tot eereburger van Athene benoemd. Zweden heeft 5 Gestapo-agenten uitgewezen, waaronder de plaatsvervangend militaire en de pl.verv. handelsattaché. Vanaf Zaterdag wordt, naar Tranzozean meldt, het verschijnen van "Der An- griff" gestaakt; in Berlijn blijft dan nog slechts één avondblad over. Het is blijkbaar Himmlers bedoeling om Ley den mond te snoeren, daar hij door alle kringen wordt veracht, o.a. bijzonder door de intellectueelen wegens zijn uitlating naar aanleiding van den aanslag op Hitler, toen hij sprak van "blauwbloedige zwijnen". De nieuwe Belgische regeering kreeg in het parlement een vertrouwensvotum van 114 tegen 6 stemmen. H.K.H. Prinses Juliana zond mede namens Haar kinderen een welkomsttele- gram aan de 500 Nederlandsche kinderen in Engeland. Minister Gerbrandy sprak de Amerik. luchtmacht toe, die altijd de "Vliegende Hollander" be- zorgt. -o- -2- Van D U I T S C H E zijde is wederom een rondschrijven verzonden, dat onderteekend is met R.V.V. De brief heeft de strekking om de verzetsbe- weging in Nederland tegen de Nederlandsche regeering alsmede tegen Z.K.H. Prins Bernard op te zetten. Het mag algemeen bekend geacht worden, dat de R.V.V. volkomen loyaal is, zoodat wij hierover verder zullen zwijgen; men verdedigt niet een loyaal mensch of beweging tegen de insinuaties van een volkomen illoyalen, slui- perigen en huichelachtigen vijand. De bedoeling is, zooals altijd weer, verdeeldheid te zaaien in het volk. De Duitschers willen hier den grootst mogelijken chaos achterlaten, en hopen dit te bereiken, niet slechts door hun moord- en roofpractijken, maar tevens door politiek wantrouwen en achterdocht. Wantrouw altijd elke publicatie, die verdeeldheid en burgeroorlog beoogt, of die vijandige gevoelens tracht te kweeken t.a.v. het Koninklijk-Huis. -o- In vele winkels prijkt de Zweedsche vlag, een verblijdend gezicht, niet slechts omdat ons onder dezen vlag en het op de winkelruiten helder gloeiende Roode Kruis voedsel wordt geschonken, maar vooral omdat deze emblemen voor ons beteekenen contact met de buitenwereld, met de wereld der vrije menschen. Een Romein zou in zoo een geval zeggen: "Accipio omen" ("ik aanvaard het voorteeken"). Laten wij het hem nazeggen en deze emblemen eveneens zien als blijde voorteekenen. -o- Krimconferentie. De zeer gunstige resultaten van deze conferentie werden gedeeltelijk reeds in het vorige nummer van ons blad gepubliceerd. Hier volgen in het kort de resteerende: De Groote Drie zullen een gemeenschappelijke politiek voeren na den oor- log jegens de bevrijde staten en de Duitsche vazalstaten en hen behulp- zaam zijn bij hun politieke en economische problemen. Zij verklaren op- nieuw de geldigheid van het Atlantic Charter en hun vastbeslotenheid om een nieuwe nationale orde van recht, vrijheid en bestaanszekerheid te scheppen. Aan maarschalk Tito en Dr.Soebasitsj werd geadviseerd zoo spoedig mogelijk de door hen beide gesloten overeenkomst ten uitvoer te leggen en een nieuw parlement te vormen door uitbreiding van den antifascistischen raad met niet gecompromitteerde leden der vroegere volksvertegenwoor- diging, en tevens de verkiezingen voor een constitueerende vergadering voor te bereiden. De ministers van Buitenl. Zaken der Groote Drie zullen 3 maal per jaar bijeenkomen. Algemeen Besluit: De besprekingen op de Krim hebben opnieuw de vastbe- slotenheid der Groote Drie vergroot om de samenwerking te versterken, die de toekomstige overwinning mogelijk en onbetwistbaar heeft