Infor- matie.
Het Eeuwige Rusland HOOFDSTUK III DE RUSSISCHE STAAT

DE STAAT IN HET ALGEMEEN Het begrip "Staat" is een der vele begrippen, welke niet alleen verwarring stichten, maar bo- vendien vaak emotioneel werken, doordat de men- schen den staat identificeeren met de regeering en staat substitueeren aan regeeringsvorm, of doordat zij de begrippen staat en natie dooreen halen, of staat en vaderland, en somtijds zelfs staat en territorium. De staat is om te beginnen te begrijpen als de werkelijke orde, dus als werkelijke vrijheid, waar- tegenover de natuurlijke vrijheid staat als los- bandigheid. Aan de werkelijke vrijheid is de zelf- tucht voorondersteld. Wie zichzelf niet beheerscht, zal overheerscht moeten worden. Voor zooverre de staat de vrijheid verloochent d.w.z. voorzooverre in hem de vrijheid niet tot werkelijkheid wordt, houdt hij op staat te zijn, al blijft de uiterlijke vorm gehandhaafd. In hoeverre de vrijheid tot werkelijkheid wordt, hangt af van het zedelijkheidsgehalte der indi- 76 viduen, waarbij onder zedelijkheid te verstaan is de innerlijke vrijheid. Het behoeft geen betoog, dat het onder de menigte in Europa met deze vrijheid matig gesteld is. Het tot individualisme toegespitste subjectivisme doet den Europeaan alles zien als buiten zichzelf, ook de vrijheid en den staat. Vrijheid is voor hem een verhouding tot de buitenwereld, en de staat een aangelegenheid, welke buiten hem omgaat. Hij vat hem niet als "de werkelijkheid der concrete vrij- heid, der zedelijke idee" (Hegel). Wel heeft hij er een vermoeden van, hetgeen blijkt uit het eerbe- toon, waarmede men staatshoofden omringt, ofschoon ook dit in onzen tijd niet meer indruk- wekkend is. Het staatshoofd deelt in toenemende minachting voor den staat. Zoolang het volk den staat aanvoelt als een ver- hevenheid, heeft het behoefte aan uiterlijk ver- toon. Andersom tracht men dikwijls het aanzien van den staat te verhoogen door een overmaat van uiterlijk vertoon, zooals in de totalitairen staten gebruikelijk was. De geweldigste organisatie op dit gebied heeft Duitschland vertoond onder Hit- ler, die eigenlijk alle qualiteiten miste om te fi- gureeren als "Staat in levenden lijve", welk gemis men trachtte aan te vullen door kermisachtig ge- doe, wat dan weer in overeenstemming was met het wezen van het Führerschap. 77 Mogelijkerwijze zal menigeen zich afvragen of de staat dan zoo verschrikkelijk verheven is. Als "werkelijkheid der zedelijke idee" is hij zeer zeker verheven, maar in de spheer van het alle- daagsche, aangezien in en als staat de mensche- lijke samenleving, de alledaagsche werkelijkheid dus, tot redelijkheid komt. Hij is derhalve te be- grijpen als alledaagsche verhevenheid. Aangezien wij hier een gedachte van Hegel hebben overgenomen, willen wij even bij dezen wijsgeer stilstaan van wien nog steeds gezegd wordt, dat hij aartsreactionnair was en den staat vergoddelijkte. Hegel heeft den staat begrepen en de vrijheid; hij heeft de Fransche revolutie begroet, maar de terreur veroordeeld; hij bewonderde Napoleon en noemde hem den wereldgeest, weshalve hij zeer gewantrouwd werd door de Duitsche pa- triotten, temeer daar hij een tegenstander was van alle absolutisme, ook van het toenmalige Pruissische, en den monarch slechts beschouwde als den uitvoerder der wetten, die alleen maar "de puntjes op de i had te zetten." Wie zijn "Rechtsphilosophie" leest en bovendien begrijpt, en tevens de annotaties van Georg Lasson, komt tot een andere conclusie dan de vele Hegel- bestrijders, die hem niet vatten. Een van Hegels meest aangevallen uitspraken om- 78 trent den staat is die, waarin hij hem qualificeert als "aardsche goddelijkheid". Wat in de gebrui- kelijke critiek hierop over het hoofd wordt gezien, is het woord "aardsche". Wie Hegels dialectiek begrijpt, weet, dat hij hier- mede dus zegt, dat de staat als bijzondere, be- paalde staat een tijdelijk, vergankelijk verschijn- sel is en allesbehalve bestemd om tot in alle eeuwigheid denzelfden vorm te behouden. De ontwikkeling van den Staat is voor hem die van recht en vrijheid; men begrijpe echter wel, dat de Staat niet bestaat, noch bestaan kan. Elke staat is slechts verschijning der staatsidee, dus een bepaaldheid en beperktheid, een betrekkelijkheid tevens. Daarom is elke staat onderworpen aan het proces der wording en verwording. Voor Hegel is de wereldgeschiedenis de werke- lijkheid van den geest, die zichzelf rusteloos, maar niet onrustig, eeuwig verkeert in zichzelf. Wie zoo denkt, kan nooit reactionnair zijn. Maar men zegt het, en men is machtig. De geschiedenis van den Staat is die van de ver- werkelijking der vrijheid welke grooter wordt, naarmate de staatsidee zuiverder wordt beseft. En aangezien de staat allen omvat, is het staats- belang nooit te identificeeren met het belang van eenige groep of persoon, welke opvatting eveneens door Hegel verkondigd is. Peter en Frederik de Groote waren ook van dit 79 inzicht, vandaar dat zij zich als staatsdienaar be- schouwden, waaruit blijkt, dat zij begrepen, dat slechts hij kan heerschen, die wil dienen. De waarlijk groote monarchen hebben dan ook altijd zeer hard gewerkt en getracht de vrijheid van allen te verwerkelijken, hoe vreemd dit ook moge klinken vooral t.a.v. een heerscher als Peter den Grooten. Zoodra echter het staatshoofd den staat beschouwt als er te zijn voor zijn plezier, is hij ondeugdelijk. Hij is te beschouwen als representant van het ge- heel en niet hieruit te isoleeren, zoodat hij ook niet beschouwd mag worden als drager der sou- vereiniteit. De staat bezit haar en de staat wordt in den spits zijner organisatie alleen maar aan- schouwelijk. Het doet er niet toe of de spits één persoon is of een college, in welk laatste geval meestal toch weer één lid ervan op den voor- grond zal treden door zijn bijzondere eigen- schappen. Wie de staat en de wetten wil afschaffen is niet goed wijs, waarmede niet gezegd is dat alle wetten in orde zijn. Eerder valt te zeggen, dat de wet- geving nooit geheel in orde is, omdat zij beoogt het recht d.w.z. het voor allen geldende zedelijke minimum in bepaalde regels vast te leggen. Het algemeene echter laat zich nooit geheel vastleggen, is niet onder te brengen in een of vele bepaald- 80 heden. En omdat de wetgeving nooit volmaakt is, dient zij voortdurend verbeterd te worden. Wij zien dan ook een voortdurend wassenden stroom, maar dit beteekent een voortdurend aanzwellen van het quantum, dus quantitatieve verandering, terwijl het toch in de eerste plaats om verbe- tering der qualiteit te doen is. Deze gang van zaken heeft niets verbazingwek- kends. In de hedendaagse samenleving is de mensch als staatsburger een geheel van rechten en verplichtingen, volkomen identiek aan elken anderen staatsburger. In deze functie is hij een onpersoonlijke abstractie, die zich slechts quanti- tatief onderscheidt van zijn medeburgers. In den volksstaat, zooals onzen tijd dien kent, is van den levenden mensch geabstraheert; hij baseert zich op de quantiteit, op het getal; vandaar zijn mecha- nische karakter, dat sterker wordt naarmate het denken minder invloed krijgt, hetgeen een van- zelfsprekend uitvloeisel is van het toenemen van den invloed der menigte. Onze wetgevende lichamen kunnen moeilijk iets anders zijn dan wettenfabrieken en slechts zeer weinig doen aan verbetering der wetgeving. Een werkelijke regeerder zou eigenlijk moeten beginnen met het afschaffen van wetten om zoo- doende tot geleidelijke verbetering van de quali- teit der resteerende te komen. Maar hij zou na- tuurlijk nooit alle wetten afschaffen, omdat hij als 81 werkelijk regeerder de rechteloosheid niet aan- vaardt. De mensch is in principe redelijk wezen en daar- om zal de werkelijke staatsman nooit handelen krachtens zijn natuurlijke willekeur doch slechts het accent in de wetgeving willen verschuiven naar de qualiteit. Ieder die doordenkt, komt tot de conclusie, dat binnen alle menschelijke verhoudingen de rede- lijkheid als wetmatigheid dient te gelden, opdat de mensch vrij zij. Door Napoleon is in Europa de nationale staat tot volle ontwikkeling gekomen. Het nationale is te begrijpen als het cultureel bijzondere van een volk. In den nationalen staat is het volk geko- men tot orde, zedelijkheid, cultuur, d.w.z. tot zijn eigen specifieke cultuur. In dien staat komt het dus tot cultureele zelfonderscheiding, terwijl het zich tevens feitelijk van de andere volkeren on- derscheidt door zijn begrensde territoir. Binnen de grenzen vindt men echter niet altijd het geheele volk, niet het nationale totaal, tengevolge van de gewelddadige ontwikkeling van Europa en de overige wereld, waardoor de ordening altijd betrekkelijk willekeurig was, omdat geweld wille- keur meebrengt. Anderzijds zijn er staten, waar- binnen meer nationaliteiten worden aangetroffen, eveneens tengevolge van voornoemde ontwikke- 82 ling. Het een zoowel als het andere is een tekort- koming, welke dan weer tengevolge heeft, dat er spanningen ontstaan, doordat elke staat probeert om al het nationale binnen zijn eigen spheer te brengen. Het tszarisme Het brengen van het specifiek nationale binnen één staatsverband is in Rusland de historische taak geweest der Moskovitische Tszaren, die de bij- naam droegen van "verzamelaar der Russische landen". De stoot tot dezen gang van zaken gaf de inval der Tartaren, waartegen de Russische volkeren niet waren opgewassen, zoodat zij schatplichtig werden. Rusland was aanvankelijk in het geheel geen eenheid, maar kende verschillende centra, welke niet samenwerkten, zoodat de zuidelijke en westelijke vorstendommen geleidelijk onder de heerschappij kwamen der Hongaren, Polen en Lithauers. Deze laatsten overheerschten ook de Letten en de Pruissen, maar stonden veel lager dan de Russische Slaven. Toen de Tartaren binnendrongen, zagen de vor- sten van Moskou zeer goed in, dat verzet tegen de indringers voorloopig onmogelijk was, en daar deze de Russische staatsinstellingen en de kerk ongemoeid lieten (de kerk betaalde zelfs geen 83 schatting) stelden de vorsten zich in dienst der Gouden Horde om de schattingen te innen. Als zoodanig kregen zij den titel van Grootvorst. Ook wisten zij het telkens weer oplaaiende verzet hun- ner onderdanen te onderdrukken en zoodoende de verschrikkelijke wraak der Horde te voorkomen. Zij waren volgens Paul Miljoukow a.h.w. de in- tendanten van den Khan der Gouden Horde voor de Russische gebieden en dit feit heeft medege- werkt tot de eenwording van Rusland onder Mos- kou, dat, om de schatting te kunnen innen, een centrale administratie moest invoeren, waardoor de Moskovitische regeering de eerste was, die een volledig administratief apparaat bezat. Belangrijker echter was, dat de vorsten van Mos- kou politiek doorzicht hadden en niet oorlogs- zuchtig waren; dat Iwan Kalita (Kalita beteekent geldzak) den metropoliet wist over te halen zich in Moskou te vestigen, waardoor dit kerkelijk centrum werd; en dat naarmate zij hun gebied uitbreidden, hun meer de taak der landsverdedi- ging toeviel. Ook de overige vorsten wisten het volk telkens weer te vereenigen, wanneer het door twisten ver- deeld werd, en hebben enormen arbeid ge- praesteerd. De reeds genoemde Iwan Kalita (1328 -1341) bracht orde en rust in den Moskovitischen staat en breidde dezen v.n.l. uit door dorpen, steden en gronden te koopen inplaats van ze te 84 veroveren. Zijn zoon Simeon (1341-1353) volgde dezelfde politiek. Doordat Iwan zijn stad tot kerkelijk centrum maakte, werd zij tevens cultureel centrum, aan- gezien de kerk de voornaamste cultureele factor was. Zij gaf onderricht in lezen en schrijven, voorbeelden van naastenliefde en opofferingsge- zindheid; verhief de slaven tot grondhoorigen: ver- klaarde dat het zonde was om een slaaf slecht te behandelen; verzachtte de zeden enz. Zij eischte van de vorsten, dat zij zouden regeeren en hun tijd niet in ledigheid doorbrengen, omdat zij de staatsmacht als van goddelijke oorsprong be- schouwde. Platonov noemt haar de eerste alleen- heerscher in Rusland, en degene, die het eerst het nationale bewustzijn heeft doen ontwaken. Van belang bij dit alles was ook, dat de bojaren buiten Moskou de eenwording veelal gunstig ge- zind waren. De bojaren waren vrije mannen, grondbezitters met politieke macht, doordat zij de doema vormden, die door den vorst geraad- pleegd moest worden. Zij beperkten zijn macht dus, evenals het stadsbestuur zulks deed. Dat de bojaren buiten Moskou de eenwording gun- stig gezind waren, leidde er toe, dat zij hun vorsten overreedden om zich in dienst van den vorst van Moskou te stellen. Een dusdanige dienstverhou- ding was oorspronkelijk een geheel vrije overeen- 85 komst, die door beide partijen kon worden opge- zegd. Hetzelfde gold t.a.v. de verhouding tusschen den vorst en zijn bojaren en andere vrije dienaren. Het behoeft wel geen betoog, dat dergelijke ver- houdingen den weg openen tot willekeur en twis- ten tusschen vorst en bojaren zoowel als tusschen de bojaren onderling. Hieraan is slechts een einde te maken door wettelijke regeling en het vaststel- len van ieders functie binnen het staatsverband, waarvan echter de machtigste bojaren maar zelden wilden weten. Macht is een groote verleidster. De innerlijke eenwording werd hierdoor belem- merd, en aangezien het den Moskovitischen vorsten om eenwording te doen was, zagen zij zich ge- noodzaakt den strijd aan te binden tegen de vor- stelijke aristocratie (de deelvorsten, leden van het heerschende geslacht die oorspronkelijk souve- reine rechten bezaten) en de machtige bojaren die de centralisatie ongunstig gezind waren. De strijd ging dus niet om absolutisme of demo~ cratie, maar om centralisatie of verbrokkeling. In Rusland was aanvankelijk niet veel anders dan dit laatste. Een belangrijke factor in den strijd werd de val van Byzantium, waardoor Moskou het hoofd werd der Grieksch-orthodoxie en de keizerstitel op zijn vorsten overging en hiermede de gedachte der wereldheerschappij, die van toen af post vatte in de hoofden der Moskovitische Tszaren, om te be- 86 ginnen bij Iwan III (1462-1505), een sterk heer- scher. Hij maakte een einde aan de schatplichtig- heid aan de Tartaren, versloeg de Lithauers, liet zijn titel "heerscher aller Russen" erkennen, be- schouwde zich als "Gods vicaris op aarde" en trok daaruit de conclusie, dat zijn macht autocratisch en absoluut was. Het gevolg was, dat hij princi- pieel een einde maakte aan het vrije contact tus- schen zichzelf en de bojaren en andere vrije die- naren. De staatsdienst werd dienstplicht. Dit principe is door zijn opvolgers uitgewerkt en door Peter den Grooten voltooid. Voorloopig was het echter nog slechts een principe, en er is een lange bittere strijd noodig geweest om het tot wer- kelijkheid te maken. Kon Iwan III nog niet al te fel tegen de deelvorsten en bojaren optreden, zijn opvolger Basilius III (1505-1533) deed dit reeds zeer hardhandig, terwijl Iwan IV ze volkomen vernietigde. Het volk was de centralisatie gunstig gezind, daar het zeer veel te lijden had van de willekeur der bojaren, en voelde den Tszar aan als dengene, die orde, rust en veiligheid bracht. Intuïtief besefte het de noodzaak van een gecentraliseerd bewind, van een staat. Het prees dan ook Iwan IV, den Verschrikkelijken, noemde hem tijdens zijn ter- reur een man van wonderbare wijsheid, en prees hem uitbundig in zijn liederen. De ontwikkeling van Rusland voerde vanzelf tot het absolutisme. 