Index-
pagina

DE KUNSTENAAR EN ZIJN KUNSTWERK.

Filosofisch en psychologisch gezien.

De mens is de omslag van het natuurlijke naar het geestelijke. Van de natuur komt de mens nooit los. Hij of zij moet nu eenmaal eten en drinken, zich kleden enz. om in leven te blijven en dat is zijn natuurlijke zijde.

Hij heeft echter ook een ziel, die uit diverse componenten bestaat. De samenstellende delen zijn: intuïtie, gevoel en denken. De kunst spreekt van het ideëele (alleen in gedachten bestaande)  en niet van het reëele (werkelijk bestaande).
Het kunstwerk laat zich begrijpen als ideaal. Het werkelijke ideaal is gestelde volmaaktheid en dus idealiteit. Maar het zuiver ideaal bereiken we nooit, omdat we de absolute eenzijdigheid niet kunnen uitdrukken omdat "het wezenlijke" in zijn totaliteit niet uit te drukken is.

Dit komt omdat in de kunst "de geest" aan het woord is. Zij is onmiddellijke openbaring van het wezenlijke.

De Venus van Milo is ge(dealiseerde vrouwelijkheid, volgens de opvatting  der  oude Grieken. Andere volken hebben andere opvattingen. Deze hangen samen met hun geestelijke structuur  en wijzigen zich met de ontwikkeling dier structuur en dus door geestelijke ontwikkeling.

Hieruit blijkt dat de geïdealiseerde vrouwelijkheid voor elke kunstenaar er weer anders uitziet en ook verschilt naarmate de cultuur gevorderd is.

De mens is het eindeloze proces van menswording van verkering van onbewustzijn tot bewustzijn en met de mate van bewustwording verandert de kunstuiting mee,

In de kunst is de geest aan het woord.

Zij is onmiddellijke openbaring van het wezenlijke.

Hoe komt een kunstwerk tot stand?
Het kunstwerk komt op onmiddellijke wijze tot stand. Denken komt er niet aan te pas. Natuurlijk moet een kunstenaar wel een goed vakman zijn. Hij moet kennis bezitten t.o.v.  bijv. zijn te gebruiken materiaal en ook moet hij voorstudies maken omtrent het onderwerp, dat hij wil gebruiken voor het eindresultaat. In al zijn producties moet hij dus zijn "meesterschap" tonen. Als hij echter alleen maar meesterschap laat zien, is hij nog geen kunstenaar. Er moet nog iets bijkomen wil hij echt een kunstwerk maken.

Indien iemand een menselijk model natekent, dan wordt het zeker geen kunstwerk, al zegt men vele malen, het gelijkt precies. Het is alleen maar een nabootsing van wat iedereen kan zien. Een mens is echter meer dan natuur. Hij is ook geest en dat moet meeklinken in het geproduceerde.

Indien bijv. een kind in een tekening wordt uitgebeeld en het kind wordt zo weergegeven dat de "idee van wat een kind is" eruit te voorschijn komt, dan is het een kunstwerk omdat dan het wezen der ziel wordt meegedeeld of anders gezegd aan de openbaring wordt prijsgegeven.

Beziet men het beeld, dat de kunstenaar Rodin maakte en dat hij "de denker" noemt, dan ziet men een mens met de gebalde hand onder de kin in een rusthouding en met een peinzende uitdrukking op het gelaat. Dit beeld brengt de idee van het denken in ge(dealiseerde vorm met zich mee.

De lithograaf Aart van Dobbenburgh uit Aerdenhout heeft "De handen van mijn oude steendrukker" op een litho vereeuwigd> Het is een prachtwerk geworden. Korte stevige vingers met afgesleten nagels laten zien hoe hij dag in en dag uit bezig is geweest met zijn werk. Men kan hieruit de waarde van een handvaardige arbeider uit lezen.

Het zijn handen die toch in staat zijn om kunst uit te drukken, hoewel die handen grof zijn.

Rembrandt schilderde zijn vrouw op twee schilderijen verschillend uit. De ene keer schildert hij Titia uit wanneer zij vrolijk is: dan heft ze haar kindje die vrolijk lacht op, een volgende maal ziet hij Titia wanneer ze verdrietig is en zo schildert hij haar. Oppervlakkig gezien schildert hij twee verschillende vrouwen, die niet op elkaar lijken en toch is het zijn vrouw Saskia.