gemaakt. Deze vastbeslotenheid waarborgt de nakoming der besluiten van het Atlan- tic Charter, waarin het recht der volkeren werd erkend om zonder gebrek en vrees te leven. Slechts door toenemende samenwerking en toenadering tusschen de volkeren kan het hoogste streven der menschheid - een duur- zamen, hechte vrede - worden verkregen. -o- De NEDERLANDSCHE regeering heeft een uitvoerige nota gericht tot de Groote Drie, waarin zij amendementen voorstelt op de plannen van Dum- barton Oaks, ter versterking van de positie der kleinere staten in den wereldveiligheidsraad. De regeering wijst erop, dat deze staten geen bescherming vinden in geval van een conflict met een der groote mogend- heden, wanneer deze mogenheid het recht van veto behoudt in geschillen, waarin zij zelf partij is. Een Amerikaansch blad noemt Nederland het land, dat bij uitstek bevoegd is om als woordvoerder der kleine staten op te treden. -o- -3- Eendracht in het Noodige - Verscheidenheid in het Omstredene. Wanneer straks eindelijk het doek opgaat, na afloop van dit verschrikkelij- ke drama, zullen wij huiveren over de aangerichte verwoestingen; verwoes- tingen, die wij dan eerst ten volle kunnen overzien. Verwoestingen in ons economische apparaat door bombardementschade en machineroof, door afslach- ting van vee en door inundaties. Maar ook verwoestingen in ons geestelijk volksbezit. Want het lijkt wel, of bij zeer velen het besef van wat kan en niet kan, wat mag en niet mag, zwaar is geschokt. En dat is ook wel begrijpelijk, want hoe wil men, dat een jeugd (met name) die in de laatste vijf jaar nooit iets anders heeft gezien dan misleiding en bedrog, geweld en onrecht, daardoor niet van binnen wordt aangetast? Stellig is er nog het Nederlandsche gezinsleven, dat een vaste kern geble- ven is van bezinning en moreele levenshouding, maar ook dit gezinsleven zelf wordt door de catastrophale ontwikkeling van de laatste maanden sterk ondermijnd. Wanneer men geen brandstof heeft, geeft men aan de kinderen opdracht om de boomen te gaan afzagen: dat is verklaarbaar en tot op zeke- re hoogte zelfs vergeeflijk, maar het is een wonderlijke soort van "opvoe- ding tot gemeenschapszin". Wij zullen op deze symtomen niet verder ingaan. Ze zijn bekend. Iedereen weet hoezeer de jeugdcriminaliteit met sprongen omhoog gaat. Wij zullen evenmin nagaan in hoeverre ook ons onmiddellijke nationale ver- leden hier mede-oorzaak is van de inzinking. Wij voor ons meenen wel, dat het zoover met Nederland niet gekomen zou zijn, wanneer wij den oorlog wa- ren ingegaan als een geestelijk-gaaf volk. Maar dat laten wij op het oogenblik terzijde. Wij willen onzen blik alleen op de toekomst richten, en ons afvragen hoe wij uit deze levenscrisis te- voorschijn zullen komen, en hoe wij een gezamelijk beginsel kunnen vinden dat ons een leiddraad geeft voor den weg uit den gezamenlijken nood. Een "gezamenlijk beginsel"? Maar is dat dan te vinden? Is het niet zoo, dat wij juist in de beginselen uit elkaar gaan? Er zijn er die zoo spreken. Ook in den kring der Nederlandsche verzets- beweging. Een orgaan als "Trouw" bijvoorbeeld staat volkomen op dit stand- punt. "Beginsel": dat is voor hen hetzelfde als "belijdenis", en op dat stuk kunnen zij geen tittel of jota laten vallen. Het zou onzinnig zijn -zoo te zeggen- hier te streven naar verzwakking van de principieele grond- slagen. Wij verdragen een aantasting van onze eigen grondslagen niet - wij willen ook anderen niet bewegen tot concessies op