87 De XVde eeuw kenmerkte zich door een ontzag- wekkende stijging van het machtsbewustzijn der Tszaren van Moskou, gepaard met een tegenactie der bojaren. In de XVIde eeuw wordt het absolu- tisme werkelijkheid; onder Iwan IV geraakt het geheele volk in dienst van den Tszar. Om steun te vinden tegen de deelvorsten en de groote bojaren maakte Iwan de boeren grond- hoorig om de grondbezitters in staat te stellen hun zeer zware verplichtingen tegenover den staat na te komen en tevens hun aanhankelijkheid te ver- grooten aan den Tszar, die de deelvorsten en groote bojaren bij het minste verzet genadeloos vernietigde. Hij had de bojaren van Moskou leeren kennen als roofzuchtig en onrechtvaardig; herhaaldelijk ver- oorzaakte hun wanbeheer opstand. Na den brand van Moskou in 1547 brak een op- stand uit tegen de Glinsky, waarna Iwan de reeds vermelde boetedoening verrichtte op het Roode Plein; hij was toen zeventien jaar oud. Tijdens een ernstige ziekte bemerkte hij echter, dat zijn intieme raadslieden en de aristocraten met plan- nen rondliepen om na zijn dood, die elk oogenblik verwacht werd, de macht van den Tszar in te per- ken. En aangezien men hem in deze kringen ook zijn huwelijk met een "slavin" (Anastasia Roma- novna) verweet, keerde hij zich van zijn intieme raadslieden af en werd den aristocraten nog vijan- 88 diger gezind. Tot terreur ging hij echter pas over na den dood van zijn vrouw. Ofschoon zijn sadisme, vrucht van nerveuzen aan- leg, kinderangst en kinderleed, onomstootelijk vaststaat, staat evenzeer vast, dat hij de terreur uitoefende met een politiek doel, hetgeen onder meer blijkt uit zijn correspondentie met den voor hem gevluchten vorst Andreas Kurbsky, die tot zijn intieme raadslieden behoord had. Deze cor- respondentie heeft vijftien jaar geduurd en is ken- merkend voor Iwan. Het volk achtte hij niet aansprakelijk; alleen de bojaren, tegen wie zich zijn toorn richtte. De ter- teur werd uitgeoefend door middel van de oprit- chnina; haar taak was het uitroeien der verraders tot welk doel zij een schier onbeperkte macht be- zat. Naarmate Iwan meer versomberde en de angst in hem woeddde (hij heeft er zelfs over gedacht om naar Engeland te vluchten) en naarmate de oprit- chniki meer verraders ontdekten, breidde de spheer der terreur zich uit. In 1570 liet hij Groot- Nowgorod verwoesten en goeddeels uitmoorden. Iwans terreur vertoont overeenkomst met die van Lenin en Stalin, wier G.P.Oe ook allerwege ver- raders ontdekte en uitroeide. Weliswaar lieten zij geen steden verwoesten, maar wel heeft Stalin tus- schen 1929 en 1934 geheele dorpen verbannen naar de Poolstreek, waarbij tienduizenden zijn omge- 89 komen. Ook hun terreur had een politieke strek- king, maar de angst, welke Iwan teisterde, ont- breekt. Wanneer wij Iwans wijze van optreden beoordee- len, moeten wij in het oog houden, dat het ver- woesten van een stad door den landheer in dien tijd niet zoo bijzonder was, als men wil doen voor- komen. De strijd tusschen stad en adel in Europa was zeer bloedig, en de Heer der Nederlanden, Philips van Spanje, heeft vele Nederlandsche ste- den doen verwoesten en uitmoorden. Wanneer wij daarbij denken aan de grenzelooze wreedheid in den dertigjarigen oorlog, dan zal men moeten toegeven dat Iwans barbaarschheid, althans wat den vorm betreft, geheel in het tijds- beeld past. Overigens dient te worden geconstateerd, dat Iwan den staat consolideerde, de rechtspraak or- dende en het landsbestuur democratiseerde o.a. doordat hij de mir eerst het recht gaf en in 1551 de plicht oplegde om de staatsambtenaren voor lokale administratie en rechtspraak te vervangen door gekozen starosten en gezworenen, voor wie de mir aansprakelijk was, terwijl de gekozenen tevens persoonlijk aansprakelijk waren. De adel was verplicht troepen te leveren voor eigen rekening, en tevens alle ambten te vervullen, behalve in de mir, waar deze plicht op de kooplie- den en handwerkslieden rustte. Rijk geworden 90 kooplieden en ambachtslieden moesten zich in Moskou vestigen en daar financieele ambten aan- vaarden voor welker nauwgezette uitvoering zij persoonlijk verantwoordelijk waren. Men betaalde belasting naar evenredigheid van zijn bezit. De eigendom der domeinen werd nauwkeurig gereg- lementeerd en geadministreerd, zoodat zij niet aan den staatsdienst konden worden onttrokken. Bij overlijden vererfde het domein aan hem, die de dienst onmiddellijk kon overnemen. Wat de buitenlandsche politiek betreft, vermelden wij, dat Iwan de Tartaren vernietigde, behalve de Krimhorde. Er waren drie Horden: De Gouden Horde, de Kazanhorde en die van de Krim. Volgens de gangbare meening spaarde Iwan de Krimhorde, omdat hij in conflict was met zijn in- tiemste raadgevers, die er sterk op aandrongen, dat hij ook in de Krim zou doordringen, maar waarschijnlijk zag hij bovendien in, dat de ver- overing van de Krim voorloopig nog slechts weinig belang had voor Rusland en dat expansie in andere richting veel dringender was. Daarom richtte hij zich naar het Westen, aangezien het bezit der Oostzeekusten noodzakelijk was voor de recht- streeksche verbinding met de Westersche cultuur- staten. Ook in dit opzicht is hij de voorlooper van Peter den Grooten, die het door Iwan begonnen werk zou voltooien. 91 Tenslotte valt nog te vermelden, dat onder zijn regeering de verovering van Siberië begonnen is door de vernietiging der Siberische Tartaren. Onder hem is de verhouding tusschen de nomaden der steppen en de landbouwende Russen definitief omgekeerd. Waren de eersten aanvankelijk de machtigen, sinds Iwan zijn de Russen degenen, die de moordende en plunderende steppenbarbaren overheerschen. Op economisch gebied valt te vermelden, dat hij diplomatieke en handelsbetrekkingen aanknoopte met Engeland en later ook met Holland. Hoe sterk de door hem geschapen staatsordening was, bleek gedurende de periode der troebelen na zijn dood, waarin het staatsbestel stand hield en Moskou zijn centraliseerende aantrekkings- kracht niet verloor, terwijl het den vorstelijken aristocraten en grooten bojaren niet gelukte hun verloren macht te herwinnen. Integendeel verloor de hooge adel zelfs het laatste restje invloed, dat hij nog bezat. Anderzijds moet worden vastgesteld, dat Iwans stelsel de grondslag is geworden voor de lijfeigen- schap der boeren, wat hij echter allerminst be- oogde. De grondgedachte van zijn systeem was, dat het geheele volk levenslang in staatsdienst stond. In principe was deze gedachte reeds opgekomen 92 onder Iwan III die haar ook een begin van uitvoe- ring gaf. Iwan IV heeft haar volledig uitgewerkt en gerealiseerd; sinds hem was ieder "hoorig" aan den staat, hetzij direct (adel, kooplieden, ambachtslieden) hetzij indirect (grondhoorigen, boeren). De grondhoorigheid was een middel tegen de trek- lust der boeren, welke zoowel uit psychische als uit economische oorzaken voortvloeide, tot welke laatste o.a. de schuldhoorigheid behoorde: door weg te gaan onttrok de schuldhoorige boer zich aan zijn verplichtingen. De grondhoorigheid nu beoogde te voorkomen, dat de grondeigenaar zon- der werkkrachten zou geraken en daardoor niet in staat zou zijn om zijn plichten jegens den staat te vervullen. Zij beoogde niet de grondeigenaars te bevoordeelen, maar werd alleen ingesteld ten be- hoeve van den staat. Vandaar de op het eerste ge- zicht zonderling schijnende toestand, dat een grondhoorige boer, die met den grond verkocht kon worden, zelf slaven kon houden, zelfstandig in rechten als eischer kon optreden, overeenkom- sten kon sluiten met de schatkkist enz. Wanneer echter later de opvolgers van Peter den Grooten den adel gaan privilegeeren en vrijstellen van de staatsdienstplicht, vervalt de staatkundige grond voor de grondhoorigheid, waardoor deze geheel van karakter verandert. Men handelt verkeert door Iwan en Peter zedelijke 93 maatstaven aan te leggen van onzen tijd, welke berusten op ons verworven inzicht. In het alge- meen moet men omzichtig zijn met het toepassen der ethiek op het gebied der politiek, maar boven~ dien oordeelen zij, die het verleden in een heden- daagsch licht beschouwen, onhistorisch en geven blijk de ontwikkeling van den menschelijken geest niet te begrijpen. Maar laten de menschen van onzen tijd bovendien niet al te prat gaan op hun "moderne inzichten" en zich niet verbeelden, dat hun stelsel zoo oneindig veel beter is en zoo volkomen anders dan datgene, wat was. In het heden doet het verleden altijd mede als moment. In dit opzicht heeft Litwinof een groote waarheid verkondigd, toen hij zei, dat de Sovjet-regeering de buitenlandsche politiek der Moskovitische tszaren voortzette, aan welke uitspraak wij willen toe- voegen, dat dit evenzeer geldt voor wat de binnen- landsche politiek betreft. Er is in Rusland minder veranderd, althans in principe, dan oogenschijnlijk lijkt. En wanneer Paul Miljoukov, verbitterd tegenstander der bolsjewisten, zegt: "Lenin bouw- de luchtkasteelen t.a.v. andere landen, maar in Rusland bouwde hij op den soliden grond der goede oude autocratische traditie", dan staat hij in zeker opzicht naast Litwinof. Laten wij daarbij niet vergeten, dat Lenin het "ver- zamelen der Russische landen om een middelpunt" herhaald heeft, en dat dit middelpunt weer Moskou 94 is. Het Russische rijk lag uiteen, wederom ver- brokkeld en in handen van allerlei machten, bin- nen- en buitenlandsche. Lenin heeft de eenheid~ hersteld, de rol der Moskovitische tszaren weer vervuld en het werk van Peter den Grooten voort- gezet. De geschiedenis van een volk vertoont maar wei- nig groote heerschers en in het algemeen weinig groote mannen. Tusschen de enkele grooten vin- den wij de middelmatigen, de goedbedoelenden en de nullen. Een dusdanige nul was Nicolaas II, van wien niemand iets beter weet te vertellen, dan dat hij een goed huisvader was welke eigenschap hij met elken schoenlapper gemeen kan hebben en die dus voor een heerscher niet erg belangrijk is. Hij wilde den autocraat spelen, maar miste het meest elementaire inzicht in het regeeren, waar- van hij trouwens niet hield; hij bracht zijn tijd lie- ver zoek in den familiekring. Het is dan ook over- dreven, dat men zooveel gerucht maakt over den moord op hem en zijn familie; al te lichtvaardig wordt hierbij over het hoofd gezien hoe mateloos veel leed hij over zijn volk bracht. Toegegeven, dat hij het niet besefte, te goeder trouw was, te weinig intelligent om in te zien, dat zijn politiek naar de catastrophe leidde; maar hij wist, dat hij handelde in strijd met de wenschen van zijn volk; hij wilde alleenheerscher zijn en dus alleen alle verantwoor- 95 delijkheid dragen. Welnu, hij heeft zijn zin gekre- gen en is tenslotte verantwoordelijk gesteld. Wij praten den moord op Nicolaas II niet goed, maar wijzen slechts op de onvermijdelijkheid van het drama, dat zich aan de keizerlijke familie heeft voltrokken. Drie en twintig jaar lang heeft hij het volk onder- drukt en dus haat gekweekt, nadat zijn vader en grootvader hetzelfde gedaan hadden, want ook de tweede helft van de regeering van den tszar- bevrijder Alexander II was reactionnair en tyran- niek. Toen deze haat zich ten langen leste baan- brak, viel hij als slachtoffer van zijn eigen zonde en die zijner voorvaderen. Triest was zijn einde, evenals dat van Lodewijk XVI, maar het was on- ontkoombaar. Noch Iwan de Verschrikkelijke, noch Peter de Groote is vermoord, ofschoon zij niet terugdeinsden voor terreur, maar zij bouw- den den staat op, en dit besefte het volk. Drie groote heerschers, die tevens terroristisch regeerden, heeft Rusland gekend: Iwan, Peter en Lenin en bij alle drie zat dezelfde gedachte voor: centralisatie en ontwikkeling onder invloed van het Westen. Wat dit laatste betreft, verdient het opmerking, dat sinds Iwan IV de Tszaren tot en met Peter wel contact met het Westen onderhouden hebben, maar dat eerst Peter de feitelijke doorbraak bewerk- 96 stelligd heeft. In de XVIIe eeuw liet de invloed van het Westen zich op alle cultuurgebieden gelden, maar wat men overnam, was in Europa reeds ver- ouderd, terwijl bovendien alleen de hoogere stan- den vatbaar bleken voor de Europeesche cultuur. Peter heeft den gang van zaken geforceerd; met geweld voerde hij door, wat het volk niet wilde accepteeren. Zijn hervormingen waren gericht op europeaniseering van Rusland met het doel het op voet van gelijkheid te brengen ondanks de ge- weldige achterstand. Hij heeft dezen niet over- brugd; zijn hervormingen slaan als een uitzonder- lijk en onwezenlijk geheel in het Rusland van dien tijd. Het behoeft ons dus niet te verbazen, dat na zijn dood veel van wat hij gebouwd had, afbrok- kelde, omdat zijn tijdgenooten hem niet begrepen. Het volk stond zeer vijandig tegenover zijn poli- tiek, waarvan allerlei voorschriften voor het volks- besef godlasterlijk waren, zooals bijv. dat betref- fende het baardscheren. De baard was, als behoo- rende tot Gods beeld volgens hetwelk de mensch geschapen was, heilig, weshalve de kerk het af- scheren verbood. Zoo sterk was