Website
inform.


Opzet t.b.v. Rosa voor haar filosofie examen in augustus 1981.
(Belangrijke verandering van mijn lezing voor het fil.genootschap.)

Goedenavond, dames en heren!

Een groet is een begin en wat hier gebeurd is, dat we elkaar ontmoeten en dat we ieder voor ons en misschien samen iets tot stand brengen vanavond.
Ieder begin leidt tot ontplooiing. En dan kan de climax komen en vindt later een afname plaats en een einde van schepping en ondergang.

Mr. drs. A. Börger, voormalig leider van de "studiekring voor wijsbegeerte" te Amsterdam stelde:
Het begin van iets is, wat niet is. (worden zit er tussen). Dit kunnen we redelijk doordenken.
Voorbeeld: De pasgeboren baby is nog maar een stukje onbewuste natuur, dat moet uitgroeien tot een geestelijk volgroeid wezen naarmate hij capaciteiten heeft.

Het gaat in de wijsbegeerte niet om bewijzen maar om begrip. We moeten trachten de gegeven werkelijkheid te begrijpen, d.w.z. te verwerken tot begrip.

In de wijsbegeerte kunnen we alleen tot resultaten komen als we de problemen redelijk doordenken.
Verstandelijk denken  contra   redelijk denken'
Verstandelijk denken  is gescheiden denken

Börger stelt:
"Verstandelijk denken is de dingen onderscheiden, is tot inzicht komen, dat het  één het eén en het andere het andere is, maar de rede dwingt tot doordenken, waarbij het inzicht ontwaakt, dat het ene slechts het ene is t.a.v. het andere en andersom.
Dit is dit, omdat er dat is. Wie "dit" zegt, zegt onmiddellijk, "dat", al zegt hij het er niet bij.
De verstandsmens meent te kunnen volstaan met onderscheiden, waardoor hij de dingen als gescheiden opvat."

Onze taak is:
Al het geleerde in wijsgerig denken, opnieuw te doordenken, de vraag en antwoordstellingen opnieuw op hun juistheid te toetsen en indien mogelijk het begrip van het onderwerp verder te ontwikkelen.

1e stelling:
Elke redenering moet getoetst kunnen worden door anderen.
Is de redenering niet toetsbaar, dan is het slechts mijn waarheid, subjectief  en dus niet algemeen, niet objectief.

2e stellling:
Het begrip "Vrijheid en onvrijheid", zijn aan elkaar gebonden d.m.v. de tegenstelling, die er in opgesloten ligt.

De heer A.M. Bossard zegt in zijn brochure getiteld: "De reflexie als de innerlijke beweging des Bewustzijns":

Belangrijk is voor ons het woord "reflexius", dat in het Nederlands wordt vertaald door "wederkerend". Men herinnere zich  het wederkerend werkwoord, b.v. zich vergissen, zich wassen, zich herinneren enz..
Hier is sprake van een subject, dat zich zèlf doet ondergaan. Anders gezegd: hier is sprake van één en hetzelfde subject dat  èn actief (n passief, dat en bedrijvend en lijdelijk is, en derhalve èn subject èn ......object tegelijk en in éne is.
De benaming "wederkerend werkwoord" is dan ook, zoals zoveel grammaticale benamingen onjuist. (denk aan de dwaze naam "naamval". Wat hier wederkerend is, is het onderwerp, het subject (of ik) want dit is het dat zich door middel van de een of andere handeling zichzelf doet ondergaan. Het bedrijvende is het lijdelijke, het lijdelijke is het bedrijvende. Aan beide "zijden" is hetzelfde aanwezig, zodat het tegengestelde zijn van actief en passief, van subject en object, e.d. verdwenen is.
Zij, die tegengesteldheden, zijn nog slechts "momenten"  in een "in zich gereflecteerde eenheid".
In deze eenheid moeten wij de zuivere, volledige reflexie herkennen. Hier kan geen sprake meer zijn van òf en òf, doch van `nn (passief) `nn (actief) in één : het proces van een IN zich gereflecteerde EENHEID.
Dit is derhalve een hoger eenheid dan de abstracte eenheid van het verstand.
De reflexivus kunnen we als een pons asinorum beschouwen (p.a. = ezelsbruggetje) - doch beslist niet meer als zodanig- , die ons kan voeren tot het begrip van een in zich gereflecteerde bepaling. Alle begrips verbijzonderingen (of categorie(n) zullen blijken IN zich gereflecteerd te zijn.
Einde citaat.

In de wetenschap leeft de gedachte van de "in zich gereflecteerde eenheid" nog niet sterk. Daar is iets positief òf negatief, òf objectief  òf subjectief, òf  innerlijk òf uiterlijk, òf somatisch òf psychisch.