dit stuk. "Karaktervol" en "beginselvast" behooren bij elkaar, en wie dus de geestelijke volks- kracht op peil wil houden, trachte niet den katholiek een beetje minder katholiek te maken, den protestant wat minder "steil"-orthodox, den huma- nist wat minder vrijzinnig dan hij zich in wezen voelt. Met deze redeneering valt -volgens "Trouw"- het geheele pleidooi voor een zoogenaamd "gezamenlijk beginsel". Doch wij zullen hier onzerzijds uit- spreken, dat wij de gedachtengang van onze gereformeerde vrienden in dit opzicht volkomen deelen,..... maar dat zij toch blijven praten over prin- cipieele eendracht in het noodige. Inderdaad willen wij ook niet wrikken aan de geestelijke grondslagen van roomsch of protestantsch, orthodox of vrijzinnig. Inderdaad zou -ook volgens ons- een aantasting van het prin- cipieel karakter der volksgroepen een aantasting van de geheele volks- kracht, zijn.... En toch zwijgen wij niet over moreele "beginselen", die alle goede Nederlanders zouden vereenigen! Die beginselen liggen namelijk niet in het vlak der confessies, niet in dat der laatste waarheden. Zij zijn niet een "laatste troost in leven en in sterven". Ze verlangen niet het geloof en zelfs niet de wereldbeschou- wing. Doch daarmee houden ze nog niet op hun waarde te hebben. Ze raken niet de verhouding van den mensch tot God. Ze geven geen antwoord op de vragen van tijd en eeuwigheid. Maar wel zeggen ze iets - en ja, zelfs iets zeer prin- cipieels - over de verhouding van den mensch tot zijn naaste, van landge- noot tot landgenoot. Wanneer wij bijv. zeggen, dat de mensch in aanleg en naar roeping verant- woordelijke persoonlijkheid is, levend in gemeenschap -dan lijkt ons dat -4- een beslissende principieele uitspraak, die door alle Nederlanders kan worden gedeeld, voorzooverre zij geen totalitaire extremisten zijn, of doc- trinaire individualisten. "Gij zijt niets, Uw volk is alles" valt daar- buiten, maar ook het even fatale: "ieder voor zich en (eventueel) God voor ons allen". Hiermede is een positief beginsel gesteld, dat o.i. kan worden aanvaard door talloos velen, wier wijsgeerige of godsdienstige overtuiging zéér uiteenloopt. Of, wanneer wij postuleeren, dat geen gemeenschap mogelijk is, zonder dat bepaalde normen in acht genomen worden en als absoluut erkend (normen van bijv.gerechtigheid, waarheid, trouw en barmhartigheid) dan zullen landge- nooten van verschillende confessie dat evenzeer beamen, als landgenooten zonder positief-christelijke belijdenis. Dan zullen zij daarin zelfs den grondslag vinden voor een vruchtbare samenwerking, want daartoe is dan de eerste voorwaarde vervuld, namelijk: onderling vertrouwen. Wie zulke zede- lijke beginselen voor het sociale, voor het nationale gemeenschapsleven aanvaardt, weet, dat hij op deze basis vruchtbaar concreet kan samenwerken met menschen uit geheel ander "kamp"- menschen echter, die dit geestelijk uitgangspunt deelen. Wie de zedelijke reconstructie van ons volksleven ter hand wil nemen, kan slechts slagen, wanneer hij samenwerkt met landgenooten, wier princi- pieele betrouwbaarheid hij kent, en die hij daarom als mede-Nederlanders ontmoeten kan. Wanneer men elkaar in dien zin vertrouwt (over de grenzen der confessie heen), zal men bemerken, dat er heel wat geloofsgenooten zijn, met wie men het in de concrete problemen niet eens is, en heel wat "andersdenkenden", die men in sociaal en nationaal opzicht wel beschouwt als zijn engere geestverwanten. Wij ontkennen dus geenszins, dat