het verzet, dat de regeering vrijstelling moest geven tegen betaling van een jaarlijksche belasting, waarvoor men een soort penning als betalingsbewijs kreeg, welke zichtbaar gedragen moest worden en welke het inschrift droeg, dat de baard een nutteloos aan- hangsel was. 97 Het volk was ontzet, toen Peter na de nederlaag bij Narva kerkklokken liet smelten om er kanon- nen van te maken. Vele oud-geloovigen beschouw- den hem als den Antichrist. Ook het feit, dat hij het tabaksrooken gelastte, werd hem heftig verweten, want tabak was een duivelskruid en rooken zonde. Soortgelijke ver- wijten troffen zijn maatregelen betreffende het veranderen van de kalender, het vereenvoudigen van de kleeding enz. Peter was te Europeesch, zoowel voor zijn tijd als voor het eeuwige Rusland. Hij had alleen maar belangstelling voor practische wetenschap. Hij was mateloos leergierig en energiek. Dezelfde mateloosheid als in zijn werklust toonde hij overi- gens ook bij zijn feesten, welke dikwijls ware zwelgpartijen waren, die eenige etmalen duurden. Hij is te beschouwen als een orkaan, die over Rusland gevaren is, en het land zoo hevig acti- veerde, dat het allerwege protesteerde, wat niet verhinderde dat het zich onderwierp. Het Russi- sche volk heeft het noodig bij tijd en wijle gedwon- gen te worden om zich om het materieele te be- kommeren. Voor den Russischen mensch in het algemeen geldt in de eerste plaats, dat hij bij brood alleen niet leven kan; daarom moet hij er van tijd tot tijd aan herinnerd worden, dat hij zonder brood ook niet leven kan. Heel het volk, vooral het lagere, rebelleerde tegen 98 Peter en ook de aristocratie verzette zich onder leiding van den Tszarevitsch Alexis, die door zijn vader is omgebracht, omdat hij vreesde, dat zijn reactioinaire zoon, zijn werk teniet zou doen. Zoo- wel het lagere volk als de aristocratie kon den tszar niet begrijpen, omdat hij al te onrussisch was en in economisch en politiek opzicht zijn tijd ver vooruit; maar bij de aristocratie speelde bovendien het eigenbelang een groote rol; zij toch leed schade door Peters politiek. Hij echter bleek sterker te zijn dan alle reactie, en Paul Miljoukov heeft gelijk, als hij zegt dat "de reactie den wagen niet meer uit het spoor kon krijgen, hetwelk Peter zoo krachtig en diep getrok- ken had in de maagdelijke bodem van zijn land". Wij hebben gezegd, dat Lenin de voortzetter is van Peters politiek, want ook Peter streed tegen de kerk, de duistere mystiek en het vele bijgeloof, en spande zich in om door onderwijs den blik van zijn volk te verruimen. Zijn strijd tegen de kerk voerde hij niet slechts met politieke middelen, maar ook door middel van blasphemie; hij trachtte het land te industrialiseeren; ontwierp een ka- nalenplan, schoeide de administratie op geheel andere leest, organiseerde het onderwijs, lager, middelbaar en hooger waarbij het hem in de eer- ste plaats ging om practisch wetenschappelijk on- derricht; van hem is de eerste Russische courant; 99 hij trachtte het sociaal en nationaal belang te com- bineeren met dat van den staat, waartoe hij het staatskapitalisme van tszar Alexis (1645-1676) handhaafde maar tegelijkertijd het doel verruim- de, dat oorspronkelijk alleen het staatsbelang was; hij eischte, dat ieder zou arbeiden voor het alge- meen belang en democratiseerde tegelijkertijd den staatsdienst in dier voege, dat ook de edellieden als gewoon soldaat moesten dienen, zij het dan in de garde; dat alle ambten voor iedereen open- stonden, mits men de bekwaamheid ervoor bezat; dat elke soldaat, ook al was hij lijfeigene of hoo- rige, erfelijk edelman werd, wanneer hij den rang van hoofdofficier bereikt had. Wat voor Peter de adel was, was voor Lenin het proletariaat. Een merkwaardig punt van overeenstemming tus- schen hem en Lenin is ook beider opportunisme, in de practijk gepaard met het hardnekkig vast- houden aan het gestelde doel. Peters groote principieele fout was zijn boeren- politiek. Om den toestand van den adel te conso- lideeren had hij niet alleen den staatsdienst gede- mocratiseerd, maar tevens den staat zich geheel doen terugtrekken uit de verhouding tusschen grondeigenaars en boeren, waardoor de grond- hoorigheid in lijfeigenschap overging, wat aller~ minst zijn bedoeling was. Toen hij dit constateerde, 100 was hij uitermate ontsteld, maar het was te laat om terug te keren; zijn leven liep ten einde. Ook Lenin heeft het boerenvraagstuk niet kunnen oplossen. Niet alleen in het binnenland stuitte Peter aller- wege op tegenkanting, ook het buitenland was hem vijandig gezind, vooral Holland en Engeland, die onafgebroken intrigeerden om Rusland te isoleeren en het weg te houden van de kusten der Oostzee. De angst van het buitenland voor den geweldige nam enorme afmetingen aan, toen hij Karel XII van Zweden, die voor onoverwinnelijk gehouden werd, verslagen had. Een analogie tusschen de internationale verhou- dingen van toen en nu dringt zich vanzelf op, en men doet er goed aan hieraan te denken, wanneer men de houding der Sovjetregeering beoordeelt. Ook sinds Lenin aan den macht kwam, is Rusland de vijandschap van vrijwel het geheele buitenland allerminst bespaard gebleven. Het is begrijpelijk, dat na Peter, den "eersten Rus- sischen revolutionair", die een zoo geweldigen sprong maakte in den tijd, een reactie komen moest. Groote heerschers zijn er na hem niet meer geweest in de periode, waarin het keizerrijk stand hield, want ook Katharina de Groote, ofschoon een zeer energieke vorstin, is niet te vergelijken met Peter. 101 Na zijn dood begint de vrouwenheerschappij, welke circa 70 jaar duurde en in den grond der zaak een regeering was van gunstelingen en van de adellijke garde. De keizerinnen steunden op den adel, dien zij derhalve moesten ontzien en aan wiens wenschen zij meer en meer tegemoet moesten komen. De adel ontwikkelde zich tot een gesloten kaste, waartoe moeilijk toegang te krijgen was. Peters oekaze, waarin bepaald werd, dat elke lijf- eigene, die in militairen dienst trad, vrij was, werd reeds onder Anna Iwanovna herroepen. Feitelijk kreeg de adel onbeperkte macht over de boeren, zelfs over de vrije, doordat elke boer, die op de lijst van boeren van een edelman voorkwam, ge- acht werd eigendom van dien edelman te zijn. En deze lijsten werden door den adel zelf opgesteld. Bovendien schonken de keizerinnen aan haar gun- stelingen enorme grondbezittingen, waardoor de vrije boeren lijfeigenen werden. Deze vrije boeren waren nl. boeren, die het staatsdomein als pachters bewerkten. Reeds Peter, die voor staatsdienst de belooning in grond in principe vervangen had door betaling in geld, was met deze schenkingen begonnen. Zoo bezat zijn gunsteling Mensjikov tenslotte meer dan honderdduizend zielen en verschillende ste- den. Maar terwijl bij Peter de gedachte voorzat, dat ieder op eenigerlei wijze verplicht was den staat te dienen met geheel zijn kracht en gedu- 102 rende zijn geheele leven, zooals Iwan IV reeds had geleerd, werd dit bij Peters opvolgers geheel anders, doordat de adel en daarmede het eigen- belang eener groep leidinggevend werd. Op den duur wist de adel zich geheel van de staatsdienst- plicht te bevrijden. Na Peter heeft nog slechts een keizer zich tegen den adel verzet, nl. Paul I (1796-1801), die maar één doel had: het werk van zijn moeder, Katha- rina II, te vernietigen. Hij haatte haar, omdat zij hem grenzeloos verwaarloosd en vernederd had. Hij verminderde de adelsprivileges, omdat hij deze onvereenigbaar achtte met de autocratie. Zijn ver- achting voor den erfelijken adel drukte hij o.m. uit in de woorden: "edelman is hij, tot wien ik spreek, en hij blijft het slechts, zoolang ik het woord tot hem richt". Maar zijn politiek was geen gevolg van rustig overleg, doch werd alleen bepaald door haat en angst. Het behoeft ons dan ook niet te verwon- deren, dat hij niet de minste aandacht besteedde aan het boerenvraagstuk, maar integendeel talrijke boeren tot lijfeigenen maakte. Heel de politiek van dezen keizer toont zijn waanzin; een staatsgreep was dan ook onvermijdelijk en niet alleen in het belang van den adel. Zijn zoon en troonopvolger Alexander I ging stil- zwijgend met den moord op zijn vader accoord; naar door sommige historici beweerd wordt heeft 103 hij zelf de datum van de staatsgreep bepaald. Zijn gedrag in deze aangelegenheid doet denken aan dat van Iwan Karamasof. Wel toonde hij groot verdriet, toen zijn vaders dood hem gemeld werd, en het is niet onmogelijk, dat hierbij gewetens- wroeging een rol speelde, ondanks het feit dat hij overtuigd was van de noodzakelijkheid, dat Paul uit den weg werd geruimd, maar hij was ook een groot tooneelspeler, en dus is het moeilijk om zijn gedrag in deze aangelegenheid zuiver te beoor- deelen. Het gebeurde met Paul toont ons, dat de adel in staat was den regeerenden vorst op zijde te schui- ven, en zelfs Katharina II, die bij den adel hoog in aanzien stond, was zich hiervan bewust. Ook zij deed alles om den adel terwille te zijn en durfde het lot der boeren niet verbeteren, ofschoon zij zulks van plan is geweest. Uit vleierij, meer dan uit verdienste heeft men haar den titel "de Groote" toegekend. Zij was geen scheppende geest. Paul Miljoukov zegt van haar, dat zij niet groot was, omdat zij nooit de crisis der desillusie gekend heeft, anders dus dan Peter, die momenten van vertwijfeling kende, waarin hij alle geloof in zich- zelf verloor. Katharina was een "egoistische opti- miste", die overtuigd was, dat alles in haar rijk uitstekend ging. Terwijl Peter met een buitenge- woon verstand begaafd was en genialen aanleg 104 bezat, waarbij zijn weetgierigheid grenzeloos was, moet van Katharina gezegd worden, dat zij een niet onverdienstelijke dillettante was op intellec- tueel gebied, die graag correspondeerde en con- fereerde met Fransche Encyclopaedisten, hun wer- ken bestudeerde en hun denkbeelden prees, maar niets van dat alles durfde door te zetten, omdat zij den moed niet bezat den adel te trotseeren. Zelfs Platonov, die over het algemeen hoog van haar opgeeft, beschuldigt haar van lafheid. Toch moeten wij haar ook niet al te hard beoor- deelen. Zij was geen sterke persoonlijkheid en had rekening te houden met de Russische toestanden, zooals zij die vond. Zij bedoelde het goed, maar had den moed niet om haar bedoelingen in daden om te zetten. "Niets anders dan begin, zonder vol- tooiing" zegt zij van haar regeering als zij oud ge- worden is. Zij kon niet, zooals Peter, dwars door alle verzet heenloopen, niet staatsambtenaren met de knoet afranselen, wanneer zij corrupt bleken. En tenslotte had zij teveel op met zichzelf, te wei- nig met Rusland, welks taal zij zelfs nooit behoor- lijk heeft kunnen lezen en schrijven, terwijl voor Peter Rusland alles beteekende. Na Katharina begint het ineenstortingsproces van den Russischen staat: meer en meer wordt de re- geering reactionnair, omdat de keizers de auto- cratie willen handhaven. Vandaar hun angst om 105 de boeren vrij te maken, aangezien ze voorvoelen, dat dit het einde van het absolutisme beteekenen zou. Toch zagen zij de noodzaak ervan wel in, zelfs de aartsreactionnaire Nicolaas I (1825-1855), maar ook hij durfde niet, uit angst, dat zij politie- ken invloed zouden verlangen, en de de adel in verzet zou komen, ofschoon deze in 1836 nog niet één procent der bevolking uitmaakte, hetgeen dus beteekent, dat nog niet één procent der bevolking alle burgerrechten bezat en daardoor in staat was te verhinderen, dat de resteerende 99% de burger- rechten verwierf. Dat de keizers de bevrijding der boeren terecht vreesden voor de autocratie, bewijst het feit, dat onder den tszar-bevrijder Alexander II (1855- 1881) de revolutionnaire beweging begonnen is en zich sindsdien systematisch ontwikkeld heeft tot de revolutie van 1917. De oplossing, welke Alexander bracht, was half- slachtig en al te zeer erop gericht om de belangen van den adel te ontzien. De keizer was echter ook genoodzaakt de provinciale administratie grondig te hervormen en provinciale landdagen (de zemtsvoi) op te richten, die, ofschoon in sterke mate afhankelijk van den adel, een enorme betee- kenis kregen voor de verdere ontwikkeling. In de zemstvoi liet zich nl. gelden, dat de adel reeds voor Alexander II van den troon vervreemd was door den Decabristen-opstand van 1821. Het leger had 106 door de Napoleontische oorlogen contact gekregen met Europa, waardoor onder de adellijke officieren een oppositie tegen het absolutisme was ontstaan. Er waren drie stroomingen, nl. een die de consti- lutioneele monarchie wilde, een andere, die repu- blikeinsch was, en een zeer zwakke, die de oplossing zocht in het vermoorden van den keizer, die steeds reactionnairder werd. Alexander I, die de menschen wantrouwde en ver- achtte ("ik geloof in niemand"), was van de oppo- sitie op de hoogte en wist zelfs, dat er een samen- zweering tegen hem op touw gezet werd, maar hij ondernam er niets tegen: het leven verveelde hem. Het is niet onmogelijk, dat de legende waar is, dat de in 1864 in Siberië gestorven zeer vrome pelgrim Fedor Kouzmitch de vroegere Tszar Alexander ge- weest is; toen zijn graf op bevel der bolsjewisten geopend werd, bleek het ledig te zijn. De Decabristenopstand, ondernomen vlak na den dood van Alexander, stond onder leiding van vorst Trubetskoj, die hem echter zoo gebrekkig voorbereidde, dat hij op een volkomen mislukking uitliep. Ondanks doodvonnischen en verbanningen bleef de oppositie in adellijke kringen voortduren, daar zij ontstaan was door het opkomen van een adellijke intelligentsia, die zich eerst in het geheim liet gelden, later openlijk in de zemstoi, en op den duur werd versterkt met burgerlijke intellec- tueelen, toen door de hervormingen van Alexan- 107 der II een talrijke democratisch gezinde klasse ontstond uit de vrije beroepen. Het onderscheid tusschen de oude adellijke intelligentsia en de nieuwe burgerlijke is door Tourgenjev behandeld in zijn roman "Vaders en Zonen". Niet voor niets verafschuwde Nicolaas II de intel- ligentsia, zoowel de adellijke als de burgerlijke. Tevergeefs trachtte hij haar invloed uit de doema te weren en mobiliseerde daartoe voor de vierde doema zelfs de kerk, die met den troon een ver- bond gesloten