In het begrip "positief" doet het begrip negatief mee. Het woord positief alleen is zinloos. Licht en donker kan alleen benoemd worden omdat het "tegengestelden"  zijn. Licht zonder donker te kennen,  reflecteert niet.

Hegel zegt in zijn Phaenologie des Geistes. (Het absolute weten).: Denn die Sache ist nicht  in ihrem Zwecke ersch(pft, sondern in ihrer Ausf(hrung, noch ist das Resultat das wirkliche Ganze, sondern es zusammen mit seinem Werden".

Want de zaak is niet in zijn doel volledig behandeld, maar in zijn uiteenzetting, noch het resultaat is het werkelijke geheel, maar zijn uitvoering tezamen met zijn wording.

Alles moet zich ontkennen omdat niets in eenzijdigheid opgaat. Dit betekent dat het begrip "Vrijheid" zich ook moet ontkennen en wel in het begrip "onvrijheid". De negatie van vrijheid is de onvrijheid.

Mr. Börger stelde reeds in 1958:
In aanvang is noch de mensheid, noch het individu vrij. (onvolwassen). Vrij worden is volwassen worden, dan komt de zinlijkheid meer onder de macht der zedelijk (eerbare ) vrije wil. Dit geldt voor ieder mens individueel.

De mens doet wat hij is en alle voorouders doen er tegelijk in mee. Maar hij is toch meer, want hij is een " dit bepaalde ik", of zo zijn als hij is. (dus zijn voorouders + zichzelf met zijn gehele ontwikkeling) Daaruit volgt dan, dat hij niet alles op zijn voorouders kan terugwerpen, want dan abstraheert hij zich en blijft  van hem niets over. (Dus nooit zeggen "zo ben ik nu eenmaal").

De vrije wil. Citaat mrs.drs. Börger.
Willen is eenvoudig genoeg: doelstellen, overgrijpen op het doel en, wanneer de wil werkelijk is, verwerkelijking van het doel. Wij moeten de werkelijke wil onderscheiden van de wens, die op een voorstelling berust. (Ik kan miljonair  willen worden, maar veel kans heb ik er niet op.)
Einde citaat.

Hoe kan een mens ooit vrij worden?
Het antwoord  luidt: als hij alleen maar afhankelijk is van zichzelf .In de wereld van het dagelijkse leven nooit. De mens moet eten, drinken, zich kleden, enz., om te kunnen voort bestaan, dus is hij afhankelijk van anderen. Vooral wanneer hij steeds meer wil hebben, aan grote massa's goederen raakt hij gevangen in "het bezit", waaraan nimmer een einde komt omdat hij steeds bang is, zijn bezit te verliezen. (verkrampt zitten op de geldbuidel) Hij is dan verslingerd aan het "natuurlijke". Börger stelt:
De natuur belaagt ons altijd, want er zijn de begeerten, wij weten dat allemaal;. en de begeerten zijn de middelen, waardoor de natuur tracht heerschappij over ons te krijgen. Ons leven is dus een strijd tegen de heerschappij der natuur, tegen de begeerte.
Het enige wat ons overblijft, is indachtig te zijn aan het beginsel van Epicurus:
"In  niets teveel", en verder te trachten ons leven zo zedelijk mogelijk te doen verlopen, d.w.z. ons zoveel mogelijk onafhankelijk te maken van de begeerten, wat het doel is van alle beschaving en cultuur.

Börger stelt: Alleen in en door de geest komt de mens tot ware vrijheid en zijn ontwikkelingsgeschiedenis is die dan ook van gebondenheid naar vrijheid, van natuur naar geest. (gebondenheid hier te begrijpen als gebondenheid aan het natuurlijke).
Geest en vrijheid zijn hetzelfde, omdat de geest het wezenlijke is van de mens, de negatie der natuur, van alle betrekkelijkheid en in en voor zich het absolute, het absolute beginsel, de idee der waarheid
Einde citaat.

Absoluut vrij zijn we alleen in ons denken. We kunnen denken wat we willen.

Haarlem, 11 - 06 - 1981.
A.F.C. de  Zwart.

