Index-
pagina


FORMELE  EN  PRAKTISCHE WIJSBEGEERTE.


Met "Formele wijsbegeerte" wordt hier bedoeld die wijsbegeerte, die werkt met vaste regels en in engere zin gezegd "werkt met begripsanalyse", of zoals gedaan wordt in Hegel's filosofie d.m.v. analyse, de begripsverbijzonderingen (of categorieën) te vinden, die in zichzelve gereflecteerd worden om zo tot een totaalbeeld van het begrip (bijv. "God" en "Vrijheid" te vinden), waarna het begrip van het "gevonden begrip" opnieuw kan worden ontwikkeld en begrepen.
Op andere wijze gezegd: Het is eigenlijk een begrip van iets uiteen denken en weer tezamen denken, zodat een totaal begrip van het gestelde onderwerp tot begrip komt, waardoor in het begrip "positief" het "negatieve" meedoet.
(Bijv. in het positieve begrip  "Vrijheid" doet het negatieve begrip "Onvrijheid" altijd mee. Zonder het één kan het ander niet gekend worden en begrepen worden).
In de éénheid van het begrip "vrijheid en onvrijheid" zijn allerlei tussenliggende momenten die zich voortdurend voordoen als tegengesteldheden en momenten zijn van een procederende eenheid.
In Hegel's logica gaat het als volgt: Het begin is het abstracte (onstoffelijk) Zijn, dat niets is.
Dit Zijn is dus tevens Niet-Zijn. , haar Eenheid is : Worden.
Börger schrijft hierover:
Van alles is te zeggen dat het is, maar uit de aard der zaak is de inhoud van het begrip "Zijn" een veelvuldigheid. (Ik kan zeggen dat een boom bestaat, maar ook dat hij groot is.)
In beide voorbeelden heeft het begrip "Zijn" een andere betekenis.
Laten wij beginnen ons af te vragen wat "Zijn" wezenlijk betekent   en laten we ons afvragen wat het wezen van "Zijn" is. Het antwoord kan hierop slechts luiden, dat het wezen van het "Zijn" "Niet Zijn" moet zijn. Om alle verwarring te voorkomen moeten wij dan echter het "Zijn" in volstrekt algemene zin opvatten en daarnaast bedenken, dat het hiervoor gezegde voor alle "Zijn" geldt, want het wezen is het algemene, ook van het bepaalde.
Zijn is ontkenning van het Niet_Zijn, is het Niet_Zijn op ander wijze, maar tevens in de grond van de zaak hetzelfde. Het Niet_Zijn is als Zijn voor zich en het Zijn is als Niet-Zijn op zich.
Het wezen is: zelfweerspreking, die zich als Zijn stelt  en aangezien aan het Zijn zich het wezen openbaart, is Zijn niet slechts Zijn, maar tevens de ontkenning ervan, wier eenheid wij WORDEN noemen.
Aan het Worden stelt zich het Niet-Zijn. Het schijnt Zijn te zijn, maar is het tevens niet.
Het Zijn is voortdurend bezig zich op te heffen, maar kan niet ophouden te zijn,  omdat het wezen duurzaam is.
                                                Einde citaat.



Hegel's logica wordt door Börger als volgt vertaald:

Het begin is het abstracte Zijn, dat niets is. Dit Zijn is dus tevens Niet-Zijn..
Eenheid:Worden.

Zijn is negatie van het Niet-Zijn: als zodanig is het Aanzijn, Zijn met een bepaaldheid, welke is de qualiteit (hoedanigheid) , omdat zij onmiddellijk is.

Negatie van Niet-Zijn is IETS-Zijn. Aan Iets valt de grens te bedenken, waar het eindigt en anders wordt. Het Aanzijnde is dus eindig en veranderlijk.