Zijn tijdgenoten vonden zijn schilderijen niet zo geslaagd. Maar nu vinden we die schilderijen mooi.  Dit komt omdat Rembrandt in wezen de gemoedsuitingen van Saskia op het doek neerzette. Hij schildert dus in wezen "het geluk" van een jonge moeder die tegen haar kind lacht en in het andere schilderij stelt hij de uiting van het "verdriet" voor. Aldus schildert hij eigenlijk abstracte zieleroerselen uit en niet de buitenkant van Saskia.

De componist Gluck (1714 - 1787) componeerde de opera "Orfeo en Euridice" (in het oude Grieks "Orpheus en Eurydike"). De jonge zanger Orpheus, die zo mooi kan zingen, zingt betoverend schoon met begeleiding op zijn lier zodanig, dat de gehele natuur er geluidloos naar luistert: de vogels streken bij hem neer, de wilde dieren legden zich aan zijn voeten, zelfs bomen en rotsen maakten zich los en kwamen naderbij. Dit wil zeggen dat deze jonge man met zijn muziek de natuur kon bezielen. Hij moet jongensachtige onstuimigheid bedwingen en man worden. Maar omdat het accent bij een jongen op het manlijke ligt, groeit hij eerst naar een mannelijke volwassenheid. Maar als hij eenmaal man is, is hij nog maar eenzijdig omdat het vrouwelijk accent nog niet ontwikkeld is. Het vrouwelijke gevoel moet dan nog tot volle wasdom komen. Pas wanneer hij de mannelijke en vrouwelijke kanten van zijn persoon gelijkwaardig heeft gemaakt en dus beide kanten in zijn leven mee laat doen, is hij echt MENS. We noemen dit de "androgyne mens" of de "holistische mens".

Orpheus eigen zieleleven is echter nog rustend in zijn psyche. Hij moet die nog ontwikkelen. Hij gaat dus zij ziel "Euridyke" zoeken.. Dit lukt hem niet. Na zijn dood komt hij in de onderwereld alwaar hij alsnog verenigd wordt met Eurydike.

De muziek die Gluck bij dit stuk schreef beeldt de zoekende mens uit die zich tot volledig menszijn wil ontwikkelen. De jongeman moet zijn vrouwelijke impulsen versterken en de vrouw haar manlijke impulsen versterken en zo kunnen de twee zijden in een man en in een vrouw gelijkwaardig worden. Als dit het geval is tussen twee partners kunnen de twee partners op gelijkwaardige wijze met elkaar leven. Gluck heeft met zijn muziek zoals hij die componeerde proberen uit tte drukken, wat er gebeurt wanneer een mens zijn zieleleven niet tot rijpe ontwikkeling kan brengen. Hij functioneert dan maar halfslachtig en is eigenlijk als mens mislukt. Voor de vrouw geldt het omgekeerde.  Zij moet naast haar gevoel tot het zuivere denken komen. De muziek van Gluck past precies op het gegeven zoals dat in het verhaal wordt gegeven.

W.A. Mozart componeerde in 1791 een pracht opera "Die Zauberfl(te" waarin hij op geniale wijze aangaf op welke wijze mensen een persoonlijkheid kunnen worden. Door indringende melodie(n, die precies in overeenstemming zijn met het totale gegeven van wat een mens is, weet hij die sfeer te scheppen, die aanduidt dat een mens de omkeer  van "het natuurlijke" naar "het geestelijke" is, al komt niet ieder mens even ver.

In de scheppende en de uitvoerende kunst zit evenals in de opvolgende tijden een ontwikkeling. Daarom verandert de kunstuiting ook voortdurend.

Wanneer de kunstenaar onzer dagen de "klassiek" vormgeving handhaaft, is hij niet in staat de geest des tijds uit te drukken en dan hebben zijn werken alleen de waarde, dat zij herinneringen oproepen.

De moderne kunst is uiting van een gistingsproces en wie zich ervoor interesseert, moet zich op onrust instellen, maar tevens naarstig speuren naar wat zich van de ziel der mensheid van nu in het werk openbaart.

Niet ieder mens kan kunstenaar worden. Wat niet in een mens zit, komt er niet uit. Toch maken vele mensen sublieme foto`s of bloemstukken. Van al deze technieken (kleurige breiwerken, geschilderde naambordjes en andere kunstnijverheid) , kan men zeggen dat ze artistiek of kunstzinnig zijn. Echte kunst is het echter niet.

Opgetekend door A.F.C. de Zwart., d.d. 29 - 01 - 1985.
Leerling van drs. Börger en dr. C. Schuurman, psychiater.