had onder Alexander III en door de regeering tot politiek instrument was gemaakt. De vervreemding tusschen troon en adel leidde tot de bureaucratie en tot volslagen vereenzaming van den keizer temidden van zijn volk, tot verstar- ring en dus vermolming van den staat. De keizer steunde op de kleine aarts-reactionnaire hofkliek. Hoe zeer de keizer vervreemd was van het volk, blijkt uit de woorden, die Nicolaas sprak, toen men hem overreed had afstand te doen: "Zou ik mij 22 jaar vergist hebben?" Hierbij weende hij. In deze woorden ligt de tragiek van den laatsten keizer der Russen: zijn keizerschap was een ver- gissing. Hij begreep niet, wantrouwde iedereen, ook den adel, dien hij er niet ten onrechte van ver- dacht soortgelijke ideeën te koesteren als de in- tellectueelen. Hij was alleen een rem geweest, die alle ontwikkeling tegenhield, een domper, waar- 108 onder de staat versmoorde en de revolutie rijpte. Zoodoende heeft hij het werk van zijn onmiddel- lijke voorgangers voltooid: de afbraak van den ouden Russischen staat. Als dan ook na zijn abdi- catie een tweede periode der troebelen aanvangt, houdt deze staat geen stand in tegenstelling met de eerste na den dood van Iwan den Verschrik- kelijken. De tszaren die na Peter gekomen zijn, waren wel zijn opvolgers, maar niet zijn navolgers, want zij voelden zich niet in de eerste plaats staatsdiena- ren. Bovendien waren zij er allen op uit de gees- telijke ontwikkeling te belemmeren, al zagen zij in, dat dit onjuist was, zooals b.v. Katharina II; en ook inzooverre ontkenden zij Peters werk prin- cipieel. Dit was des te bedenkelijker, omdat hij dit werk niet had kunnen voltooien en daaren- boven geen hem waardigen opvolger had kunnen kweeken. Zijn werk bleef door dit alles teveel dat van één man, die dan bovendien nog in hooge mate on- russisch was en dus eenzijdig. En aangezien na hem niemand kwam om het te voltooien en te Russificeeren, moest het wel worden afgebroken, voorzooverre het onvoltooid was gelaten, wat hierop neerkwam, dat de regeering teruggreep naar het verleden. Peters vrijheidsgedachte: staatsdienst maakt vrij, 109 werd door zijn opvolgers averechts toegepast, doordat zij den adel bevrijden van den staatsdienst en het volk er buiten weerden, hetgeen hierop neerkomt, dat het volk buiten den staat gehouden werd en dus rechteloos was. Het volk echter wil niet onvrij zijn, niet rechteloos, want de mensch is zedelijk wezen en wil dus in zedelijke verhou- dingen leven d.w.z. staatsburger zijn. Dit hadden alle tszaren tot en met Peter begrepen, maar na hem raakte dit inzicht op den troon zoek. Wij hebben Peters vrijheidsgedachte geformuleerd door het adagium: "Staatsdienst maakt vrij", waar- tegenover wij willen verwijzen naar het Middel- eeuwsche Europeesche adagium: "Stadslucht maakt vrij". Wie jaar en dag in de stad gewoond had, was eigenaar van hor en erf en niet meer hoorig. Het verschil tusschen beide adagia is ken- merkend voor dat tusschen Rusland en Europa. Bij den staat ligt het accent op het zedelijke, aan- gezien de staat de werkelijkheid is der zedelijke idee. Bij de Middeleeuwsche stad echter ligt het op het zakelijke. Het beginsel der Europeesche samenleving is dat der zakelijkheid. Natuurlijk wilde de Middeleeuwer vrijheid, maar zijn vrij- heid groeit uit de zakelijke spheer. Zij die zeggen, dat, zooals de stad is opgegaan in het grootere verband van den staat, ook de staten moeten opgaan in een grooter verband, zien het 110 verschil tusschen stad en staat over het hoofd. Het zedelijke gaat het zakelijke te boven en te buiten, en dus is het vanzelfsprekend, dat de stad opgaat in den staat, aangezien dit een kwestie is van ont- wikkeling van het nationale bewustzijn, dus van de cultuur der volkeren. Wil de nationale staat opgaan in een internatio- nale eenheid, dan moet het internationale bewust- zijn groeien, d.w.z. een internationale cultuur ont- staan, maar dan nog blijft er wezenlijk verschil. Want wel is de stadsburger als zoodanig de min- dere van zichzelf als staatsburger, maar in deze laatste qualiteit is hij de gelijke van den burger van een vreemden staat, evenals de burgers van een-zelfde staat elkaars gelijken zijn. Toen Europa in zijn geheel christelijk was, was er een algemeene Europeesche cultuur, welke zich differentieerde en ontwikkelde in en als de na- tionale culturen, die dus bij alle verschil in den grond der zaak identiek zijn. Wanneer wij dus thans zoeken naar een internationale eenheid, zoe- ken wij naar wat eigenlijk reeds aanwezig is en in elke nationale cultuur voorhanden. De menigte echter ziet dit niet in en komt op zijn best tot na- tionaal bewustzijn. Vandaar dat de staat, wanneer hij bedreigd wordt, haar terugwerpt op haar va- derlanderschap, want de vaderlander vecht tegen het vreemde. Het vaderland is n.l. een instinctief begrip; het is "het nest", in verband waarmede men 111 gaarne spreekt over de wieg: "o dierbaar plekje grond, waar eens mijn wiegje stond". Alles daar- buiten is het vreemde, het beangstigende en daar- om al te veelvuldig het vijandige. De staatsvorming was gemakkelijker dan de vor- ming van den Volkenbond en ook van de Veree- nigde Staten van Europa, omdat de staat onmid- dellijk beseft wordt als het meerdere, het allen verbindende, de internationale eenheid echter niet. Doordat Peters opvolgers zijn principe verzaak- ten, belemmerden zij de vrijwording van het volk en bereidden de revolutie voor. De mensch wil vrij zijn, d.w.z. zichzelf als zedelijk wezen ver- werkelijken. Wie hem tegenhoudt, dringt hem terug in de spheer van het natuurlijke, dus in die van het geweld, wat zich bij elke revolutie laat gelden; de kortzichtige heerschers zijn de bewer- kers der revolutionnaire gewelddadigheid. Het revolteerende volk reageert door geweldpleging de opgedwongen onzedelijkheid af. Hiermede wordt geen enkel revolutionnair bloedbad goed- gepraat; wij verklaren slechts. Wij begrijpen, dat in een revolutie de opgehoopte haat tot uitdruk- king komt, weshalve wij ook begrijpen, dat het geen zin heeft te jammeren, dat de revolution- nairen zulke slechte menschen zijn, welke zooge- naamde slechtheid door reactionnairen gaarne wordt aangevoerd als zedelijk argument tegen de 112 revolutie. Elke revolutie is zedelijk, wanneer en voorzooverre zij de vrijheid brengt. De nazistische revolutie was dan ook onzedelijk, want zij beoogde niet de vrijheid te veroveren, maar slechts de tyrannie te vestigen. De Russische revolutie echter is in principe in orde, omdat zij den vermolmden tszaristischen staat opruimde en haar eigen staat bouwde. Met het voorgaande zij voorloopig niet meer ge- zegd, dan dat de Russische revolutie in principe gerechtigd is, omdat zij de vrijheid der burgers beoogt. In hoeverre haar dit gelukt is, dus in hoe- verre zij haar principe op juiste wijze heeft uit- gewerk, is een kwestie, welke wij later zullen bespreken. Het Leninisme Om te beginnen willen wij er aan herinneren, dat de Russische revolutie o.m. een hernieuwde poging was om Rusland te vereuropeaniseeren. Reeds vóór Peter hadden de tszaren naar hervor- ming in Europeeschen geest gestreefd, maar alleen de hoogere standen waren bereid hen hierbij te volgen, het volk verzette zich. Vreemdelingen werden geschuwd en veelal gehaat, want men be- schouwde het Russische als superieur. Deze volks- opvatting maakte het de kerk mogelijk zich te ver- zetten tegen elke verniewing uit het buitenland, 113 en ofschoon eenerzijds hieruit resulteerde, dat de godsdienst een specifiek Russisch karakter kreeg, leidde het anderzijds tot verstarring en dus tot ondergang. Het was immers ook verboden het land te verlaten; de kerk achtte het zelfs een zonde; men wilde de Russen niet blootstellen aan contact met het minderwaardige Europa. Het hof echter kwam tot ander inzicht. Wij noem- den reeds tszar Alexis tijdens wiens regeering de Kroaat Krizjanitz te Moskou vertoefde, die den raad gaf van het buitenland het goede over te nemen en van het eigene het goede te behouden. Maar tot werkelijken invloed kwam de Europee- sche cultuur niet, temeer waar alles, wat men overnam, in het Westen reeds aan het verwelken was. Vandaar dat Peters optreden zoo revolu- tionnair was: hij wilde den geheelen achterstand ineens inhalen, waarbij hij de fout maakte, dat hij de Europeesche cultuur overschatte, dezelfde fout dus, die later Lenin maken zou. De verheffing van het Marxisme tot officieele staatsleer is Lenins vereuropeaniseering van Rus- land, welke men tot practijk tracht te maken door de socialistische opbouw. In de leuze: "inhalen en voorbijstreven", komt tevens het Russische superioriteitsgevoel om den hoek kijken. En wanneer André Gide en met hem vele anderen erop wijzen, dat de Russen zichzelf al te zeer inbeelden, dat het bij hen een heilstaat 114 is en in Europa en Amerika alles jammer en el- lende, dan stuiten zij op de gevolgen van het spe- culeeren door de regeering op de voornoemde eeuwenoude Russische karaktertrek. Door de verheffing van het Marxisme tot staats- leer werd het voor den Rus a.h.w. een tweede gods- dienst, en onwillekeurig denken wij hierbij aan wat Dostojewski over de atheïsten zegt: "Zij zul- len beslist in het atheïsme gelooven als in een nieuw geloof". De Duitsche anarchist A.T.Wegner vertelt in zijn boek "Fünf Finger über Dir", hoe hij, ont- roerd door wat zich in Rusland voltrok (het was in het begin der revolutie), twijfelend aan de juist- heid van eigen overtuiging, met communisten discussieerde, maar nooit iets anders te hooren kreeg dan citaten uit de werken van Marx, Engels en Lenin, zooals een kerkelijke geloovige den bijbel citeert, de kerkvaders en den dominee. Ook Lenin was een dusdanige atheïstische geloo- vige; ook voor hem was niets goed, wanneer het niet door een uitspraak van Marx gedekt was. Zoo o.a. de sovjets, die spontaan gevormd zijn door de Petersburgsche arbeiders, jaren vóór de revolutie van 1917. Hij nam de sovjets over, waarbij hij zich beriep op wat Marx geschreven had over de Pa- rijsche commune. Voor juist begrip is het noodig te weten, dat hij ze moest overnemen. 115 Oorspronkelijk waren de sovjets niet bolsjewis- tisch, zelfs niet de invloedrijke sovjet van Petro- grad, en op het Pan-Russische Sovjetcongres in den zomer van 1917 waren van de duizend negen- tig afgevaardigden slechts honderd en vijf bolsje- wist. Ook wilden de sovjets de macht niet aan zich trekken, ofschoon Lenin zijn eisch: "Alle macht aan de sovjets", liet steunen door tienduizenden soldaten en matrozen, maar wel werkten zij samen met de regeering, reeds met de eerste voorloopige onder prins Lwov. Lenin moest ze overnemen wegens de politieke rol die zij speelden, omdat anders de constitu- eerende vergadering de leiding in handen zou krijgen, waarin de bolsjewisten op zijn hoogst een onbelangrijke fractie zouden vormen, als zij er al in vertegenwoordigd zouden zijn. Hierdoor zou de revolutie alleen maar vertraagd zijn, want de parlementaire democratie had geen toekomst in Rusland. Lenin zag duidelijk in, dat daaren- tegen de sovjets, geschapen door de Russische arbeidersbeweging, een macht beteekenden en zich als zoodanig reeds in de geschiedenis der Rus- sische revolutie hadden doen kennen. Dat hij er Marx bijhaalt, is voor hem vanzelfsprekend, maar in principe hadden zij met het Marxisme niets te maken. Toen hij echter de overeenstemming tus- schen de sovjetrealiteit en de leer van Marx een- maal had vastgelegd, begon hij ze te veroveren 116 om daardoor de staatsmacht in handen te krijgen. Volgens hem was het sovjetstelsel de ware demo- cratie, waarnevens hij dan de dictatuur van het proletariaat eischte als overgangsstadium. "Wij bolsjewisten", had hij reeds in Londen gezegd, "zijn voor een democratie, zooals wij die noodig hebben". De dictatuur was noodig om het verzet der ver- slagen klasse te breken en het volk op te voeden tot communisme. Wij moeten bij dit alles goed inzien, dat Lenin zich allerminst hield aan de Marxistische dogma- tiek. Hij ging uit van de grondgedachten van Marx omtrent den klassenstrijd, de noodzaak der dicta- tuur van het proletariaat en het bepaald worden van den geestelijken bovenbouw door den maat- schappelijken onderbouw. Verder deed hij, wat hij noodig achtte en waartoe de omstandigheden hem dwongen, waarbij hij dan telkens opnieuw trachtte te bewijzen, dat wat hij deed, van Marxistisch standpunt volkomen verantwoord was. Hij was in de eerste plaats practicus en tacticus. Dat het hem gelukte de macht in handen te krijgen, is te verklaren uit zijn zuivere kijk op de Russische verhoudingen tijdens de ineenstorting van het tszarisme. Alleen de socialisten konden aan de macht komen en van dezen alleen de door- tastenden, de fanatici; en dit waren de bolsjewis- 117 ten. Na 1863, het jaar van den door Herzen en Bakunin begunstigden, maar totaal mislukten Poolschen opstand, zijn er in Rusland drie poli- tieke stroomingen zuiver te onderscheiden en wel: de conservatieven, de liberalen en de socialisten. De conservatieven ontwikkelen zich geleidelijk tot reactionnairen, die nog slechts één doel kenden n.l. alle verbeteringen tegen houden. Het behoeft geen betoog, dat zij zeker niet in staat waren om in 1917 de regeering in handen te nemen; tegen hen toch richtte zich de revolutie in de eerste plaats. De liberalen waren op het Westen georiënteerd; in hun staatsconceptie komt de staat op een peil te staan, dat in strijd is met de Russische staats- idee, aan welke het tszarisme eerder beantwoordt, dan het Westersche parlementarisme met zijn mechanisch karakter, overheersching van het ge- tal, verdeeldheid en zakelijkheid. De liberalen wilden van Europa juist dat overnemen, wat voor Rusland het minst geschikt is. Voor den Rus is de gemeenschap het belangrijkste en niet de indivi- du, terwijl het parlementarisme juist het indivi- dueele en daardoor de verdeeldheid beklemtoont. Zoodoende bleven slechts de socialisten over en van hen waren de communisten degenen, wier doelstelling het meest in overeenstemming was met de ziel van Rusland. Wij moeten hierbij in het oog houden, dat Lenin 118 sinds jaren zijn plan voor de machtsovername volkomen gereed had; reeds in 1900 had hij te München zijn program van actie