Iets is iets anders voor iets anders, dat ook weer  iets is. Het wezenlijk zijn van het Iets is dus het anders zijn.
                                          Einde citaat Börger.
                           -----------------------------------------------


Het voorgaande moet als een illustratie opgevat worden van een  "Formele filosofie",
die met vaste regels der logica werkt. Dit soort filosoferen is noodzakelijk om tot heldere begripsbepaling te komen, maar in de practische gang van alle dag kun je er niet zo goed meewerken. (cirkelredeneringen).
De praktische filosofie moet inspelen op gedachtenwisselingen zoals die zich in de samenleving afspelen rond kwesties van maatschappelijke ordening in verschillende fasen van uitkristallisering van de opvattingen.
Alleen op deze manier kan de filosoof voor het huidige maatschappelijke gebeuren een factoor van belang zijn om de menselijke vooruitgang te bespoedigen.

Op het moment dat onderstaand thema geschreven wordt (16-0-7-1981), doet zich het maatschappelijke levensgrote probleem voor, dat een zigeunergroep van ± 140 mensen (inclusief kinderen) in Nederland worden opgejaagd van de ene naar de andere gemeente en nu op het Malieveld in Den Haag staan  in afwachting van wat de autoriteiten zullen beslissen over hun lot. Het gaat om hier te mogen blijven of onvrijwillig te worden verwijderd.
Met de cirkel-redenering, die Hegel over "Vrijheid" heeft ontwikkeld kunnen we slecht uit de voeten. Toch moeten er vanuit de wijsbegeerte impulsen komen, die een handreiking zijn om de kwestie rechtvaardig op te lossen.
Het zigeunervraagstuk   kunnen we hier niet uitputtend behandelen, omdat dat een langdurige studie zou vereisen en bij publicatie een boekvorm zou vorderen. Wel kunnen we enige algemene aspecten van dit zigeunervraagstuk behandelen.

De zigeuners zijn nog het enige trekkende volk ter wereld, die eigenlijk geen eigen vaderland bezitten (staatkundig gezien), maar wel een sterke verbondenheid met elkaar hebben.
De hele wereld is als het ware hun vaderland. Een zigeuner heeft de vrijheid lief, maar is tevens gebonden aan zijn familie en aan het totale zigeunervolk.
Op dit moment (19-07-1981) wachten de zigeuners op de beslissing van de Ned. Regering omtrent uitzetting uit Nederland of dat zij een verblijfsvergunning krijgen.
Nu is vanuit het ministerie van Justitie het plan geopperd de zigeuners tijdelijk in een huis van bewaring onder te brengen. Petalo de Zigeunerkoning verzet zich hier heftig tegen, wat geen wonder is omdat dit gevolgen kan hebben in andere landen en dit tevens een ernstige vrijheidsbeknotting betekent, die tegen de zigeuner-ideologie  in gaat.
Hoe zou nu onze Ned. Regering kunnen reageren op dit zigeunerverschijnsel?
Eerst maar eens wat feiten opgesteld:
De zigeuners zijn een zwervend volk, die zich tot nu toe in tegenstelling met de joden niet in één koninkrijk willen voegen. Zij beminnen de "Vrijheid", maar kunnen die vrijheid niet met geweld verdedigen.
Op dit moment worden ze naar Ned. gelokt vanwege de zeer goede sociale voorzieningen die hier zijn, toch zullen ze waarschijnlijk wel na een bepaalde tijd wegtrekken, omdat ze het nergens zeer lang uithouden.
Direct de grens overzetten kan niet,  omdat België en Duitsland de zigeuners niet willen toelaten.  Enz. enz.

