Index-
pagina


Opwekking tot vrijheidsuiting en beleving d.m.v. bewustzijnsprocessen in de psychologie.

Oorspronkelijk waren wijsbegeerte en psychologie één discipline. Dit komt omdat beide disciplines (leerstelsels) trachten de werkelijkheid te begrijpen en om te zetten in begrippen, die op hun beurt een zuiver geestelijke werkelijkheid zijn.
Dat beide disciplines uit elkaar gegroeid zijn, komt omdat de filosofie alle zich voordoende vraagstukken doordenkt en opheft tot begrip en men zich in de psychologie beperkt tot het proberen te doorzien van het individu in zijn zielsbewegingen.

De psychologie is dus voortgekomen uit de wijsbegeerte. Aristoteles is er mee begonnen en het eigenlijke beginpunt ligt bij Descartes.
Eerst moeten we nu omschrijven wat we onder psychologie verstaan tegenwoordig.

Dr. C.J. Schuurman stelde het zo:
We kunnen eenvoudig zeggen: psychologie is de wetenschap omtrent het geheel van de menselijke ziel, inclusief de dieptepsychologie die zich in het bijzonder bezig houdt met de uiting van het onbewuste zieleleven.
Wat verstaan we onder het woord ziel of psyche?
Om dit te benaderen moeten we uitgaan van ons zelfbewustzijn. We weten, dat wij mensen een vermogen hebben om onszelf waar te nemen, onszelf als het ware innerlijk evenzo in de spiegel te bekijken, als we dat uiterlijk kunnen doen. Als ik dat doe, merk ik, dat ik een krachtenspel waarneem, waarvan ik kan zeggen: dit hoort bij mij, dat ben ik.

Klages (1872 - 1956), een Duits wijsgeer zegt het zo: “Der Leib ist der Erscheinung der Seele und die Seele ist der Sinn  Leibes”.   Het lichaam is de uitdrukking van de ziel en de ziel is de zin van het lichaam.

Inderdaad is de ziel het krachtenspel op de achtergrond van het lichaam, van het organisme.

Twee Oostenrijkse artsen Breuer en Freud (later psychiaters) waren de eersten die de basis legden van de wetenschap omtrent het zieleleven en het was Freud die de opzienbarende ontdekking deed, dat wij kunnen doordringen in de diepten en de verborgenheid der ziel.

Men zwoer destijds bij hypnose, maar de resultaten bleken niet duurzaam te zijn. Hypnose is een kunstmatig opgeroepen toestand, waarin men gedeeltelijk slaapt en waarin men in staat  blijft te gehoorzamen aan bepaalde suggesties van de hypnotiseur.

De posthypnose, dus direct na het ontwaken en een poosje daarna, kan de cliënt  handelingen verrichten, welke hem door de hypnotiseur bevolen zijn. De gehypnotiseerde verricht dan bewuste handelingen uit onbewuste oorzaken. Er zit echter wel weer een beperking aan, want hij kan tot op zekere hoogte beslissen over de al of niet toelaatbaarheid der bevolen handeling.

Anton Mesmer (1734 - 1815) is de Oostenrijkse ontdekker van de hypnose.  In wezen ontdekte Mesmer een techniek - de suggestie - (ingegeven gedachte) om het spel van mentale krachten in zijn proefpersonen te wijzigen, waaronder ook de genezing van hysterische variëteit.   (hysterie = zenuwziekte ;  hysterisch  onecht, overspannen, theatraal)
Enige tijd werd over deze methode niets meer gehoord.

De hypnose werd weer nieuw leven  ingeblazen tegen het einde van de 19de  eeuw door Martin Charcot (1825 - 1893) en zijn invloedrijke rivaal Hippolyte Bernheim (1840 - 1919). Sommige hedendaagse therapieën werken nog met hypnose als aanvulling.

Dr. Willem Glasser: Realiteitstherapie (pas je aan)

Dr. Albert Ellis rationeel-emotionele therapie, geënt op het hedonisme (leer dat het rustig genieten van het leven het doel van de mens is), ligt dicht tegen de humanistische psychologie aan. (Menselijke mogelijkheid beweging).

Breuer en Freud kwamen d.m.v. de toepassing van de hypnose tot de grootse ontdekking, dat in de menselijke ziel een deel zat, dat onbewust was, doch dikwijls wel bewust gemaakt kon worden, althans ook weer gedeeltelijk. Zo ontstond de therapie, die we Psycho-analyse noemen. (Freud ook).

Psycho-analyse betekent letterlijk: zielsontleding en is dus niet zo goed gekozen als benaming.
Thans omvat de psychologie het hele zieleleven.

Börger stelt:
Freuds ontdekking komt hier op neer, dat het mogelijk is de onbewuste oorzaken op te sporen van bewuste gedragingen.