opgesteld, waar- in vervat was de vorming van een "ijzeren kader van beroepsrevolutionairen". Volgens hem ver- giste men zich door te meenen, dat het politieke klassebewustzijn ontwikkeld kan worden uit den economischen strijd; het moest van buiten af wor- den aangebracht. Dit Münchensche plan heeft hij in 1917 uitgevoerd; niemand anders was er, die een plan had; de demo- cratische conferentie in Sept. 1917 kon zelfs niet tot een besluit komen omtrent den regeeringsvorm. Voor Lenin was de regeeringsvorm geen vraag, alleen hoe de macht te veroveren. Waar het in hoofdzaak om ging, was de steun der boeren, die in het geheel niet bolsjewistisch waren. Hij zag duidelijk in, dat het zonder de boe- ren niet gaan zou, omdat deze volgens hem de ziel van Rusland zijn, zooals Leo Tolstoi voor hem de volmaakte Russische boer was. Op het boeren- congres speelde hij open kaart: "jullie kunt onze regeering omverwerpen", zei hij tot hen, "maar zonder ons kunnen jullie niet regeeren". En waar hij bovendien den boeren den grond liet, waren zij op zijn hand. Hij heeft ze overbluft met zijn open spel, gepaard met zijn Real-politiek i.z. den grond, een politiek, welke hij niet meende, maar die hij toen voeren moest. Met dat al (Rosa Lu- 119 xemburg heeft zijn handelwijze in dit opzicht scherp becritiseerd) stimuleerde hij zoodoende den bezitshonger der boeren en handelde in strijd met het socialisme, zooals hij dat beleed. Het harde optreden van Stalin later bij de groote agrarische hervormingen is goeddeels een gevolg van Lenins aanvankelijk optreden. Maar, zooals reeds gezegd, was hij ertoe gedwongen om te voorkomen, dat de boeren storm liepen tegen zijn dictatuur, die alles behalve op de meerderheid steunde, zelfs niet op een groote minderheid. Hij wilde, hoe dan ook, zijn regeering handhaven, niet uit eigenbaat, maar omdat hij wist dat zonder hem voorloopig elke regeering onmogelijk was. Wel had hij kans ge- zien zijn wil te doen zegevieren in de groote steden op de beslissende momenten, dank zij zijn aanhang onder de arbeiders en een deel van het leger en de vloot en bovendien doordat hij zoo- veel mogelijk een schrikbewind voerde tegen de vroegere heerschende klasse. Ook werkte hij met prachtige leuzen, zooals: "Het is tijd om den oorlog te beëindigen"; "Brood, vrede, vrijheid"; "Er zijn maar twee klassen"; "Wie niet voor ons is, is tegen ons". De bovengenoemde klassen waren adel en bour- geoisie eenerzijds en boeren en arbeiders (samen gequalificeerd als het proletariaat) anderzijds. Terwijl hij de terreur uitoefende tegen de vroe- 120 gere machthebbers, joeg hij de boeren de schrik op het lijf door ze aan het verstand te brengen, dat de val van zijn regeering het einde van hun grondbezit zou zijn; maar hij verzweeg natuurlijk dat hij dit zelf evenmin wilde handhaven. Hij kon niet anders handelen, want de chaos dreigde in het reuzenrijk, waarin leger, vloot en boeren ver- liepen tot moord, doodslag en plundering. Om te beginnen moest orde worden geschapen, het koste wat het wilde; en de eenige, die dit kon, was Lenin, die wel te beslissen had over het doel, dat hij zich fanatiek stelde, maar niet over de wegen en middelen. Vandaar dat zijn practische politiek een toonbeeld was van voortdurende tac- tiekveranderingen, van genadeloos toeslaan, af- gewisseld door toegeven, altijd met hetzelfde doel: Rusland een nieuw staatkundig geloof te schen- ken. Tegelijkertijd vestigde hij het staatsgezag opnieuw volgens het principe der Moscovitische tszaren en van Peter, dat ieder staatsdienst- plichtig behoort te zijn. Maar doordat hij een nieuw geloof wilde brengen, was hij ook veel eenzijdiger dan Peter, wat een voordeel is voor den practischen politicus, aangezien eenzijdigheid een geweldige macht is. Ook Peter was eenzijdig in zijn bewondering voor de Europeesche cultuur, maar hij was minder on- verdraagzaam dan Lenin, die iedereen haatte en vervloekte, die zijn plannen in den weg stond of 121 het historisch materialisme niet aannam, zooals hij dat interpreteerde. In dit opzicht is hij typisch Russisch: "Wij gaan altijd tot het uiterste" (Dosto- jewski). Omdat hij realpoliticus was, speelde hij open kaart tegen de boeren, en omdat hij star dog- matisch was, bedroog hij ze tegelijkertijd. Wij herhalen nogmaals, dat hij niet anders kon doen; hij moest het uitgemergelde, onderdrukte, verslaafde en uiteenvallende Russische volk tot activiteit en eenheid brengen en dus moest hij het een nieuw geloof geven, een geloof, dat tevens Europeesch moest zijn. Dit kon slechts het Marxis- me wezen. Het christelijke geloof van het Westen is ondeug- delijk voor den Rus en tevens niet in staat hem te activeeren in de spheer van het materieele, terwijl hij juist op dit terrein een geloof noodig had en bovendien realisme, daar de groote massa in lethargie verzonken was, evenals ten tijde van Peter en Iwan den Verschrikkelijken. Rusland heeft voortdurend de neiging om te verstarren, doordat het in wezen niet actief is op het gebied der werkelijkheid, waarnaar zijn diepste belang- stelling niet heengaat. Ten tijde van Nicolaas waren de idealisten op- gekomen, die onder invloed stonden van Schelling en Hegel, zooals bijkans geheel Europa, maar die niet bij machte waren om het volk tot activiteit te brengen. Dit konden slechts de realisten (sinds 122 1860), die den invloed ondergingen der links- Hegelianen, materialisten. Engelsche empiristen en naturalisten, en uit wier midden zich de ver- schillende socialistische bewegingen ontwikkeld hebben, die tenslotte haar hoogste en definitieve stootkracht bereikten in het bolsjewisme. En wanneer aanmerking gemaakt wordt op de met het bolsjewisme samengaande terreur, dan moet men daarbij bedenken, dat in Rusland elke groote hervorming terroristisch en dictatoriaal is doorgevoerd. Het is interessant hierbij te denken aan wat Iwan de Verschrikkelijke antwoordde, toen de Hollandsche gezant hem vroeg, waarom hij zoo schrikwekkend optrad. "Zeg dien domkop" (de Hollandsche gezant!), zei hij tot den tolk, "dat hij de Russen niet kent". En deze woorden gelden nog steeds voor de meeste critici van Rusland, maar ook voor die Europeesche communisten, die alles wat in Rusland gedaan wordt (en wij denken hierbij niet in de eerste plaats aan de terreur) klakkeloos willen toepassen in de Europeesche landen. Waarom verloor Herzen, aanhanger van Proudhon, zijn aanhang? Waarom kon het Bakoenisme niet zegevieren en waarom wel het Marxisme? Omdat dit uitging van de verovering van de staatsmacht en van een absoluut staatsgezag, waaraan de Rus gewend was en waarin hij geloofde. En omdat 123 Lenin in het Marxisme geloofde, kon hij de macht grijpen, Rusland weer overeind zetten en tot op- bouw brengen. En omdat hij fanatiek geloofde, ging hij tot de terreur over, welke hij verdedigde met de woorden: "Als wij moeten wachten tot de menschen rijp zijn voor socialisme, moeten wij nog 500 jaar wachten". Zoo redeneerde ook Karel de Groote, toen hij de volkeren gelukkig wilde maken met het christen- dom, en zoo redeneerde ook Peter, die, evenals Lenin, verwachtte, dat Rusland aan den spits der volkeren zou komen te staan: "inhalen en voorbij- streven". Peter en Lenin wilden beiden een sprong maken, de evolutie forceeren; dit echter is slechts in zoo- verre mogelijk als een volk rijp is voor het nieuwe. Het is een algemeen verschijnsel, dat revolution- naire leiders in hun idealisme te ver grijpen, waardoor zij een gemakkelijke prooi zijn voor critiek. De critici echter mogen bedenken, dat een revolutie een tot een explosie versnelde evolutie is, en dat zij veroorzaakt wordt door hen, die de evolutie tegenhouden. Het is onder deze lieden gewoonte met nadruk te spreken over de noodzaak der geleidelijkheid van het evolutieproces, en zij doen dit veelal, wanneer zij den pas markeeren. Een groot apostel der geleidelijkheid was de zeer reactionnaire Russische keizer Nicolaas I, die daardoor er ijverig aan medegeholpen heeft, dat 124 zijn nazaat en naamgenoot zijn troon en leven ver- loor. De reactionnairen maken revoluties nood- zakelijk. Wanneer een volk voorwaarts wil en de regeering het tegenhoudt, scheidt zij zich van het volk af en is dus geen werkelijke regeering meer maar vijand des volks, die op zekeren dag door haar vijand verslagen zal worden. Zoo geschiedde het ook in Rusland, waar het volk tenslotte de regeering wegvaagde; het volk, niet Lenin. zelfs niet de bolsjewisten. Lenin heeft de revolutie slechts in handen genomen, en hij was de eenige, die het kon doen, hij en niemand anders, ook niet een der andere kopstukken van de bolsje- wistische partij. Hij begon niet o.a. brood, vrede en vrijheid te be- looven, maar het volk kreeg den afschrikwek- kendsten hongersnood, dien het ooit gekend had, en daarenboven burgeroorlogen, oorlog niet Polen, terreur en dictatuur. Tijdens de oorlogen verzachtte hij de terreur en nam hulp aan van ieder, die zich onder zijn vaan- del schaarde voor de zaak van "het heilige Rus- land". Zelfs de adel gaf aan zijn oproep gehoor. Maar daarna hervatte hij de terreur weer en nu niet meer uitsluitend tegen de heerschende klasse uit den tijd van het tszarisme, maar tegen alle "verraders", evenals ten tijde van Iwan den Ver- schrikkelijken. 125 Hij wilde het volk gelukkig maken door het, zoo noodig gewelddadig, te bekeeren tot zijn Marxis- tisch geloof en tevens tot belangstelling voor het materieele leven. Met het oog hierop wilde hij het land industrialiseeren en, evenals Peter, in versneld tempo, maar in het kader van een socia- listische ordening, waardoor hij hoopte het volk tot socialisme op te voeden. Daarom verbood hij de propaganda voor elk ander stelsel en de ver- kondiging van andere denkbeelden dan de zijne. Zijn dictatuur vertoonde derhalve soortgelijke trekken als het absolutisme der tszaren, maar riep een nog omvangrijker bureaucratie in het leven, waarvan hij wel erg schrok, maar die hij niet in staat was op te heffen (eerst Stalin heeft hierin verandering gebracht); maar de inhoud van zijn dictatuur was een andere dan die van de keizer- lijke autocraten na Peter. Lenin wilde n.l. vrijheid en welvaart brengen en een einde maken aan alle uitbuiting en ellende, terwijl de autocratie alleen streefde naar handhaving van het "door God ge- wilde absolutisme der Romanofs". De inhoud van zijn dictatuur is dus positief, de andere negatief, en Paul Miljoukov heeft gelijk, als hij zegt, dat Lenin voortbouwde op den soliden grond der goede oude autocratische traditie, maar hij ziet over het hoofd, dat zij in den grond der zaak principieel verschilden. Miljoukov, gewezen leider der Ka- detten, destijds lid van de regeering van prins 126 Lwov, begrijpt Lenin niet en evenmin, dat hij zelf minder Russisch is dan Lenin, Rusland minder zuiver ziet en daardoor bereid is Europa slaafs te imiteeren. Lenin was een noodlot. Hij deed, wat er op het moment der ineenstorting gedaan moest worden: den staat grijpen en de eenheid herstellen; hier- door redde hij het Russische volk van zelfvernie- tiging en chaos, gedragen door zijn harstochtelijk geloof in het historisch materialisme. Maar juist daardoor kon hij de vrijheid niet brengen. Van zijn beloften: brood, vrede en vrijheid, heeft hij slechts de tweede vervuld, maar desondanks hield hij de macht in handen. De losbarstende haat richtte hij in de terreur, en de vrijkomende energie op de economische opbouw. Elke revolutie begint met afbreken en vernieti- gen; eerst daaruit komt de phase van den opbouw, welke door Lenin echter uitsluitend in materialis- tische richting gestuwd werd; aan werkelijke cul- tureele opbouw kwam hij niet toe. Een "volk van machinisten" (zoo betitelt Dimitri Karamasof de Amerikanen) wilde hij van de Russen maken; techniek, altijd weer techniek was zijn ideaal, en dit ideaal heeft jarenlang na zijn dood stand ge- houden. Het is uitstekend, dat getracht wordt de welvaart van een volk te vergrooten, en wij willen datgene, 127 wat de revolutie op materieel gebied bereikt heeft, niet verkleinen, maar dit verhindert ons niet erop te wijzen, dat het principieel fout is, wanneer het geheele cultuurvraagstuk behandeld wordt van- uit het Marxistische standpunt, omdat cultuur en vrijheid identiek zijn, en het cultureele het mate- rieele te boven gaat. Wat helpt het, of men den Dnjeprostroj en Magni- togorsk bouwt en andere industrieele reuzenwer- ken, en tegelijkertijd de "ideëele bovenbouw" in den zin van werkelijke cultuur verwaarloost. Na- tuurlijk erkennen wij volmondig, dat Lenin om te beginnen alle aandacht moest concentreeren op den "materieelen onderbouw", dat hij van on- deraf moest beginnen, nieuwe economische grond- slagen moest leggen voor de samenleving; maar wij zien tevens dat zijn fanatisme hem dit deed stellen in een absoluut licht. Gedurende de regeering van Stalin is hierin ten koste van veel strijd en ontzaggelijke offers ver- andering gekomen, want tenslotte laat een volk zich zijn ziel niet ontnemen. Tijdens de ineenstorting was het Marxisme bij- zonder goed bruikbaar, vooral op de wijze waarop Lenin het hanteerde, waardoor hij in staat was de revolutie voorloopig te ordenen. Toen dit geschied was, had hij zijn taak volbracht en stierf. Zijn laat- ste grootsche daad was de afkondiging van de Nep in den zomer van 1921. Wij noemen deze daad 128 grootsch, omdat zij getuigt van Lenins grootsche karakter. Openlijk erkende hij op den verkeerden weg te zijn en wij moeten een dergelijke eerlijk- heid niet onderschatten bij een man, die alle macht in handen heeft; gemeenlijk zijn dictaturen niet de meest aangewezen figuren om openlijk hun fouten te erkennen, maar Lenin was een Rus, en wij herinneren in dit verband aan Iwan den Ver- schrikkelijken. "De ondervinding toont aan", zei Lenin, "dat de onmiddellijke overgang naar zuiver socialistische vormen onze kracht te boven gaat .... De boer wenscht de verhoudingen, welke ten onzent ont- staan zijn, niet langer te dulden .... wij moeten rekening houden met den wil van de enorme volks- massa's". De orthodoxe bolsjewisten namen hem dezen om- zwaai kwalijk, maar zijn kort daarna intredende laatste en zeer zware ziekte, gepaard met zijn per- soonlijk overwicht, voorkwam ernstige uiteenzet- tingen. Weliswaar was het niet voor het eerst, dat Lenin van tactiek veranderde, maar thans, na men meende, dat de socialistische aera begonnen was, viel het sommigen orthodoxen uiterst moeilijk hem te volgen. Lenin was een groot tacticus, veel meer dan theo- reticus, en zijn inzicht in de reëele omstandigheden was uiterst scherp. Toen hij verkondigde: "Wij hebben ons vergist", zag hij dan ook juist. 