De Nederlanders staan in de wereld bekend als een vrijheidslievend volk (80-jaar oorlog gevoerd met Spanje enz.) Nederland had de vrijheid nodig omdat het een zeevarend  handelsvolk is van oudsher. Maar wat is vrijheid waard als je het alleen maar voor jezelf wilt als natie of als individu.
Nederland heeft koloniën bezeten en de zgn. inboorlingen  onderdrukt. Onderdrukkers zijn echter niet vrij, omdat ze vastgeklonken zitten aan de onderdrukten.
Ondanks dat is het streven naar zoveel mogelijke individuele vrijheid in Nederland zeer sterk.
Voor en in zoverre de mens afhankelijk is van de natuur is de mens niet vrij. (hij moet bijv. slapen enz.)
In het geval van vreemdelingen in ons land opnemen, geldt als een eventuele natuurlijke beperking, dat ons land zo klein is en toch al overbevolkt.
Er zit dus een spanningsveld tussen onze vrijheidsopvattingen en onze beperkte opneem-mogelijkheden
De vraag die zich nu voordoet is, willen we de zigeuners (of bootvluchtelingen, of vervolgden enz.) opnemen en kan dat i.v.m. de beperkte ruimte en economische mogelijkheden die wij hebben.
De ecologen en economen zullen voor advies moeten worden ingeschakeld om de vraagstukken i.v.m. ruimte en economie te bezien. Hun conclusies zullen bindend voor de regering moeten zijn.
Indien de zigeuners hier niet kunnen blijven, zal de Ned. Regering toch moeten proberen ter wille van onze vrijheidsideeën, hen in een ander land gestationeerd te krijgen, waar ze zichzelve kunnen ontplooien als ze dat willen. De zich afsplitsende kleine groepjes bestaande uit een aantal kleine gezinnen, schijnen zich in de kleine steden van ons land wel te voegen  in de Nederlandse gewoonten en tradities, terwijl ze ook vast werk hebben gevonden.
Indien we stellen, dat zigeuners in het Noordoosten van Nederland  de vrijheid hebben gekregen om hier te wonen en te werken en tevens voor de Ned. Wet gelijk zijn gesteld, dan is er (afgezien van discriminatie door Ned. Staatsburgers) sprake van volledige acceptatie, want dan zijn hun rechten en plichten dezelfde geworden als die van de oorspronkelijke Nederlanders.
Voor die zigeuners, die hier niet kunnen blijven wonen wegens ruimtegebrek enz. geldt, dat zij hier een gastrecht moeten ontvangen, totdat er een oplossing is gevonden.
Zo stellen we in onze handelingen de "Vrijheid" veilig en tonen we ons de vrijheid waardig.

Gezien de ons toegemeten tijd hopen we een goede indruk te hebben gegeven wat practische filosofie is en wil zijn in de huidige maatschappij, zonder de orthodoxe filosofie geweld aan te doen. Per slot van rekening  hebben wijsgeren in de huidige maatschappij mede tot taak om de hedendaagse problemen zuiver te stellen en mee te helpen om inzicht te verschaffen in datgene wat van wezenlijk belang is voor de huidige samenleving.
                                      Getekend,  A.F.C. de Zwart.



   Enige inleidende gedachten omtrent de algemene en menselijke geschiedenis, die leidde tot begin en ontwikkeling der wijsbegeerte.

Aangenomen wordt, dat 500.000.000 jaren geleden het eerste leven op aarde ontstond. De eerste mens verscheen ± 600.000 jaar geleden.
Niemand kan een herinnering aan zijn geboorte hebben... Evenmin als iemand een herinnering kan hebben aan zijn geboorte, kan de mensheid die bezitten.
Dus is te zeggen, dat de mensheid opkomt uit de nacht der tijden.
Hoe moeten we ons die eerste gang der mensheid me voorstellen? Dit kunnen we alleen verklaren als we een echte wijsgerige vraag stellen n.l. "Hoe is het te begrijpen?".

De wetenschap vraagt:
"Hoe gebeurde het en wanneer?
De wijsbegeerte vraagt:
"Hoe is het te begrijpen?".