de vragen van confessie en wereldbeschou- wing in het leven van den mensch-als-persoon de diepste zijn, de hoogste en de essentieele, de in de laatste instantie beslissende. Wij ontkennen evenmin, dat in deze confessie en wereldbeschouwing voor ons allen de bron ligt van al onze daden, óók van ons optreden in het pu- blieke leven; de stuwing van iedere actie komt uit ons diepste innerlijk voort, uit ons geloof, uit onze grond-overtuiging. Dat ontkennen wij dus niet, en in zooverre kunnen wij dus instemmen met menig pleidooi, dat vroeger wel door "rechtsche" groepen is geleverd. In zooverre distancieeren wij ons ook van menig betoog, dat aan de vroe- gere "paganistische" "linker"-zijde wel eens werd opgezet. Inderdaad: het dienen van de politieke zaak is géén aangelegenheid van louter techniek en belang. Maar wij beweren iets gansch anders, namelijk: 1e) dat de eenheid van belijdenis of wijsgeerige overtuiging niet min of meer automatisch, min of meer feilloos, zou leiden tot een bepaalde so- ciale gezindheid; gelijke sociale gezindheid bij verschil van geloof is mogelijk, en verschillend sociaal inzicht is mogelijk bij gelijke religie of philosophie. 2e) dat "principieele politiek" in het nationale leven niet alleen denk- baar is in de beteekenis van "confessioneele" politiek; ook in de spheer van het aardsche leven, van het nationale, zijn dergelijke principes mogelijk, die tot een scherp omlijnde actie, tot vrucht- dragende volksopvoeding, tot een sterk regeeringsbeleid kunnen inspireeren. Wij gelooven in het bestaan en in de bezielende kracht van een sociale ethiek, die uit Christendom en Humanisme wordt gevoed, die de geestelijke inhoud van het Westen is, en die in Nederland op Nederlandsche wijze kan worden verwerkelijkt. Voor deze ethiek hoort men tegenwoordig in aller- lei kringen de term "personalisme" bezigen, omdat hier centraal wordt ge- steld: de aan normen gebonden, sociaal-verantwoordelijke, tot persoonlijk- heid geroepen mensch. Op den grondslag van deze sociale ethiek kunnen Nederlanders van verschil- lende geestelijke afkomst elkaar vinden, en de moreele opbouw van ons volksleven ter hand nemen. Deze sociale ethiek heeft, onbewust of halfbe- wust, in ons geleefd, toen wij in verzet kwamen tegen den nationaalsocia- listischen overweldiger. Deze sociale ethiek kan ons inspireeren tot een gemeenschappelijk handelen straks, en de verstarde tegenstellingen van vroeger doorbreken. -5- Men is geen "Nederlander" of "personalist", zooals men katholiek of prote- stant is! De eerste twee liggen niet in hetzelfde vlak als de beide laat- ste. Maar wèl vinden katholieken en protestanten, vrijzinnigen en onkerke- lijken elkaar - als "Nederlanders" en "personalisten"- in het bewustzijn van één nationale roeping, en door het aanvaarden van één sociale verant- woordelijkheid. Zulk een samenwerking kan alleen vruchtbaar zijn, op voorwaarde, dat men eerbied heeft voor wat den ander heilig is. De protestant, die anti-papis- tisch voelt, kan den katholiek niet ontmoeten in broederlijke werkgemeen- schap. De katholiek, die in den protestant zijn natuurlijken vijand ziet, kan met dezen wel een zeker compromis sluiten, op grondslag van beider belang, maar van harte een nationale taak met hem samen vervullen, wordt wel moeilijk. De "humanist", die toch eigenlijk het christendom als een soort achterlijkheid beschouwt, staat vreemd aan de geestelijke levens- bronnen van ons geheele volk: ook hij kan moeilijk den belijdenden