129 De Nep was een schuchtere poging om tot herstel der vrijheid te komen op alle gebieden, maar op het gebied van de vrijheid des woords heeft zij nooit eenige werkelijke beteekenis gehad. Wel had hij destijds volstrekte persvrijheid toegezegd, maar dit decreet heeft volgens Boris Souvarine alleen de waarde van een museumstuk. Lenin be- loofde, wat hij niet geven kon, want hij kon de vrij- heid des woords evenmin erkennen, als welke wereldlijke of kerkelijke dogmatische organisatie ook, ofschoon hij wist, dat deze vrijheid, en niet slechts deze, maar de vrijheid noodig is. Slechts een enkele maal keerde hij een eindje terug op zijn weg, zooals toen hij het blaadje "Armoede" bestemde voor vrije critiek, waarom- trent men zich overigens geen overdreven voor- stellingen moet maken. Hij zocht slechts een weg om op eenigerlei wijze de stem van het land te hooren, maar durfde niet ver te gaan uit angst, dat zijn leer al te scherp zou worden aangetast. Hij staat hierin allerminst alleen, want geen enkele fanatiek geloovige aanvaardt een ernstige aantasting van zijn overtuiging, en zal, zoolang hij er de macht toe heeft, de ongeloovigen te vuur en te zwaard vervolgen en verdelgen. De ontwikkeling van de bolsjewistische partij vertoont analoge trekken met die der roomsche kerk. Aanvankelijk was de partij, evenals de kerk, democratisch in den gewonen zin des woords, 130 maar in de praktijk hebben beide in haar geloofs- ijver de macht zoodanig georganiseerd, dat deze in handen kwam van een oligarchie (de benaming is van Lenin), die ervoor waakt, dat de dogmatiek zuiver d.w.z. zooals zij haar interpreteert door de geloovigen wordt nageleefd en dat deze ervoor waken, dat geen ongeloovige iets doet of inbrengt tegen de alleenzaligmakende leer en haar prak- tijk. Zoolang de roomsche kerk er de macht toe bezat, heeft zij te vuur en te zwaard het geloof verbreid en verdedigd, evenals de "kerk" der bolsjewisten. Lenin heeft nooit iets anders verkondigd dan de noodzaak der machtsuitoefening, dictatoriaal, oligarchisch, zonder erkenning van gewetens- vrijheid, met verkrachting van de democratische principes. "Wij staan noch vrijheid, noch gelijk- heid, noch arbeidersdemocratie toe, wanneer zij strijdig zijn met de belangen van de bevrijding van den arbeid". Hij aarzelde dan ook niet om aan de arbeiders een ander stemrecht toe te ken- nen dan aan de boeren; volgens hem was de stem van een arbeider n.l. evenveel waard als meer- dere boerenstemmen. Het behoeft ons niet te ver- wonderen, dat hierop in het Westen de noodige critiek geleverd is; wij immers hebben het systeem van het meervoudig stemrecht sinds lang overwonnen. Maar de critici vergeten op te mer- ken, dat er in werkelijkheid in Rusland een aan- 131 merkelijk verschil was in politieke ontwikkeling tusschen de arbeiders en de boeren, welk verschil door Lenin in de praktijk tot gelding kwam. Even- goed als het onjuist is om, zooals de communisten veelal doen, de Russische maatstaven aan te leg- gen bij de beoordeeling van Westersche toestan- den, is het verkeerd, wanneer wij Rusland beoor- deelen krachtens onze eigen maatstaven. Er wordt bij dit alles een gelijkheid verondersteld, die er niet is. Lenin stond voor de taak het Russische volk een nieuwe ordening te geven en hoe zeer hij ook onder invloed van het Westen stond, toch zag hij niet over het hoofd, dat een eeuwenlange politieke onmondigheid zijn volk ongeschikt maakte voor toepassing van beginselen welke politieke mon- digheid veronderstellen. Vergeten wij bovendien niet, dat hij uitging van een theorie, welke de Westersche sociaal-economische en politieke be- ginselen ontkent; de leer, die de Russische dic- tator in zijn land toepaste, staat, ofschoon af- komstig uit het Westen, vijandig tegenover dit- zelfde Westen, wat dan geheel in overeenstem- ming is met de principieel afwijzende houding der Russen tegenover Europa. Om de particuliere uitbuiting te vernietigen was Lenin bereid elke vrijheid, alle gelijkheid en de- mocratie te doen verdwijnen en zooals de Webbs zeggen, bereid om door meren van bloed te waden. 132 Hij bouwde dan ook het sovjetstelsel op, op zoo- danige wijze, dat de partij alles te zeggen heeft in het systeem en binnen de partij de leiders, wat in Lenins geval hierop neerkwam, dat hij persoonlijk alles te zeggen had, welke praktijk door Stalin is overgenomen. Het Sovjetstelsel was zeer zeker geschikt om een democratischen staat op te bouwen, maar in de combinatie van democratie en dictatuur delfde de eerste het onderspit. Eerst werden de boeren weg- gedrongen, daarna de niet-bolsjewistische arbei- ders en tenslotte alle arbeiders in dier voege, dat de partijambtenaren en de bureaux alles te zeggen hadden en van dezen ten laatste alleen de hoogste partijfunctionarissen in enkele bureaux. Zoodoende belandde Lenin in de oligarchie, wat hij openlijk erkende; hij werd "paus" en regeerde met zijn concilie van "kardinalen". De positie welke hij innam, was geheel in over- eenstemming met zijn Caesaristisch karakter, en dit, gevoegd bij het feit, dat hij het proletariaat niet in staat achtte om de economische wetenschap en de techniek te scheppen, waarbij hij opmerkte, dat het socialisme niet ontstaan is in de hoofden der proletariërs, maar in die van burgerlijke in- tellectueelen, moest wel leiden tot de oligarchische, terroristische dictatuur, toen hij het socialisme stormenderhand wilde brengen. En het viel hem des te gemakkelijker, daar Rusland dit alles reeds 133 gekend had; we denken hierbij aan Iwan en Peter, elk met hun handvol raadgevers. En had ook de autocratie na Peter niet altijd met slechts enkele vertrouwden gewerkt? De schrikbarende gevolgen van zijn poging waren de voltooiing der economische ineenstorting en de afgrijselijke hongersnood, die hem tot de Nep dwongen. "De dictatuur van het proletariaat beteekent, dat het proletariaat der groote steden en der indu- strieele centra zich nog nooit in een zoo ver- schrikkelijke toestand heeft bevonden, als thans". "De dictatuur van het proletariaat heeft aan de heerschende klasse, het proletariaat, offers, leed en ellende gekost zonder voorbeeld in de geschiedenis". Dit alles zegt hij openlijk en concludeert tevens, dat het eenige redmiddel is: toespitsing van de politieke macht en centralisatie. Desondanks blijft hij spreken over de dictatuur van het proletariaat, waarbij het opmerking verdient, dat Trotzki het Leninistisch systeem reeds jaren vóór de revolutie betiteld had als dictatuur over het proletariaat. Het concrete proletariaat had voor Lenin geen waarde, omdat de levende mensch waardeloos voor hem was; hij was een menschenverachter, een eigenschap, welke hij deelt met de meeste groote heerschers. Hij werkte dan ook niet voor de bestaande menschen, noch voor het bestaande 134 proletariaat, maar voor de verwerkelijking van een idee, wat deze ook kosten mocht: "Al moet drievierden der menschheid ondergaan, als dan het resteerende eenvierde maar communist is". Stalin heeft het karakter van Lenins systeem er- kend in zijn werk "Leninisme", waar hij zegt: "In de Sovjet-Unie, het land waar de dictatuur van het proletariaat van kracht is, wordt nooit een belangrijk politiek of organisatorisch probleem beslist door onze sovjets en andere massaorgani- saties zonder directieven van onze partij. In dezen zin kunnen wij zeggen, dat de dictatuur van het proletariaat in wezen de dictatuur van de partij is, welke het proletariaat feitelijk leidt". Hij had hieraan kunnen toevoegen dat binnen de partij de leiding oligarchisch is toegespitst, maar wij begrijpen, dat hij deze toevoeging wegliet. De partij bezet pracktisch in alle organisaties en bedrijven de sleutelposities, en voor de partijle- den geldt ondermeer, dat zij onvoorwaardelijke instemming betuigen met de generale lijn en dat zij volstrekt gehoorzamen aan alle orders en nimmer discussieeren over kwesties, waaromtrent door de partijleiding een bindend besluit genomen is. Wanneer wij dit alles bedenken, kan men ons niet euvel duiden, wanneer wij de term "dictatuur van het proletariaat" aanvechtbaar achten. Lenin heeft een nieuwe "kerk" gesteld aan het hoofd der Russische samenleving; vandaar dat de 135 Webbs den Sovjetstaat een creedocratie noemen, de autocratie van een geloof. En het is interessant hierbij te denken aan Dostojewski's uitspraak, dat het socialisme van den anderen kant begint. Peter had geen gelijkwaardige opvolgers en kon deze niet hebben, omdat hij boven zijn tijdge- nooten ver uitstak, een revolutionnair was en een zeer groote uitzondering, zoodat zijn opvolgers ver beneden hem bleven. Zij begrepen hem niet en konden dus niet in zijn lijn verder bouwen; wel braken zij af, terwijl zij de fouten van Peter lieten voortwoekeren: en tenslotte zagen zij niet in, dat de Russische menigte een hang heeft naar lethargie. Zoo vertoonde Rusland tenslotte de Oblomovs en Sachars en verstarde volkomen. Maar Peters werk was te machtig geweest en had te diep ingegrepen in het Russische leven om spoorloos te kunnen ver- dwijnen. De denkbeelden van den tszar-arbeider, die trotsch was op het eelt in zijn handen, kwamen weer boven onder de arbeiders, toen de tszaren hun grooten voorganger verzaakten. Peter had het volk niet het geloof kunnen geven in zijn werk, dat slechts enkelen begrepen; de bo- jaren, de kerk, het volk huiverden voor den gewel- denaar, dien men gehoorzaamde, omdat hij de tszar was, zij het onwillig en vreezende voor Gods toorn. Toen hij stierf, ging een zucht van verlichting 136 door het Russische volk, dat weer terugkeerde tot het oude beproefde, het mystieke. Maar Peter was de groote zaaier geweest en wat hij gezaaid had zou eenmaal opkomen. Dit geschiedde, toen Lenin Peters werk weer op- nam met het doel het in den kortst mogelijken tijd te voltooien om de definitieve ineenstorting te voorkomen. Met zijn volle energie wierp hij zich op de materieele zijde van het probleem, waarvoor hij gesteld was, sloeg door tot een ui- terste eenzijdigheid, maar handelde inmiddels ge- heel in de lijn van Peter. Doordat hij vrijwel niets anders zag dan de materieele zijde der samen- leving, heeft hij echter de cultuurtraditie ernstiger onderbroken dan Peter. Laten wij hierbij niet over het hoofd zien, dat Peter zelf de storm was, die door Rusland daverde, terwijl Lenin kwam in den storm en dezen moest bezweren. En terwijl Peter zijn wil kon opleggen, omdat hij de tszar aller Russen was, voor wien zelfs de bojaren zich ter aarde wierpen, moest Lenin het ontredderde volk omkoopen door beloften en tijdelijke concessies en tegelijkertijd alles op een kaart zetten: de wederopbouw in socialis- tischen vorm, waarin hij geloofde het Russische volk de sociale waarheid te brengen. Maar naar deze waarheid zocht en zoekt het Russische volk sinds eeuwen, overtuigd dat zij bestaat als trans- cendent criterium. Lenins opvatting omtrent haar 137 was niet in overeenstemming met wat dienaangaan- de leeft in de Russische ziel: daardoor mislukte zijn poging. Hélène Iswolsky zegt, dat alle maat- regelen der communisten, welke beoogden dit transcendente karakter geweld aan te doen, mis- lukt zijn. Lenin zette zich ertoe Peters werk te voltooien, het volk te dwingen zich te hervormen, maar door de eenzijdigheid, waarmede hij te werk ging, riep hij zelf de reactie op. Niets gaat op in een eenzijdigheid: wel is zij een groote macht, maar onhoudbaar, een inzicht, die zichzelf ontkent om dan te zamen met haar ont- kenning op hooger plan tot eenheid te komen. Deze ontkenning is reeds voorhanden als het Sta- linisme, waarin het bolsjewisme van eenzijdig in- ternationalisme gekomen is tot internationaal ge- oriënteerd nationalisme, sinds Trotzki definitief door Stalin verslagen is, waarbij bet begrip vader- land in eere hersteld is sinds 1934, zoodat de "pro- letariers" van Rusland gestreden hebben tegen die van andere landen, niet om ze te bevrijden van het juk der kapitalistische uitbuiters, maar om het Russische vaderland te beschermen. Bovendien eischte Stalin in 1931 eerbied voor alle compe- tente mannen, zelfs als zij geen communisten wa- ren. "Wie de zaak van het proletariaat dient, is een bolsjewist". Door het zoo te formuleeren ont- nam hij het begrip bolsjewisme zijn oorspronke- 138 lijken dogmatischen inhoud. In verband hiermede is kenmerkend de ontbinding van de vereeniging der oude bolsjewisten, die alle regeeringsmaat- regelen critiseerden naar hun orthodoxie. Deze vereeniging stond als een schim van het Leninis- tisch verleden Stalin in den weg, en als goed leer- ling van Lenin ruimt hij iedereen op, die zich verstout hem den voet dwars te zetten. Hij democratiseerde het leven in het algemeen, en door opheffing van het onderscheid tusschen burgers van proletarische en van niet proleta- rische afkomst heeft hij het gevoel van ongelijk- heid doen verdwijnen. Eigenlijk heeft hij in het algemeen met het determinisme gebroken, waardoor volgens Berdjajew het materialisme in het crisisstadium gekomen is. Dit alles is afgedwongen door het Russische volk, dat het zuivere Marxisme niet kan accepteeren, omdat het leeft uit het beginsel der liefde. Het is dan ook interessant te lezen, dat de oude revo- lutionnair en groote schrijver Maxim Gorki zegt, dat de leer van Marx, Lenin en Stalin essentieel gegrondvest is op de menschenliefde. Geheel onjuist is dit niet, voorzooverre zij bezield zijn door gerechtighheid en medelijden, maar hun menschenliefde laat zich al te zeer gelden als ver- nietigingswil. Het kan noodig zijn te vernietigen, zooals gebleken is in den strijd tegen Hitler, maar het vernietigen te verheffen tot een der hoofd- 139 principes der staatsordening, zooals vooral Lenin deed (en zijn opvolger Stalin heeft zich ook in dit opzicht geen slechte leerling betoond) is in strijd met het beginsel der menschenliefde, dat toch het