Inleiding  van  
Dr. Max  Hodann's
"Raad in sexuele nood"
door Mr.Drs.A.Börger.
 (1936)



VOORREDE.


Toen mij verzocht werd het onderhavige werk in te leiden, heb ik gemeend dit verzoek te moeten inwilligen, zowel om de persoon van den schrijver, als om de grote betekenis van het werk zelf, dat trouwens in Duitsland verboden is.

Hodann was destijds verbonden aan het wereldberoemde Instituut voor Sexuele Wetenschap te Berlijn, dat thans is opgeheven, waar hij leider was van de afdeling voor sexuele adviezen. In deze functie heeft hij een zeer groot werk verricht, waarvan slechts een klein gedeelte blijkt uit dit boek.

De titel "Raad in Sexuele Nood" spreekt voor zichzelf; het nameloze leed wat op geslachtelijk gebied door tallozen geleden wordt, van welke ontelbaren slechts enkelen in dit werk aan het woord komen, spreekt door deze uitgave duidelijk en meedogenloos tot ieder, die bereid is te luisteren.

Hodann deed wat hij vermocht en ieder, die op dit gebied werkzaam is weet hoeveel moeilijkheden men ontmoet, wanneer het er om gaat de mensen in hun sexuele nood bij te staan; want overal loeren staat en kerk om te voorkomen, dat de geldende sexuele moraal, die in werkelijkheid een schijnmoraal en door en door onzedelijk is, in haar grondvesten wordt aangetast. En de mensen opgevoed in sexuele huichelarij, levende in een maatschappij, waarin het sexuele wordt weggestopt en als iets verachtelijks behandeld, bovendien "erfelijk belast" met een eeuwenlange verdoeming en ontheiliging van het geslachtelijke, zijn al te zeer geneigd te gehoorzamen aan wat staat, kerk en fatsoen van hen eisen.

Hodann had zich onder meer tot taak gesteld op dit gebied troost te brengen en inzicht te verspreiden, maar zoals reeds gezegd, is dit een uiterst moeilijk werk, omdat

9

men van alle zijden tegenwerking ontmoet
Onze samenleving kan geen sexuele vrijheid aanvaarden, evenmin als zij op enig ander gebied vrijheid kan accepteren. En toch is juist de sexuele vrijheid van een zo groot belang, omdat zonder deze van een werkelijk menselijke samenleving geen sprake zijn kan.

De sexualiteit toch is de lichamelijke uiting van die positieve instelling, welke wij liefde plegen te noemen. Over het algemeen wordt zij verengd tot geslachtsdaad, maar in werkelijkheid is zij veel ruimer. Ook een handdruk, een blik kunnen uitingen zijn van sexualiteit; slechts in zeer bepaalde gevallen, wanneer de gevoelsspanning, het liefdegevoel tussen twee personen een zo grote intensiteit heeft gekregen, dat zij haar invloed laat gelden op de geslachtsorganen, bestaat de drang om tot geslachtsgemeenschap over te gaan. Op dit punt nu juist treden de moeilijkheden te voorschijn, raken de individuen in een noodtoestand, wanneer zij deze drang willen bevredigen buiten de enige officieel erkende vorm, het huwelijk, om.

De belangrijkste remming, welke zich nu voordoet, is de angst voor zwangerschap en daarbij zeer dikwijls de onmogelijkheid om ongestoord te kunnen samenzijn. Het angstgevoel wordt dikwijls nog vergroot door de nog steeds alom verspreide en ijverig gepropageerde theorie omtrent de schadelijke gevolgen, welke de onanie met zich zou Iepen.

Dat de onanie normaal is, dat practisch gesproken alle jongens en het meerendeel der meisjes onaneren wordt verzwegen en deze doodnormale en onschadelijke handeling wordt voorgesteld als het toppunt van verdorvenheid en als oorzaak van impotentie en allerlei andere afgrijselijke kwalen welke in werkelijkheid nooit een gevolg van onanie zijn, noch geweest zijn. Hoezeer de onanie-angst de mensen teistert, kunnen vooral zij begrijpen tot wie men zich in sexuele moeilijkheden wendt.

Door al deze leugens, onwetendheid en schijnheiligheid ontstaan al te vaak ernstige psychische conflicten, welke het levensgeluk ondermijnen en alle rust en blijheid uit het mensenleven wegnemen.

De onderdrukking der geslachtsdrift betekent, dat zij wordt opgestuwd, maar zich desondanks op enigerlei wijze tracht te ontladen; aangezien deze ontlading dan echter niet op normale wijze plaats vindt, moet zij noodzakelijker-

10


wijze tot abnormale handelingen leiden en tot een verminEng van de nobelste gevoelens in de mens.