Freud volgt de methode van de z.g.n. “Vrije associatie”. De patiënt  zegt gewoon alles wat er in hem opkomt. Daardoor ontstaan gedachtenketens, die de therapeut een beeld kunnen geven van wat er zich in het onbewuste van een patiënt afspeelt. Deze manier is  echter  reeds lang verlaten en vervangen door veel andere methoden. Freud is van het grootste belang geweest omdat hij de deur van de kamer waar zich allerlei psychische problemen afspelen, heeft opengezet. Na Freud komen vele anderen, die steeds een of meerdere componenten aan de ideeën van Freud toevoegden.

Adler en Jung komen ook voort uit de Weense school.

Freud brengt alles onder de noemer sexualiteit, (dus niet onder Eros) en verdringing.

Bij Adler gaat alles om de strijd om de macht, (dus societas, gemeenschap) en is de neurose een truc van het onbewuste, maar het is ook een conflict in de mens, welke ontstaat, doordat hij in botsing komt met zijn menselijkheid.

Börger schrijft: 
Adler en Freud hebben hun best gedaan. Freud gaat uit van het vrouwelijke, het sexuele, Adler van het manlijke, het agressieve; heel zijn leer van de strijd om de macht is immers gebaseerd op de agressiviteit als zijnde de strijd om zelfhandhaving tegen de anderen. (blz. 116 Een wijsgerige beschouwing over de ziel)

Freud, Adler en Jung zijn de drie fasen, die elkaar in snel tempo zijn opgevolgd.

Freud het begin, Adler een aanvulling, die niet overmatig belangrijk is, maar desondanks zijn verdienste heeft, omdat hij het sociale element onderstreept; Jung, de man die bijna aan de wijsbegeerte toe is, maar zijn verstand niet kan uitschakelen, doch tenslotte gezegd heeft, dat de mens meer is als bijzonderheid en meer dan sociaal wezen, ook het volstrekt algemene. Jung kan het algemeen niet zuiver doordenken, maar is niet zo eenzijdig als Freud , de wegbereider,.  Freud hecht veel aan dromen; Jung ook, maar Jung ziet in de droom meer dan Freud.

Jung probeert een synthetische beschouwing te leveren. Volgens hem is het onbewuste de primaire scheppende macht, welke niet eenzijdig tegenover het bewustzijn staat, maar het bewustzijn doordringt, zoals dit laatste het onbewuste doordringt.

Onbewustzijn en bewustzijn samen zijn de psyche, waarbij het onbewuste als regulator optreedt in die zin dat het het bewustzijn remt, als dit neigingen mocht vertonen, die de psyche geheel bedreigen.

Een ander verschil is dat Freud niet, maar Jung wel onderscheid maakt tussen het persoonlijke onbewuste en het collectieve onbewuste.

Verder zegt Jung, dat de droom het zelfportret is van het onbewuste. De droom openbaart de dromer diens andere zijde, d.w.z. de andere zijde dan waarmee zijn bewustzijn zich bezig houdt.

In en door de droom geeft de dromer zich dus een aanwijzing voor zelfkennis en zelfcorrectie; de droom is altijd bruikbaar voor zelfcorrectie, omdat hij vertelt wat de dromer niet weet. Voor Jung was Freuds kenschetsing van de droom als een verdraaide weergave van een verlangen zoveel als heiligschennis.

De droom is de meest opmerkelijke manier waarop de archetypen (grondpatronen) zich kunnen doen gelden en een droom moet niet vertaald , maar geïnterpreteerd  worden.

Jung stelde een verbod in voor de vrije associatie (verbinding van voorstellingen). Welke hij betitelde als Freuds reducerende methode (herleidende methode)

Jung gebruikte de techniek van de amplificatie, wat inhoud dat de droominhoud en dramatische termen binnen het leven van de dromer opnieuw door de patiënt wordt gesitueerd en in verband gebracht met mythen en symbolen. Zo wordt dan de droom geopenbaard als een hogere vorm van kennen. ( de archetypen doen er in mee). Zo werd de persoon geleid naar een hogere vorm van weten en niet naar hetgeen hij te verbergen had. Zo kwam de patiënt steeds meer in contact met zijn onbewuste zijde. De droomontwikkeling neigt dus naar het transcendente. (transcendent = boven de grens der ervaring)
Er is dus iets in de mens, zegt Jung, dat boven de individuele ervaring en de materiële geschiedenis uitgaat en dat beide bepaalt.

Na de ontdekking en ontwikkelingen in de psychologie van Freud, Adler (en met enige reserve Küünkel) en  Jung, ontstaan vele richtingen in de psychologie, die gedeeltelijk voortbouwen en verder ontwikkelen wat Jung heeft gesteld.