chris- ten vinden als mede-arbeider in den geest van één sociale ethiek, en één bezieling. De Duitschers hebben ons geleerd, dat het gemeenschapsleven principieel onmogelijk wordt, wanneer de overheid niet meer betrouwbaar is, wat be- treft haar waarheidsliefde. De vervolging om ras, geloof en overtuiging, hebben ons geleerd, dat geen gemeenschap levensvatbaar is, wanneer het gebod der barmhartigheid wordt geschonden. De rechteloosheid en de willekeur, de sociale ophitsing van de volksgroe- pen tegen elkaar - daarvan hebben wij geleerd, dat recht en gerechtigheid absulute normen zijn. Hoe komen wij aan deze moreele zekerheden? Het Nederlandsche volk heeft ze, als volk, zeker geleerd uit het Evangelie, al zijn er altijd humanis- tische philantropen geweest, die buiten kerkverband staande, een fundeer- ing elders hebben gezocht. "Barmhartigheid"? Wie durft dàt woord bijv. uitspreken zonder dat hij denkt aan den Samaritaan? "Roeping"? Wie denkt dan niet aan een stem, die in den Bijbel reeds in het eerste boek "Genesis" roept: "Adam, waar zijt gij?" Maar wanneer wij spreken over de persoonlijke waardigheid van den mensch van ons "hongeren en dorsten naar gerechtigheid", van onze plicht tot waarheidsliefde en van onze rechten op gewetensvrijheid - zien wij dan niet de humanistische erfenis staan naast die van het Evangelie en daar- mede innig verbonden? Want men kan zich afvragen of óók dit Humanisme weer geen christelijke wortels heeft in zijn ethiek. Wij zouden dat persoonlijk gaarne bepleiten. Maar laat ons dit niet verder onderzoeken, en elkander vinden in deze oude formule, die ons gelukkig blijkt: "een Christendom, dat niet anti- humanistisch is, en een Humanisme, dat niet anti-christelijk wil zijn". Geen Christendom van brandstapels, en geen "Humanisme van menschvergoding!" Uit deze beide geestelijke bronnen voedt zich onze sociale ethiek, die worden kan tot onze nationale dynamiek. Wie zelf geen stevige levens- en wereldbeschouwing heeft, kan wel smalen op de "hokjes-geest": hij zal nooit begrijpen, waar het den overtuigden geloovigen mensch in laatste instantie om te doen is. Maar de secte-mensch, die zich alleen thuis voelt binnen het verband van eigen kring, blijft maar een half Nederlander. Hij heeft geestelijke ruimtevrees. Wat wij straks noodig hebben is daarom: een volk, dat zijn verscheidenheid kent, en de vrijheid van den ander respecteert. Maar ook: een volk, dat zijn eendracht weet te vinden in het vele noodige, dat zich straks aan ons zal voordoen. Wanneer wij streven naar een innerlijk-sterk en internationaal-gróót Nederland, moeten wij ons ervan bewust blijven dat wij als natie niet alleen zijn: "een hoop zielen op een hoop zand". Wij zijn meer dan zoo en zooveel millioen menschen met een persoonsbe- wijs, waarop het woord "Nederlandsche nationaliteit" staat aangegeven. Wij zijn een gemeenschap, bewust van haar lotsverbondenheid, van haar sociale ethos, van haar saamhoorigheid tegenover het Gemeenbest en de samenleving der volkeren. Van dit alles is Oranje ons historisch symbool. -o- -6- Omgekeerde verhouding. Wanneer wij de geschiedenis nagaan, zien wij, dat de vrijheid en welvaart van het platteland altijd achter die der stedelijke bevolking aankomt, en dat de boerenbevolking onnoemelijk veel meer leed gekend heeft, dan die der steden. Toen de poorter zich wist vrij te maken, leefde de boer nog in volslagen afhankelijkheid, dankbaar object voor willekeur en hebzucht. In de 2e helft der vorige eeuw was het