Wanneer een kind geboren wordt, is het nog slechts een klein hoopje natuur.
Slechts langzaam groeit het uit tot datgene wat het naar zijn vermogen worden moet, n.l. een denkend en wetend wezen.
Zo gaat het ook met de mensheid. De mens is de omslag van natuur naar geest.
Uit de onwetendheid van het natuurlijke, dus uit het duister moet hij groeien naar het licht, dat bewustwording en daardoor later bewustzijn schept.
 We kunnen stellen dat de pre-historische mens nog in het nachtbewustzijn zit. Zittende voor zijn hol of hut - 's avonds in het donker -, kan hij de sterren zien en gaat zijn fantasie werken. Zo ontstaan de eerste mythen.
In de mythe komt de waarheid tot uiting over datgene wat de mens in waarheid is; "maar alleen op gevoelvolle wijze".
Vanuit het nachtbewustzijn trekt de primitieve mens langzaam aan door een schemertoestand naar het licht. Oorspronkelijk toonde de werkelijkheid van de verschijnselen d.m.v. het licht (dus de dag) teveel details om het geheel te kunnen overzien.
Eenmaal in het licht getreden wordt kennis en inzicht snel groter van het omringende en kan de opmars naar beheersing van vele problemen worden begonnen.
Tijdens de opmars naar meer begrip t.o.v. natuurlijke en geestelijke inzichten, komt er steeds weer een terugval, die soms eeuwen duurt.
Magisch (toverachtig) treedt de mens buiten de natuur en wordt "heer" der natuur. Maar er zullen millennia verstrijken alvorens we aan een eenvoudige vorm van wijsbegeerte toekomen.  



Deel 2

De wijsbegeerte in het Oosten en Westen stammen beide uit de religie en de godsdienst. (religie in deze verhandeling op te vatten als: een zich diep verbonden één voelen met de kosmos als totaliteit, zonder binding met een kerkelijk dogma).
(Godsdienst op te vatten als: dienst aan God volgens kerkelijke richtlijn, d.m.v. een gebod zich te houden aan bepaalde voorschriften, waardoor t.o.v. religie een verstarring der in oorsprong flexibele geest optreedt.)
Prof. P.T. Raju schrijft in "Oosterse en Westerse wijsbegeerte" (Aula-boek nr. 264):
In het hedendaagse India staan wijsbegeerte en godsdienst niet los van elkaar. Einde citaat.
± 4000- 3000 v. Chr. Was er in India een specifiek Indiase godsdienst waarvan we weinig weten. Het moet een of andere godsdienst van innerlijkheid, die de opperste werkelijkheid binnen de mens trachtte te vinden, zijn geweest.
Daarna volgt de "Rigweda hymnen" ± 2000 v. Chr.. Volgens de geleerden is dit een naar buiten gerichte natuurverering geweest. Zij zagen de natuur en de natuurkrachten als bezielde wezens, ze hadden een eigen wil, die door de mensen vereerd werd. De V(w)eda is de oudste hymne. Veda betekent: de bron van kennis.
Hymne =  plechtige lofzang ter ere van een godheid.  

Het zou ons hier te ver voeren om uitvoerig alle grote culturen te bespreken.
Grote culturen zijn o.a.: De Sumerische cultuur van ± 3100 - 2400 v. Chr.
De Akkadische cultuur van ± 2400 - 2170 v. Chr.
Daarna beginnen de Assyrische - Babylonische rijken.
De overgang naar de landbouw schijnt in Irak en Syrië te liggen.
Tussen 4 en 3000 is in Mesoppotamië de landbouw geheel doorgevoerd. Alle land is eigendom van de hoogste godheid: "De Grote Moeder Innin", wier vertegenwoordiger "de Heerser" is.