Neo Freudianen zijn:
Otto Ranck (1884 - 1939) Karel Horney (1885 - 1952) Harry Stack Sullivan (1892 - 1949) en Erich Fromm (1900 - ? )
Voorgaanden hadden veel invloed in de V.S.

Tot de Centraal-Europese school kan men rekenen: Kierkegaard, Husserl, en Heidegger die als filosofen bijdragen ontwikkelden waarop Ludwig Binswangen (1881 - 1966) en Medard Bos ( 1903) als psychiater voortbouwden.

Nu zijn er zoveel verschillende richtingen in de psychologie, dat het zelfs voor ingewijden haast niet is bij te houden. Wat opvalt is, dat de meeste scholen de verbale methode gebruiken.

Encounter groepen pasen verbale en non-verbale methoden toe.
Encounter = ontmoeten, tegenkomen, ‘t hoofd bieden, ondervinden, treffen gevecht.

De encounter methode staat open voor alle methoden, die op een gegeven moment nuttig zijn. (In rijtjes van twee, de een moet de ander opvangen, dit om vertrouwen in de goede bedoeling van de ander te krijgen)

In een encounter-groep kunnen nieuwe saamhorigheidsbelevenissen de oude neutraliseren.

In ‘t algemeen kan gesteld worden:
1  Elk mens is uniek

2 Omdat elk mens een eigen uniciteit heeft, moet hij vanwege een psychische
 afwijking nooit volgens vaststaande techniek behandeld worden, maar moet worden gezocht naar de juiste methode.

 3  De patiënt of de cliënt moet zichzelf beter maken d.m.v. de spiegel, die hem
voorgehouden wordt en waaruit hij in- en door samenspraak met de behandelende
psychiater of  psycholoog zijn eigen tekortkoming ziet.

 4  De psychiater of psycholoog moet nooit dogmatisch te werk gaan, d.w.z. : hij moet die elementen opzoeken, die op het probleem van de persoon passen.

 5   De therapeut moet:

       a   zichzelf kennen

       b   zich kunnen inleven in de ander (zelfkennis hebben)

       c   Een Fingerspitzengefühl hebben.

 6    De therapeut moet het vertrouwen van de patiënt hebben.

 7
    De therapeut moet een sterk intuïtief gevoel hebben.

De mens die vervreemd is van zijn, zo zijn als hij zou moeten zijn vanwege zijn aanleg, heeft in diepste zin zijn vrijheid verloren. Hij reageert anders op in het leven gegeven situaties dan noodzakelijkerwijs zou moeten, als hij echt zichzelf was.

Als de vervreemding van zichzelf te extreme vormen aanneemt, dan leeft de persoon zo ver buiten zijn eigen bestemming, dat hij a.h.w. omvalt, zodat hij ziek wordt en dan zijn vrijheid om evenwichtig verder te leven verliest. De therapeut moet dan proberen, de cliënt  het evenwicht terug te geven opdat hij in gebondenheid verder kan leven en dus tevens zo in vrijheid, dat hij zichzelve niet ontrouw is.

Vele cliënten zijn al een heel eind op weg om te herstellen indien zij gaan inzien, dat zij in het “zijn” behoren te leven en niet in het “hebben”  Als zij in het hebben zijn geïnteresseerd, zijn ze “onvrij” want ze hangen dan teveel aan “bezit”.

Daarom moet gesteld worden dat:
Reclame een bedreiging is voor de mens. Het verleidt de mensen tot het kopen van artikelen, veelal ook tot onnodige aankopen.

De reclamepsychologen belemmeren de mensen tot “bewuste aankoop”. Zij zetten de mensen d.m.v. krant, radio en televisie aan om bepaalde artikelen te kopen en dat van de concurrent niet.
Zo worden de mensen gemanipuleerd en verliezen hun vrijheid om bewust alleen noodzakelijke dingen te kopen.


Techniek en vrijheid.

A. Televisie-camera’s registreren de werkelijkheid voor en in zoverre ze niet misbruikt worden.

T.V. programma’s kunnen het vrijheids element bevorderen (waarheidsmomenten), maar ook psychisch versluierend werken.

B.  Het fototoestel is als registratie-apparaat ook vrijheidsbevorderend  maar dient ook de onvrijheid. Voorbeeld: De persoon die niet gefotografeerd wil worden, maar met een telelens toch gepakt wordt.

De Engels filosoof, Juan Stuart Hill (1806 - 1873) zegt:
De logica gaat in de laatste instantie terug op de psychologie, omdat logische betrekkingen in feite niets anders zijn dan associaties van voorstellingen.

Haarlem, 25 - 11 - 1980.