Maar bovendien moeten wij wel bedenken, dat onderdrukking van de geslachtsdrift betekent onderdrukking en misvorming van de liefdegevoelens en men behoeft geen wijsgeer te zijn om te beseffen, dat, wanneer de liefde zich niet kan uiten, het terrein vrij blijft voor de haat, de agressie.

Niet voor niets onderdrukken alle machthebbers de geslachtsdrift en streven zij er naar de mensheid bevangen te houden in de waan, dat het sexuele slecht is en dat 's mensen eerste plicht is zijn geslachtelijkheid te onderdrukken.

Wie zijn geslachtelijkheid onderdrukt, ontkent ze en wie ze ontkent, stelt zich niet positief maar negatief in ten aanzien van zijn medemensen en deze instelling is vereist om de macht in stand te houden, en daarmede de grondslag van deze samenleving n.l. haat en verachting voor de mens en het menselijke.

Wanneer de mensheid werkelijk tot mensenliefde zou komen, zou dit het einde betekenen van alle macht en gehoorzaamheid en van al diegenen, wier bestaan berust op het aankweken van haat en moordlust. Want wij moeten wel begrijpen, dat dit de werkelijke grondslagen zijn van onze z.g. samenleving en dat militairisme, kapitalisme en wat dies meer zij, op mensenhaat en mensenverachting berusten. Men schettert met begrippen als vaderlandsliefde, nationale en internationale samenwerking, vrede tussen kapitaal en arbeid, maar dit zijn alles leugens, perverse leugens, waarachter haat bloeddorst en hebzucht schuil gaan, zonder welke echter de macht niet kan standhouden.

Nooit genoeg kan erop gewezen worden, dat al het leed, dat door de sexuele nood geleden wordt, onvermijdelijk is, zolang de mens bereid is te gehoorzamen, zolang hij gelooft in de noodzakelijkheid van macht en in de juistheid van die onzedelijkheid, welke zich aandient als sexuele moraal.

Het is nodig, dat men inzicht krijgt in de ontstellende omvang van al dit leed; dat de grote massa leert beseffen waarom en waarvoor zij zich nodeloos opoffert, nodeloos eigen levensgeluk en levensblijheid vernietigt. Zij moet het leed leren kennen, opdat zij gedwongen worde te gaan nadenken, niet alleen over het leed zelf, maar over de

11


oorzaak waardoor het ontstaat. Want alleen door na te denken en door te denken kan de mens zichzelf vrijmaken. Hij moet zichzelf en dus ook zijn eigen ziel willen en durven doorgronden en dus zal hij de moed moeten hebben zichzelf te erkennen voor wat hij is en dus ook zijn eigen z.g. driften aan zichzelf durven bekennen.

Daartoe is echter nodig, dat hem wordt duidelijk gemaakt de heiligheid der geslachtsdrift, welker heiligheid voortvloeit uit de bron, waaraan zij ontspringt, n.l. de Liefde. Hij moet leren inzien, dat de verdoeming der geslachtsdrift een perverse leugen is, een vuige laster uitgestrooid over de meest verheven gevoelen, welke de mens kunnen bezielen.

De mensen moeten leren inzien dat het feit, dat men de jeugd verbiedt er een geslachtsleven op na te houden, betekent, dat men de jeugd verbiedt lief te hebben.

Zij moeten leren inzien, dat niet het huwelijk heilig is, maar de liefde en dat een huwelijk zonder liefde prostitutie is.

Zij moeten leren inzien, dat elke moeder heilig is en niet alleen de gehuwde moeder en dat niemand het recht heeft een vrouw te beoordelen, omdat ze heeft liefgehad.

Maar ook en niet in de laatste plaats moeten zij leren inzien, dat elk onzer de taak heeft alles te doen en niets na te laten wat er toe zou kunnen leiden om het nameloze leed, dat uit de geldende sexuele moraal voortvloeit, zowel direct door de sexuele nood, die zij doet ontstaan, als indirect doordat zij ertoe medewerkt dat militairisme, kapitalisme, uitbuiting en mensenverachting stand houden, niet slechts te verzachten, maar radicaal uit de wereld te helpen.

Hiertoe is moed nodig en in deze tijd wordt van alle kanten een beroep gedaan op onze moed. Welnu laat ons die moed tonen, maar niet op de wijze zoals de machthebbers van ons verlangen, n.l. door onze medemensen te vernietigen, maar door de strijd aan te binden tegen de gehele geldende moraal en dus ook - en zeker niet in de laatste plaats - tegen de sexuele moraal, tegen de schijnheiligheid, de huichelarij en onwetendheid; en door te leven, zoals een mens dient te leven, n.l. redelijk en liefderijk.

Mr. Drs. A. BÖRGER.


12