Natuurlijk speelt in de Chinese traditie de godsdienst/filosofie in de Antieke    oudheid ook mee. China is het tweede cultuurcentrum en ongeveer even oud als het Indische.
Sjang Jang, 4e eeuw v. Chr.: Legalisme
Sjen Poe Hai:   ,,          ,,            ,,
Sjen Tao          ,,          ,,            ,,
Mencius     ± 372 - 289  ,,         ,,      Confucianistisch
                                                          ethisch realisme
enz.                                                    (=het zedelijk gevoel betreffend)




 Deel 3

Als men de ontwikkeling die leidt tot wijsbegeerte bespreekt kan men de figuur "Alexander de Grote" niet overslaan.
Alexander  de Grote is een van de sleutelfiguren van de geschiedenis van de mensheid.
Alexander, bijgenaamd de Grote, wereldveroveraar, leefde van 356 - 323 v. Chr.
Hij werd geboren in de stad Pella in het vroegere Macedonië. De streek behoort thans bij Griekenland. De bouwvallen zijn enige tijd geleden gevonden en uitgegraven.(zo'n 75 km. Ten westen van Thessaloniki).
Hij was Waarschijnlijk een onechte zoon van koning Philippus. Toch werd hij als een echte zoon beschouwd en kreeg een koninklijke opvoeding. Hij leerde natuurlijk met alle wapenen omgaan en kreeg krijgskunde-leer.   Verder had hij les in Grieks, welsprekendheid en in de leer van de logica. Later kreeg hij les van Aristoteles in geneeskunde, staatkunde en staatsbestuur.
Philippus werd vermoord d.m.v. een messteek in de rug.
Alexander, hoewel omstreden als opvolger van Philippus, nam toch zelf het opperbevel over de troepen op 20-jarige leeftijd. Hij trok met een geringe legermacht Griekenland binnen, smeedde de (Griekse) Helleense Statenbond, die onder Philippus uiteengevallen was, weer tot een eenheid. Daarna kreeg hij van het verenigde Hellas het  verzoek om de Hellespont (tegenwoordig de Bosporus) over te trekken en Perzië binnen te trekken om een einde te maken aan invallen en rooftochten van het Perzische leger in Griekenland. Dit nam hij aan omdat het nog een oud plan van zijn vader, koning Philippus was. In ruim acht jaar trok Alexander door Azië heen, steeds zware gevechten leverende. Hij versloeg de grote maar lafhartige koning Darios en kwam uiteindelijk voor de rivier de Indus in India te staan. Hier durfden zijn oorlogs moede "Macedonische Hooglanders" niet verder meer en trok Alexander terug om in Babylon onder hoge koortsen te sterven aan waarschijnlijk Malaria. Zijn geboortegrond zag hij dus niet meer terug. Hij had tweeëndertig jaar en acht maanden geleefd.

Alexander de Grote was ongetwijfeld een genie. Als een lichtflits trok hij heel Azië door en maakte met kleine afgesplitste legergroepen zijsprongen o.a. naar Egypte, alwaar hij vele godentempels bezocht. 's Avonds kwamen de geleerden die met hem meetrokken, zoals bijv. landmeters, artsen, priesters en filosofen bijeen. Dan bespraken ze de dingen en gebeurtenissen van de dag. De gemaakte rapporten werden naar Griekenland gestuurd. Men ontdekte dat in de doorgetrokken streken steeds bijv. een regen- of vuurgod aanbeden werd, maar steeds onder een andere naam. In wezen waren het dus steeds dezelfde figuren. Zo wordt het inzicht geboren, dat alle goden wel eens onder één noemer zouden kunnen worden gebracht.
Alle kennis, die door Alexander de Grote naar Athene werd overgebracht, werd in Griekenland bestudeerd en verwerkt na in vele gesprekken becommentarieerd en redelijk doordacht te zijn door geleerden.
De geschiedenis heeft bewezen, dat de toenmalige Grieken in de wieg gelegd waren om wijsgerig te denken en conclusies te trekken uit debatten enz.. Vanuit Griekenland begint de wijsbegeerte een zegetocht door de Westelijke Wereld.