allesbeheerschende van den Russischen staat dient te zijn uit hoofde van den Russischen volksgeest. Gorki tracht de zaak recht te praten door, spre- kende over het Marxistisch-Leninistisch-Stalinis- tisch humanisme te zeggen: "Dit humanisme geeft aan het proletariaat het recht om zonder pardon te strijden tegen het kapitalisme, te verwoesten en te vernietigen de gehate grondslagen der burger- lijke wereld". Maar hij kan hiermede niet wegre- deneeren, dat in de opvatting der bolsjewisten het vernietigen der grondslagen niet beteekent den mensch bekeeren, maar door terreur den vorm veranderen, desnoods buiten den mensch om. Dat dit laatste een onmogelijkheid is, zien de huidige heerschers blijkbaar in. Wij bedoelen met het voorgaande niet de geheele terreur der bolsjewisten af te keuren, omdat wij weten, dat zij soms onvermijdelijk kan zijn om het volk tot staan te brengen. Napoleon heeft gezegd, dat alleen door terreur de massa de revolutie begrijpt en inziet, dat er een andere koers gevaren wordt; het volk is nu eenmaal traag van begrip. Maar Lenin zette de terreur voort om de vijfhonderd jaar over te slaan, 140 en Stalin om het Stalinisme te handhaven, maar desondanks faalden zij. De Russische boer heeft n.l. zijn eigen socialistische opvatting van het eigendomsrecht, welke niets gemeen heeft met Marxisime. Het gaat hem om het rechtvaardig genot der goederen, hetgeen parti- culier gebruiksrecht en eigendom niet uitsluit, maar wel speculatie en arbeidsloos inkomen. In- komen verkregen door het werk van eigen handen acht hij rechtvaardig, en door den arbeid wordt voor hem de eigendom gewijd. Daarom veroor- deelde hij de grondbezitters en koelaki wier doen en laten als zoodanig zondig was en dientenge- volge was het voor de bolsjewisten niet moeilijk om de boeren mee te krijgen in den strijd tegen de agrarische uitbuiters, maar toen zij den grond- eigendom totaal wilden afschaffen, liepen zij tegen een muur. Het hielp hun hierbij niet, dat zij het begrip koelaki buiten alle grenzen uitbreidden, eeuwenlang hadden de boeren zich verzet tegen bevoogding en gestreden voor hun zelfbeschik- kingsrecht. Hoe zouden zij dan plotseling op grond van een hun wezensvreemde ideologie tot prijs- geving van hun inzichten en idealen te brengen zijn. Nu zal men misschien zeggen, dat door de indu- strialisatie het contingent arbeiders zoo geweldig is toegenomen, dat de boeren niet meer de eenige zijn, die omtrent de begrippen van eigendom en 141 gebruiksrecht te beslissen hebben; maar dan ver- geet men, dat de arbeidersmassa voor het over- groote deel nog vrijwel onmiddellijk van de boeren afstamt, want het platteland leverde de arbeiders voor de industrialisatie, en daarom is ook in de industriecentra de geest der boeren nog vaardig over de menschen. De opvatting omtrent de rechtvaardigheid van het gebruiksrecht was dan ook de ideëele basis, waarop de bolsjewisten de arbeiders tot het in bezit nemen der fabrieken brachten. Telkens weer heeft Stalin met deze geestesgesteld- heid rekening moeten houden en zijn democrati- seeringspolitiek is grootendeels door haar bepaald, want ook hij is in hoofdzaak tacticus evenals Lenin. Maar alle democratiseering ten spijt is van de vrijheid van het denken en van het woord nog steeds niet veel terecht gekomen. Stalins verdienste voor de historie is gelegen in zijn geweldige capaciteit om terug te wijken en concessies te doen, hetgeen altijd geschiedt in naam van het Leninisme. Aangezien dit echter geen leer- stelsel is, maar een tactiek, komt Stalins Leninisme hierop neer, dat hij zooveel mogelijk tracht krach- tens de door Lenin aangegeven richtlijnen het Russische leven verder te ontwikkelen. Ofschoon dit alles nog voor Marxisme wordt uitgegeven, is er van het zuivere Marxisme in het Stalinisme weinig overgebleven; eigenlijk is hij sinds jaren 142 bezig het te liquideeren in naam van Lenin. Vol- gens de Amerikaansche Anna Louise Strong is hij "een superieur analyticus van situaties, perso- nen en tendenzen. Door dit analyseeren weet hij op superieure wijze de wil van meerderen te com- bineeren". Inmiddels moet begrepen worden, dat hij het Marxisme, zij het dan eventueel op supe- rieure wijze liquideert, maar tevens dat hij dit moet doen. Het Marxisme is n.l. als dialectisch materialisme om te beginnen materialisme en een onvervalscht geestesproduct van de tweede helft der XIXde eeuw dus van die eeuw, waarin het zakelijke meer en meer levensdoel werd. De ontzaggelijke ellende welke het kapitalisme in de wereld geroepen had, gepaard met een steeds volmaakter wordend pro- ductieapparaat, dat meer en meer goederen en banale mooiigheden op de markt wierp, had onder de breede massa een honger doen ontstaan naar materieel bezit, waarbij de arbeiders tengevolge van hun bitteren strijd om het bestaan, aan niets anders meer konden denken, al was deze strijd in de oogen hunner leiders dan ook meer n.l. een strijd om rechtvaardigheid. Dientengevolge werd de hebberigheid een algemeene kwaal, waarmede, niet slechts de zoogenaamde bourgeoisie, maar alle klassen bezocht werden. Het leven der menschen ging op in het zakelijke; allen zochten daarin hun zelfverwezenlijking. Dit heeft Marx niet begrepen 143 en daardoor stonden zijn navolgers en zijn vele napraters machteloos tegenover fascisme en na- zisme, die beide een bovenzakelijk doel stelden. De enorme belangstelling, welke deze stroomingen wisten te wekken, is een der symptomen van het tanen der belangstelling in de economische zijde des levens; de Europeesche volkeren komen tot het inzicht, dat het economische als levensdoel geen vervulling geeft. Het zakelijke is middel, dient dit althans te zijn, want de waarheid des menschen is de geest, wes- halve hij zijn levensvervulling slechts vinden kan in de geestelijke spheer. Ondanks alle strijd, die er op economisch gebied gestreden werd, ontbrak in Europa de waarachtige bezieling, aangezien het economische nooit bezielend werken kan. Van- daar de mislukking der Marxistische propaganda, die het zelfs tegen de schijnidealen van fascisme en nazisme moest afleggen. Wij verwijten den arbeiders en hun leiders niets; de menigte leert traag en alleen proefondervin- delijk. Zoo is het verklaarbaar, dat datgene wat in de dagen van Marx een illusie kon zijn voor de uit- gemergelde en verhongerde arbeiders, op den duur zijn aantrekkingskracht verliezen moest, juist omdat, naarmate de economische nood kleiner en het zakelijke dus minder dringend werd, althans voorzoover het noodig was voor het naakte be- 144 staan, de behoefte aan het onzakelijk grooter werd. "De mensch kan bij brood alleen niet leven". Nu is voor den gemiddelden burgerman, ongeacht milieu en stand, het onzakelijke tamelijk opper- vlakkig en zeer zeker aan den geest in werkelijk- heid niet toe; maar hij is nooit geheel van de idee verlaten en heeft zoodoende ook altijd behoefte aan een ideaal in den gangbaren zin des woords. En daarvoor was de inhoud van het communisme en socialisme der Marxistische partij te alle- daagsch. Wij ontkennen niet de geweldige beteekenis, die de Marxistische beweging gehad heeft voor de arbeiders; ook niet, dat juist deze beweging er onnoemelijk veel toe heeft bijgedragen om de ar- beiders de oogen te doen opheffen naar het licht. Maar daarnevens willen wij vaststellen, dat juist door zijn materialisme het Marxisme zich uitscha- kelde, al bleef het waarde behouden als strijd- methode. Groot is de verdienste van Karl Marx, niet alleen voor de arbeiders, maar voor de menschheid in haar geheel, omdat en voorzooverre hij het zake- lijke ophief boven de individueele spheer en de gemeenschapsidee verkondigde in de wereld van het zakelijke en daardoor het materialisme in prin- cipe ophief tot cultuur op dialectische wijze, al was zijn dialectiek dan ook een van den buiten- kant. 145 Dank zij vooral Marx, drong tot Europa het besef door, dat de "triomphtocht der welvaart" over de lichamen der ellendigen en verstootenen ging, waardoor het tot bezinning kwam, tot het inzicht, dat de maatschappelijke verhoudingen menschelijk dienen te zijn. Inzoverre is Europa gekomen tot de aanvankelijke ontkenning der hebzucht, al is dit inzicht in vele kringen nog bijster oppervlakkig. Marx' dialectiek tast het wezen der samenleving niet aan in zijn diepste werkelijkheid maar be- paalde zich tot den buitenkant. Juist aan zijn fou- ten echter ontleende het Marxisme zijn groote stootkracht, maar het gaat er ook aan onder. Niet toevallig geraakt het dogmatisch Marxisme in dis- crediet; het heeft zich overleefd. De samenleving is thans bezig zich juist innerlijk te bekeeren, het zakelijke wezenlijk te ontkennen, en dit is de ondergang der burgerlijke samen- leving. De leer van Marx is en kon slechts ontstaan in een burgerlijke wereld. Dit echter was de Russische nu juist niet. Wij wezen er reeds op, dat de Rus- sische koopman zijn rijkdom in den grond der zaak als zonde beschouwde, en dat de bourgeoisie veracht werd. De industrieën waren er, voor zooverre geen staatsbedrijven, goeddeels in handen van den landadel. En ook het Russische proleta- riaat was niet burgerlijk. 146 Nooit heeft het zakelijke, in den zin van burger- lijke, element een rol van beteekenis gespeeld in Rusland. Wel waren er gilden, maar zij hadden geen invloed, zooals de stad in het algemeen geen invloed had. Natuurlijk kende het land handel van oudsher, maar desondanks ontwikkelden de steden zich niet tot machtscentra. De vorsten steunden ook niet op de steden bij hun pogingen tot centralisatie, maar op de kleine grondbezitters, den lagen adel en den goddelijken glans, die hen omstraalde. Als dan ook Lenin aan de macht gekomen, het economisch moment tot hefboom en doelstelling maakt, lijdt hij een échec. Het was noodig het zakelijke als aanloop te nemen en als voorloopig doel te stellen, maar als definitief doel is het on- deugdelijk; daarvoor is het den Russen te wezens- vreemd. Reeds in de XIXe eeuw immers zeggen zij bij monde van Dostojewski en ondanks de auto- cratie, dat zij met hun onafhankelijkheid van ma- terieele welvaart een hoogere vrijheid hadden dan de Europeanen. En ook wisten en weten zij, dat de mensch slechts tot vrijheid komt in het leven door te dienen. Peter formuleerde dit inzicht in de woorden: "Staatsdienst maakt vrij". Maar Lenins staats- diensconceptie maakte niet vrij, al geloofde hij dat dit geschieden zou, wanneer de staat zou zijn afgestorven. Ook Marx heeft dit geloofd, want ook 147 voor hem was de staat niet anders dan de dwang- organisatie der uitbuiters; en hij redeneerde, alsof de economische uitbuiting en tyrannie de eenige is. Marx begreep den staat niet, voorzooverre hij staat en heerschende klasse identificeerde en het pro- letariaat opdroeg den staat te doen verdwijnen om daardoor de klassen af te schaffen. Al kan de staatsmacht in handen zijn van een klasse, daarom zijn staat en klasse nog niet een en hetzelfde. Zoodra een klasse de staatsmacht grijpt en geheel of grootendeels ten eigen bate aanwendt, tast zij den staat aan, wat onzedelijk is. Maar wanneer Marx de dictatuur van het proletariaat eischt, eischt ook hij den klassenstaat, ziet echter de principieele onzedelijkheid ervan in en stelt daarom als doel van dezen staat zichzelf en daar- mede elken staat af te schaffen. Dat hij zoodoende den chaos adviseerde, zag hij niet in. En Lenin, die als trouw Marxist hetzelfde zich ten doel stelde, kwam geheel averechts uit, wat vanzelf spreekt, want hij wilde ordening en dus een Rus- sischen staat. De "vernietiging der kapitalistenklasse" is een leuze en tevens een phrase, omdat in de kapitalis- tenklasse in den zin van bourgeoisie weliswaar de individueele hebberigheid en zakelijkheid aan- schouwelijk wordt, maar deze qualiteiten deson- danks geen monopolie zijn der bourgeoisie. 148 Lenin maakte het nog erger door in Rusland uit te gaan van deze mentaliteit, ofschoon hij toch in zoovele opzichten goed Russisch dacht en de verschillen tusschen Rusland en Europa onder- kende, waardoor zoo talrijke conflicten met Trotz- ki ontstaan zijn voor de revolutie. Volgens Lenin n.l. dacht Trotzki veel te Europeesch, weshalve hij hem bij tijd en wijle uitschold voor een karak- terloozen bombastischen phraseur. Inderdaad was Trotzki veel te theoretisch en te Europeesch ge- oriënteerd. Anderzijds echter moet men bedenken, dat Lenins voortdurende tactiekveranderingen zijn omgeving wel eens tot wanhoop brachten, al waren er sommigen, die hem blindelings volgden, zooals Stalin. Met de woorden: "Marx kende den weg niet, dien de revolutie gaan moet, want dezen kan men alleen in de practijk leeren kennen", verdedigde Lenin elke door hem bevolen daad. Maar inmiddels stond hem voortdurend het ideaal voor oogen van een geëlectrificeerd en geindustrialiseerd Rusland, waarin welvaart voor allen heerschen zou. Dit ideaal is niet het hoogste, dat de mensch koesteren kan, al heeft het zijn verdienste, maar het groote gevaar, dat eruit voortvloeide, was, dat het een Russische bourgeoisie in het leven kon roepen, een menschenslag, welks leven zou opgaan in za- kelijkheid en streven naar rijkdom, een menschen- slag, tevens, dat hard zou zijn, zooals de Euro- 149 peesche kapitalisten hard waren, toen zij Europa industrialiseerden, daarbij geleid door de gedachte van het algemeen belang. Deze hardheid hebben wij gezien bij de uitvoe- ring der vijfjarenplannen, waaraan duizenden en duizenden zijn opgeofferd. En wanneer wij critiek hebben op een zoo groote hardheid des levens, dan moeten wij niet vergeten, dat wij toch ook de overwinning bij Stalingrad mede aan haar te danken hebben. In 1935 schreef Solonewitch in de "Dernières Nou- velles", dat de school des levens er harder was dan in het ghetto of de Klondyke, en ook Stalin heeft dit ervaren toen hij stuitte op de rauwheid, waarmede de menschen met menschen omsprongen, en zag, dat zij de dingen vaak hooger stelden dan een menschenleven. Toen kwam hij tot inzicht, dat het tijd werd zich te realiseereen, dat van alle waardevolle dingen welke de wereld bezit, men- schen het waardevolst zijn. Sindsdien dateert de groote omzwaai in de ont- wikkeling van Rusland, de terugkeer tot de Rus- sische traditie, waarover wij in het volgend