De voorzitter van het Ned. Filosofisch Genootschap, de heer L.C.G. Hahn zegt in zijn inleiding in 1970, getiteld "Iets over de waarde van de ethiek enz."
Kiezen is het nemen van een besluit en wel tot het doen van een "bepaalde" keuze.
De drijfveren, die tot dit zgn. vrije kiezen voeren, "vergeet " de mens veelal op het moment dat hij "in vrijheid" kiest!
In dit proces fungeert de vrijheid wel, doch als "moment", want in het moment dat gekozen wordt, wordt een bepaalde keuze gedaan en het bep((lde vertegenwoordigt het moment van de  onvrijheid (beperking, begrenzing). De moeilijkheid voor het verstand is hier, dat deze momenten niet na elkaar (in de tijd) gedacht mogen worden, maar dat ze zich in eenheid, als elkaar voortbrengend, als in elkaar overgaand en als elkaar uitsluitend, presenteren.
Dit is voor de mens die de (abstracte) vrijheid verheerlijkt, een verbijsterende gedachte, want hij wenst vrijheid zonder onvrijheid. Wie echter de moed heeft het begrip "vrijheid" te doordenken, begrijpt, dat zich in het begrip vrijheid tegenstrijdigheid doet gelden, dat vrijheid en onvrijheid elkaar vooronderstellen.
Wij kunnen hierbij bedenken, dat het begrip "vrijheid", als "proces " gedacht moet worden. Vrijheid is geen "bezit" noch "toestand", doch dient voortdurend waar gemaakt te worden.
Om "vrijheid" te kunnen zijn, moet de vrijheid de onvrijheid (d.i. de negatie van vrijheid) voortdurend negeren. Zo is vrijheid eerst  ware vrijheid door deze dubbele negatie, die affirmatie is. (affirmatie =  bevestiging)
Vrijheid is dit voortdurende zichzelf bedoelen, de doel, dat tevens de macht (de vrijheid als middel) is, die zich bevrijdt uit zijn statische moment n.l. uit zijn beperkt - zijn (onvrijheid); daarom vertegenwoordigt in de betrekking van vrijheid en onvrijheid "vrijheid", het overgrijpende moment.
Vrijheid is een "denkbepaling", een cultuurbegrip en geldt voor het bewustzijn, dat zich bevrijdt heeft van zijn eigen onvrijheid.
In de natuur is nog geen sprake van vrijheid; in de natuur voltrekken zich alle processen  op  onbewuste wijze. De spraak (waar sprake is van vrijheid) evenwel is uiting van bewustheid.
Einde citaat.



HEGEL behoort tot de kring die bekend staat   als de filosofie van het idealisme.
Hegel probeerde een nieuw stelsel op te stellen waarin alle voorgaande filosofische idee(n van zijn voorgangers waren opgenomen. Ook wilde hij de problemen in-één denken, wat hem dikwijls goed lukte. Hij is echter in zijn denken, omdat het zo ingewikkeld is wat hij stelt, niet zo goed begrepen door zijn tijdgenoten en tot op heden is hij niet geliefd en dat komt omdat zijn werk ondoorzichtig is. Natuurlijk worden zijn ideeën door de tijd aangetast. Niets is in staat de eeuwigheid te trotseren: alles roept nu eenmaal zijn tegendeel op.
De laatste tijd zien we toch weer een herleving in de belangstelling voor het werk van de denkreus Hegel op.
Van de hand van prof. Wim van Dooren verschijnt in het najaar weer een vertaling van stukken uit de "Phaenomenologie des Geistes", die het proces behandelt van de zelfbewustwording des Geestes.
Meininger schrijft "Hoe geleerder het verstand is, hoe moeilijker het is voor het verstand zichzelf te overwinnen en te erkennen dat het wel veel weet, maar omtrent de wijze waarop het dat alles weet nog in onwetendheid verkeert.
"Darum verspricht auch diese Wissenschaft (Wissenschaftlehre) sich unter den schon gemachten M(nnern wenige Proselyten; darf sie (berhaupt hoffen, so hofft sie mehr von der jungen Welt, deren angeborene Kraft noch nicht in der Schlaffzeit des Zeitalters zu grunde gegangen ist."

J.G. Fichte: Erste Einleitung in die Wissenschaftlehre Abschnitt 5.
Het begin van de Wetenschapsleer is dan ook een daad, het is de uitvoering van een in vrijheid genomen besluit zich als denken niet langer onwetend en met onbegrip ten aanzien van zichzelf te gedragen.In de wetenschapsleer begint het denken over zichzelf aan zichzelf verantwoording af te leggen.

Er zijn natuurlijk velen die het moeilijk hebben met wijsbegeerte en het saai vinden. Dit komt omdat de filosofie werkt met een volgorde. De rede wil ontvouwen in volgorde en dit is een eeuwigdurende worsteling.
Het gevoel interesseert zich niet voor de ontleding in onderdelen van het geheel. Maar er is niets tegen om zonder nadere verstandelijke uitleg getroffen te worden door de schoonheid van een landschap, van een schilderij, van een verhaal of een gedicht.
Gelukkig hoeft niet alles door de rede ontwikkeld te worden. Het gaat immers om de totaliteit:  om de harmonie waarin een mens verkeert.
15 - 06 - 1981