***

Wanneer de mensheid nog in het nachtbewustzijn-stadium verkeert, wordt door middel van de magie veel verklaard.
Tovenaars en sterrenwichelaars zijn dan belangrijke personen. Langzaam aan ontwaakt echter in de menselijke natuur de geest, omdat men begrip krijgt van vele zich voordoende problemen.
We kunnen dus stellen "De mensheid (uitdrukking van Börger)  begint als het kind onbewust".
De heel primitieve mens ziet de wereld nog niet zoals zij is: ziet de objecten nog niet als objecten, maar als symbolen. Symbolen zijn gelijkenissen. Hun inhoud is niet uit te drukken.

In het daglicht getreden verdwijnen voor een groot deel de tovenaars en sterrenwichelaars, hoewel ze nog wel heel lang mee doen in het beleven van on-of nog niet verklaarde verschijnselen.
In de vroege middeleeuwen speelt de tovenaar met punthoed "Merlijn"  in Engeland nog een grote rol en slaagt erin om de Saksische volken die o.a. uit Bretagne en Duitsland kwamen te verenigen tot aan de grens van Schotland.
Toch wordt in het grootste gedeelte in de loop der eeuwen de magie vervangen door de ritus.
Börger stelde in zijn cursus "Het ontwaken der Mensheid" gehouden in 1955:
De ritus beoogt de mens te binden aan een innerlijke orde. Het element  der binding leidt tot verstarring. De dienaren van het verstarde beogen vanzelfsprekend de verstarring te doen voortbestaan. Het volgen van de ritus is het afleggen van een innerlijke weg, maar niet individueel, doch collectief. D.w.z. de individuen ervaren zich nog niet als zodanig, maar als "organisch" tot het geheel behorend.
Dit gevoel wordt geprojecteerd op (is realiteit als) de groep, die de rituele handelingen verricht. Evenals het instinct is de ritus boven-individueel.
Instinct = het weten van de soort
                                                              Einde citaat

Natuurlijk treedt - direct daarna en ook doorheen, dus tegelijkertijd haast, de ontwikkeling van de goden - begrip op. Nu nog zijn er in India meer als één miljoen goden, die min of meer nog aanbeden worden. Elke energiestroom is een godheid. Bijv. een rijstkorrel. Maar de grote goden zijn veel meer dan een enkele energie-golf in India.  

Als  uitvloeisel van het ontdekte door Alexander de Grote en zijn staf ontstaat na lange tijd van beroering een nieuwe gedachte t.o.v. "de enige God", hetgeen zijn uitdrukking krijgt bij en in de Joodse godsdienst. De oorspronkelijke woestijngod werd de enige en algemene God aldaar en later bij de Christenen die het overnamen.  

Toch wemelt het heden ten dagen  nog van Goden in de wereld. Nog steeds is er geen eenstemmigheid en heerst er ook nog veel bijgeloof. Al is een scheiding tussen geloof en bijgeloof moeilijk te maken. Het zgn. echte en rechte geloof is in zulke strakke structuren gebonden, dat iedere afwijking niet getollereerd kan worden door die officiële godsdiensten zoals Joodse- Christelijke en Mohammedaanse godsdiensten.



VOLKSDANSEN

De eerste volksdansen in Joego-Slavië waren kringdansen. Binnen de kring was men veilig. Het onveilige was dan buiten gesloten. Als men buiten de kring viel over bijv. een boomwortel dan had een "kwade geest" je dat aangedaan.
Pas veel later ging men o.a. over tot rij-dansen in bijv. Engeland en dat kon omdat men mer inzicht had gekregen en niet meer aan boomgeesten geloofde.
In onze tijd dansen jonge mensen dikwijls zonder elkaar vast te houden. Jongen en memisje dansen dan apart, maar wel als paar recht tegenover elkaar. De vrijheid tegenover de buitenwereld wordt hiermee onbewust gedemonstreerd.


Nawoord

In het vorengaande werd met reuzenpassen dor de geschiedenis gemarcheerd.
De bedoeling was om een algemene indruk te geven van de weg, die de vele volken gingen, op weg naar begin en ontwikkeling der wijsbegeerte, waarbij als voorbereiding, magie, ritus, sterrenwichelaars  enz. een rol speelden.
Het is nog niet zo lang geleden, dat het transcendente in de wijsbegeerte niet meer meespeelt. De hedendaagse wijsbegeerte wordt steeds rationeler.
Transcendent = bovenzinnelijk, boven de grens der ervaring liggende.