in Duitschland nog een zeer gewoon verschijnsel, dat de boeren met de zweep werden afgeranseld door hun land- heer. Overigens bewijst onze tijd, dat dergelijke barbaarschheden geen spe- ciale eigenschap zijn van landheeren. Frankrijk vertoont in zijn geschiedenis voor 1789 hetzelfde beeld, en wat ons land betreft, behoeven wij slechts te denken aan de keerlen, wier be- schermer Graaf Floris V was, die dit met zijn leven boette. Ook echter na den tijd der keerlen had de plattelandsbevolking hier ontzettend veel te lijden door de plunderingen van vijandelijke en eigen troepen, een leed, dat eeuwenlang de boerenbevolking teisterde, en hun welvaart steeds teniet deed. Deze directe gruwelen gingen voorbij, maar het platteland bleef het stief- kind, en in ons land werden de boeren vóór dezen oorlog "gesteund", omdat de regeering niet inzag, dat er nog andere zwaarwegende belangen waren, dan die van industrieelen en arbeiders. De boeren vertegenwoordigen geen kapitaalmacht, noch loopen zij met transparanten en spandoeken door de straten om hun eischen kenbaar te maken, en evenmin hanteeren zij het wa- pen der staking. Groot waren de zorgen der boeren, en hun eeuwenoude, verklaarbare wantrou- wen tegen de stad werd door geen enkele nationale overheidsdaad vermin- derd, laat staan opgeheven. Toen kwam ten leste het stijgende voedseltekort, en begon de stedeling het platteland af te loopen, en al te vaak af te stroopen. Naarmate de nood nijpender werd, bood men den boeren meer geld; karavanen voedsel- zoekers werkten daarenboven met alle middelen: goederen, diefstal, dreige- menten, beleedigingen. En steeds grooter werden de karavanen in de omge- ving der groote steden in het westen des lands. Zij zoeken, waar weinig meer te vinden is, overbieden elkaar, ook in gemeenheid. De boeren zagen eenerzijds kans om zich door de steeds hooger wordende prijzen te ontdoen van allerlei drukkende geldschulden, hypothecaire zoo- wel als andere. Zij, die in het Westen hun bedrijf konden voortzetten, zagen zich echter ook genoodzaakt om huis en haard, vee en voorraad te beschermen tegen al te driest optreden. Zij doen dat op hun wijze: boersch! En zoo moet het ook. Spaar ons den boer, die steeds gaat doen. Ook weet hij zeer wel, dat het niet alle hongerenden zijn, die zijn erf betreden om voedsel te bemach- tigen. Waar de karavanen niet doordringen echter, in het Oosten des lands, doch slechts kleine groepen voedselzoekers het land afloopen, is de verhouding veel beter en - wij weten dit zeer zeker - worden de menschen als regel vriendelijk behandeld, en heel vaak uitstekend geherbergd. Wij moeten ons ervoor hoeden, de verhouding boer/stedeling te beoordee- len naar de verhouding in het Westen, waar alles volkomen bedorven is, en het oude boerenwantrouwen wordt gevoed door de stedelingen zelf, die al te veelvuldig den boer a priori veroordeelen. De levensbeschouwing van den boer en zijn levenshouding zijn anders, dan die van den stedeling; en zoo hoort het ook. Maar de stedeling, zich be- wust te behooren tot een andere spheer, en - ook al is hij nog zoo onont- wikkeld en onbeschaafd - veelal overtuigd veel wijzer en slimmer te zijn dan de boer, veroordeelt diens boer-zijn, kijkt domweg op hem neer, en beschouwt hem al te gemakkelijk als een afzetter. Het is noodig, dat beide spheren van ons volk er ernstig naar streven om tot beter begrip te komen, waartoe echter een betere, een waarachtig nationale regeeringspolitiek eerste voorwaarde is. -o-