hoofd- stuk nader zullen spreken. Het Stalinisme Na Lenins dood is de macht in de Sovjet-Unie in handen gekomen van Stalin na een bitteren strijd 150 tegen Trotzki, die, evenals zijn mededinger, zich als de ware opvolger van Lenin beschouwde. Een merkwaardigheid hierbij is, dat deze laatste tegen het eind van zijn leven critisch stond tegenover beide figuren. In zijn z.g. politiek testament ver- klaart hij n.l. er niet zeker van te zijn, dat Stalin altijd de enorme macht, welke hij als secretaris- generaal in zijn handen geconcentreerd had, met voldoende omzichtigheid zou gebruiken, terwijl hij hem bovendien voor het ambt veel te grof achtte. Hij stelde daarom voor wegen te zoeken om Stalin uit zijn functie te ontzetten en een ander te be- noemen, die in alle opzichten van hem zou moeten verschillen en geduldiger, loyaler, beleefder, om- zichtiger tegenover de kameraden en minder grillig zou zijn. Over Trotzki schrijft hij, dat deze zeker de eminentste figuur is in het Centraal- Comité, maar bovendien veel te zelfverzekerd en met een te groote belangstelling voor den zuiver administratieven kant der dingen. Gegeven deze situatie vreesde hij een splitsing in de partij, wan- neer het Centraal-Comité niet ingreep. Lenins vrees is bewaarheid geworden en Stalin heeft, gebruik makende van zijn machtige positie, al zijn tegenstanders geëlimineerd, waarna hij een persoonlijke politiek ging voeren, waaruit de strijd tegen de linksche en rechtsche z.g. contra-revolu- tionnairen losbarstte, welke eveneens door hem gewonnen werd. 151 De wijze, waarop deze strijd gevoerd is, is aller- minst hartverheffend, en heeft geleid tot scherpe critiek op Stalin, alsook op het communisme; en Trotzki heeft ervoor gezorgd, dat deze critiek nooit zweeg. Desondanks is het feit, dat zijn naam geschrapt is uit de annalen der revolutie, aller- minst sympathiek, want van hem zei Lenin tegen Gorki: "Toon mij een anderen man, die in zoo'n korten tijd een leger zou hebben geschapen", hier- mede duidende op de geweldige praestatie van Trotzki tijdens de interventie- en burgeroorlogen. Critiek, smaad en twijfel in het buitenland ver- wekte ook de wijze waarop de Trotzkisten-pro- cessen gevoerd werden; men verbaasde zich vooral over de bereidheid der beklaagden om te be- kennen en zichzelf te beschuldigen, een verschijn- sel, waar wij in het voorgaande reeds een ver- klaring van gaven. Natuurlijk waren er ook, die niet wilden bekennen, en die daarom zonder vorm van proces doodgeschoten werden, hetgeen de in- druk van het tooneelmatige der rechtszittingen versterkte, waarbij nog komt, dat al deze contra- revolutionnairen maar een zeer klein percentage uitmaakten van de bevolking. Op zijn wijze heeft Stalin dus de eenheid der partij hersteld en Lenins wenschen vervuld, ofschoon deze wijze door Lenin zelf niet gewenscht werd. Wij zeiden, dat Stalin en Trotzki zich beiden be- schouwden als de ware voortzetters van het Leni- 152 nisme, en Stalin noemt zich dan ook altijd leer- ling van Lenin, wat hij ook is en zelfs zoozeer, dat gezegd kan worden, dat hij geen zelfstandig oordeel bezit over de belangrijkste richtlijnen. Ter illustratie willen wij twee zeer belangrijke gebeurtenissen noemen uit de geschiedenis van het revolutionnaire Rusland en wel in de eerste plaats in het begin der revolutie, toen nog geen der partijen de macht in handen had. De leiders der bolsjewistische partij waren toen bijeen in Petersburg en wisten in 't geheel niet wat te doen; ook Jozef Stalin wist zulks niet, en het was een groote opluchting, toen Lenin arriveerde en zijn revolutionnaire stellingen aan het bestuur voor- legde. Toen, zooals reeds voordien altijd, koos Stalin blindelings de zijde van Lenin en werd in de revolutie, wat men zou kunnen noemen zijn prac- tizijn. Altijd heeft hij, ook na Lenins dood, ge- handeld volgens de instructies door zijn voor- ganger gegeven, en wel zoo volstrekt, dat hij in 1939 niets anders wist te doen, dan aan de communistische partijen in het buitenland instruc- ties te geven overeenkomstig Lenins leuze, dat elke kapitalistische oorlog door de arbeiders in een burgeroorlog moest worden omgezet. Hieruit is de zonderlinge houding der communistische par- tijen in de periode vóór juni 1941 verklaarbaar. De twee hiervoor genoemde feiten mogen vol- doende geacht worden om twijfel uit te spreken 153 omtrent de volstrekte waarde der tallooze lof- tuitingen, welke over Stalin zijn uitgestort: zoo is hij o.a. verheerlijkt als de diepste kenner en cri- ticus van Hegel; de man die bepaalde prognosen van Aristoteles voor het eerst in haar volheid vorm gegeven en ontcijferd heeft; degene die met Socrates de twee hoogste toppen van het intellect uitmaakt, en die de stellingen van Kant tot in den diepsten grond heeft begrepen; zonder wien men niets kon begrijpen, noch schrijven; die de recht- streeksche opvolger is van Goethe, en Spinoza kent tot in zijn volle diepte. Churchill noemde hem aan een banket ter eere der Groote Drie gegeven, Stalin den Grooten, en gaarne willen wij erkennen, dat hij in den oor- log groot geweest is en ontzaggelijk gewerkt heeft, en evenzeer citeeren wij gaarne Lord Beaverbrook, die van hem gezegd heeft: "Wanneer ik eenige oordeelsgave bezit over menschen en eenige onder- vinding heb in mijn lange leven, dan stel ik mijn vertrouwen in het leiderschap van dezen man". Desalniettemin meenen wij hem in bepaalde op- zichten, en wel daar, waar het gaat om de grond- gedachten der revolutie, geen overmatige origi- naliteit te kunnen toeschrijven. Anderzijds pleit het voor zijn zelfkennis, dat hij zich zoo kramp- achtig aan Lenins instructies heeft vastgehouden, evenals aan diens tactiek, welke hierop berustte, dat Lenin het Marxisme niet beschouwde als een 154 onwrikbaar dogmatisch geheel, maar veeleer als een dynamisch stelsel, dat vatbaar is voor wij- ziging en ontwikkeling. Het verdient hierbij op- merking, dat de bolsjewisten het woord verande- ring niet graag gebruiken, maar de voorkeur ge- ven aan het woord ontwikkeling. Ondanks al zijn gebreken heeft Stalin kans gezien de vele volkeren der Unie tot een levend geheel samen te binden en het land zoo sterk te maken, dat het in staat was de hoofdmacht van Hitlers leger te weerstaan, terwijl bij bovendien het eco- nomische leven in vaste banen wist te leiden, al ging dit ook gepaard met enorme conflicten en massa-executies. Wij denken hierbij in de eerste plaats aan den bitteren strijd in de landbouw. Zoo- als bekend, wilde Boucharin deze geleidelijk socia- liseeren, terwijl Stalin het ineens en met geweld wilde doen. Natuurlijk zette Stalin zijn wil door met het gevolg, dat hij op een gegeven moment voor de boeren moest wijken; weer dreigde een hongersnood, en toen gaf hij het bevel tot den terugtocht in zijn bekende rede, welke begon met de woorden: "Bedwelmd door het succes". Voor de Sovjet-regeering was het succes zeker niet bedwelmend, en het resultaat was een com- promis, waarbij het Kolchoz-systeem gecombineerd werd met den particulieren eigendom van grond. Ook op andere gebieden des levens heeft hij den particulieren eigendom hersteld zonder echter ooit 155 af te wijken van den grondregel, dat het niemand is toegestaan kinderen in loondienst te nemen. Men mag in Rusland geen mensch gebruiken voor winst- bejag. Daartegenover staat, dat ieders recht op werk erkend wordt en dat ieder beloond wordt overeenkomstig de beteekenis, die hij heeft voor het geheel, waarbij de belooningen van hen, die zich bewegen op het gebied der wetenschap en der kunst zeker niet tot de geringste behooren. Een andere groote verdienste van Stalin is, dat hij het leven in Rusland weer heeft aangesloten aan de Russische traditie in dien zin, dat hij de oude Russische cultuur weer in eere heeft her~ steld en haar beteekenis erkend voor het huidige Rusland en deszelfs cultureele ontwikkeling. Een typisch voorbeeld hiervoor is, dat hij Tzars- koje Selo heeft omgedoopt in Poesjkin, die daar gestudeerd heeft en veel geschreven. Ongeveer terzelfder tijd viel Pokowsky in ongenade, ortho- dox Marxist en vriend van Lenin, die zuiver Mar- xistisch gefundeerde geschiedenis-leerboeken ge- schreven had, welke toen voor de scholen ver- boden werden. Tenslotte zij hier nog vermeld, dat hij het hu- welijk in eere heeft hersteld en wel zoozeer, dat Monseigneur Fulton Sheen R.K. bisschop in de Vereenigde Staten enkele jaren geleden zei, dat het familieleven in Rusland op hooger plan staat dan in de Vereenigde Staten en dat God, wanneer 156 Hij uit den hemel neerziet, meer welbehagen zal hebben in het volk der Russen, dan in het Ameri- kaansche. Over het in eere herstellen der kerk behoeven wij niet veel op te merken en willen daarom vol- staan met er attent op te maken, dat kenners van het huidige Rusland, niet-communisten, dit herstel als volkomen ernstig bedoeld opvatten. Joseph Wisarion Djoegashvili, bijgenaamd Stalin d.w.z. de Stalen, heeft vooral gedurende de eerste jaren van zijn regeeringsperiode zijn bijnaam ze- ker geen oneer aangedaan, ook niet waar het ging om de uitvoering der vijfjarenplannen. Had Lenin niet gezegd, dat Sovjet-macht, electrificatie en industrialisatie communisme beteekenden? Zoozeer was hij hiervan overtuigd, dat hij zich - en met hem zijn aanhangers - blindstaarde op de tech- nische ontwikkeling, een gevaarlijke verblinding, want hoezeer ook economische rechtvaardigheid en een zekere mate van welvaart voorwaarden mogen zijn voor het doen ontstaan van een ge- ordende samenleving, zoodra de industrie tot af- god verheven wordt en het economisch leven alle aandacht in beslag neemt, gaat de mensch onder. Dit is tot Stalin doorgedrongen, toen hij op feiten stuitte, waaruit bleek, dat de eerbied voor den mensch het veld had geruimd voor den eerbied voor het productiemiddel. Hij besloot toen weer 157 de belangstelling te wekken voor den mensch en keerde geleidelijk terug van den ingeslagen weg. Wat het Westen desondanks nog altijd afstoot, is de persoonlijke onvrijheid, voorzooverre men zich tenminste ook niet vijandig instelt tegenover de sociaal economische zijde van het communisme. Inderdaad is voor den Westerling het stelsel der persoonlijke onvrijheid op politiek gebied moeilijk te accepteeren, aangezien de souvereine zedelijke persoonlijkheid resultaat is van de ontwikkeling van den geest van Europa. Wanneer men echter zoo nadrukkelijk wijst op deze vrijheid, waarop de Westersche democratie heet te berusten en waarover wij in het volgende hoofdstuk nader zullen spreken, dan moet men niet vergeten, dat het vrij dwaas geweest zou zijn om in een land, welks bevolking voor zeker 90% politiek analphaheet was, onmiddellijk dit Wes- tersche stelsel in te voeren. Men moet een volk geen rechten geven, welke het niet geleerd heeft te gebruiken. Desalniettemin valt vast te stellen, dat Stalin zich niet beijverd heeft om het volk tot vrijheid op te voeden, al moeten wij hierbij in het oog houden, dat het Russische karakter anders is dan het onze. Dat Stalin in gebreke bleef, is te verklaren uit het feit, dat hij reeds zoolang dictatoriale macht uit- oefent; de mensch gewent zich daaraan en een man van bijna 70 jaar ontwent zich gemeenlijk 158 zijn aanwensels zeer moeilijk, zeker wanneer hij nooit iemand ontmoet die hem onomwonden de waarheid durft te zeggen. Laten wij ook niet ver- geten, dat Lenin wel in het algemeen gesproken heeft over het afsterven van den staat, maar in- zake de bevrijding der zedelijke persoonlijkheid geen nauwkeurige instructies heeft gegeven. Wel is hij indachtig geweest aan Lenins woorden, dat wie in de politiek gaat niet bang moet zijn voor vuile handen. Stalin is er nooit bang voor geweest, evenmin als Robespierre, Cromwell en andere groote revolutionnairen. Een revolutie levert niet een eenzijdig verheven beeld en er zijn perioden in de geschiedenis, waar- in het niet gaat om nobele menschen, noch om sympathieke figuren, maar alleen om lieden, die het werk en ook het vuile werk kunnen doen. Philippos van Macedonië, de vader van Alexander den Grooten, was geen sympathiek man en Lode- wijk Xl van Frankrijk, die de feodalen vernietigde maakt in vele opzichten een uiterst onsympathie- ken indruk; hetzelfde is te zeggen van Robespier- re, wiens groote terreur destijds de weerzin van geheel Europa wekte. Zij allen deden, wat gedaan moest worden. Wij wenschen niet mede te doen in het koor van lofzangers, die Joseph Stalin verheerlijken, alsof hij een smetteloos mensch was. Maar wij wenschen hem ook niet eenzijdig te veroordeelen en erken- 159 nen, dat hij ondanks zijn gebreken, tenslotte toch veel grootsch tot stand bracht en de volkeren der Sovjet-Unie glorierijk geleid heeft door de ver- schrikkingen van den tweeden wereldoorlog. Ook thans, evenals na den dood van Iwan den Verschrikkelijken, is het rijk in stand gebleven, hoevelen ook gespeculeerd mochten hebben op den val van Stalin en den ondergang van zijn stel- sel, tengevolge van den oorlog. En zooals wij sterk en machtig te voorschijn traden uit den tachtig- jarigen oorlog, zoo thans de Sovjet-Unie uit den oorlog tegen Hitler. Tot ieder, die den wil heeft om objectief te oor- deelen, spreken de feiten een duidelijke taal. En wat er ook gebeuren moge, reeds thans is te zeggen, dat het Stalinistisch-Leninisme even diepe voren getrokken heeft in den Russischen akker, als destijds de maatregelen van Peter den Grooten, van wiens politiek de bolsjewisten de rechtstreek- sche voortzetters zijn. En thans willen wij ons nog bezig houden met de vraag, welke beteekenis de Russische revolutie heeft voor Europa en in hoeverre wij in staat zijn cultureelen invloed uit te oefenen op de verdere ontwikkeling van Rusland. Wij kennen de vijandigheid tegenover het nieuwe Rusland, maar weten ook, dat eenzelfde vijandig- heid de wereld doorvoer ten tijde van de Fransche revolutie: dat ook die revolutie in den beginne 160 te worstelen had in burgeroorlogen en interventie- oorlogen; dat er ook toen een jarenlange vijand- schap bleef bestaan, die zich uitte als de oorlogen tegen Napoleon. En dan zijn wij indachtig aan het feit, dat desondanks de ideeën der Fransche revo- lutie gemeen goed geworden zijn in de landen van Europa, Amerika en Australië. ---