                                          A.F.C. de Zwart   1 juni 1981  


 Opgedeeld in punten

     deel 1
Eerste leven op aarde 500.000.000 jaar geleden
Eerste mens op aarde 600.000.000 jaar geleden
Niemand kan een herinnering aan zijn geboorte hebben, evenmin de mensheid.
De mens komt op uit de nacht ter tijden.
Hoe kunnen we dit begrijpen?

De wetenschap vraagt:
"Hoe gebeurde het en wanneer?"
De wijsbegeerte vraagt:  
"Hoe is het te begrijpen?"

De wijsgeer doet niet anders dan trachten de werkelijkheid te doorgronden en te begrijpen. Voor zoverre hem dit laatste gelukt, zet hij de werkelijkheid om in begrippen, die op hun beurt ook werkelijkheid zijn, maar een zuiver geestelijke werkelijkheid.
Einde citaat Börger.

Baby = klein hoopje natuur, dat moet uitgroeien; zo ook de mensheid in den beginne.
De mens is omslag van natuur naar geest.
De mens moet uit het duistere treden naar het licht.
Magisch treedt de mens uit het duister en wordt heer der natuur.
                               Einde deel 1


   Deel 2

Wijsbegeerte uit Oost en West stammen beide uit de godsdienst. Verhouding godsdienst contra religie.
Prof. Raju uit India, publicatie 1966:
In India staan op heden godsdienst en wijsbegeerte niet los van elkaar.
± 4000 - 300 v. Chr. Bestond er in India een godsdienst waar we weinig van weten. Het was iets over innerlijkheid, die de opperste werkelijkheid binnen de mens trachtte te vinden.
± 2000 v. Chr. De "Rigweda" hymnen. Rigweda of Veda betekent: de bron der kennis.
Tussen 4000 en 3000 is in Mesopotamië de landbouw geheel doorgevoerd.
 Nomadenstammen zijn grotendeels verdwenen.
(Mesopotamië lag in het Noorden van het huidige Syrië).
De Chinese traditie speelt ook mee.


      Deel 3

Alexander de Grote, in principe de wegbereider tot het aanbidden van één algemene God, in plaats van de vele godheden.
De "Macedonische Hooglanders" o.l.v. Alexander de Grote, stelden hem en zijn staf van geleerden in staat om het inzicht van "de Ene en Almachtige God"  voor te bereiden.

In het stadium van "Nachtbewustzijn der Mensheid" wordt veel verklaard door Magie, sterrenwichelaars enz.,.
De mensheid begint als het kind onbewust. Langzamerhand ontwaakt de Mensheid.
De heel primitieve mens ziet de wereld nog niet zoals zij is; ziet de objecten nog niet als objecten maar als symbolen. (= gelijkenissen)

De ritus = wijze van het verrichten van kerkelijke plechtigheden; het geheel der godsdienstige gebruiken; kerkelijke ceremonieën.
De ritus beoogt de mens te binden aan een innerlijke orde. Wanneer men bij die innerlijke orde blijft staan, treedt verstarring op en komt men niet verder.

Éen van de taken die een mens heeft, (als hij er althans geschikt voor is), is om de zich voordoende geestelijke problemen uit verleden en heden steeds opnieuw weer te doordenken en als het mogelijk is er nieuwe zienswijzen aan toe te voegen.
Historisch besef en steeds opnieuw doordenking en toetsing der waarden is noodzakelijk, opdat nieuwe waarden het vroeger gevondene kunnen verrijken.
De wijsgeer blijft nergens voor te staan, maar probeert steeds verder de problemen te doordenken.
                               Haarlem,  3  - 6 - 1981