Infor-
matie.

Over SPROOKJES
C. Joon
1985

In de filosofie, welk woord komt uit het oudgrieks, waar het verlangen naar wijsheid betekende, kwam ik de theorie tegen, dat de mens nooit iets zegt zonder diepere zin.

Dat blijkt uit ons alledaags gebabbel niet zo erg duidelijk, meestal.

Meer zin vinden we in b.v. bepaalde staande uitdrukkingen, spreuken en gezegden. Wanneer iemand b.v. dikwijls de uitdrukking " Je weet wel wat je hebt, niet wat je krijgt" gebruikt, wijst dat er al direkt op dat deze persoon konservatief is, niet erg gesteld op eksperimenten, zelfs misschien bang voor de toekomst.
Maar het sprekendste vinden we dit verschijnsel in volksverhalen, legenden, sprookjes, mythen, godsdiensten.

Vandaag zullen we het hebben over volksverhalen, over sprookjes, die wel omschreven worden als de Grote Dromen der Mensheid. En zoals we vorige keer diverse dromen besproken hebben, uitgelegd hebben, zo zal ik nu enige sprookjes vertellen plus wat daaraan te bedenken valt. Dat zal blijken diepzinnig te zijn.
Let wel : sprookjes zijn niet speciaal voor kinderen geschreven, maar voor iedereen. U hoeft dus niet te vrezen, dat ik U voor kindertjes aanzie.
De meeste sprookjes, volksverhalen, zijn al oud tot zeer oud en werden zeer lange tijd mondeling overgeleverd, waaruit het verschijnsel te verklaren is dat van sommige sprookjes meerdere varianten te vinden waren.
Die worden tegenwoordig op wetenschappelijke wijze verzameld en bestudeerd. Vanzelfsprekend werden er dan ook verschillende theoriën opgesteld over hun betekenis. Bij de oude, primitieve sprookjes viel op dat zij een beschrijving leken van het ontstaan van de kosmos. Dit zit er inderdaad wel in, evenals verwijzingen naar het natuurlijke ritme van dag en nacht en van de seizoenen. Maar daarmee is meestal het sprookje niet uitputtend verklaard.
Er zit méér in. De bekende Gebr. Grimm schreven de sprookjes niet zelf. Zij noteerden wat zij van, meestal oude, mensen hoorden. En dus hoorden zij de verhalen zoals die in het volk LEEFDEN . En men geloofde ze, men snapte ze. Wij meestal niet meer.

De Ouden geloofden de verhalen net als mythen en godsdienstige verhalen, en men was ervan overtuigd, dat deze verhalen in wijze bewoordingen de waarheid vertellen omtrent de mens, omtrent het wezenlijk menselijke. Terecht ! Zoals de droom spreekt in U, over U en tot U zo spreekt het sprookje over DE M E N S.

2.

De dichter is dezelfde. Hij woont op de bodem van onze ziel, ons onbewuste. Dit is uiteraard beeldspraak.

Laat ik om te beginnen eens een heel kort, oud sprookje vertellen. Van het "wisselkind".
Er was eens een jong moedertje, en de kabouters hadden haar kind uit de wieg gestolen, er een wisselkind voor in de plaats gelegd, eentje met een dikke kop en starre ogen, dat niets deed dan eten en drinken. De buurvrouw zei, toen het moedertje om raad vroeg : Ze moest het wisselkind naar de keuken brengen, bij de haard zetten, vuur aanleggen, en water koken in twee eierschalen. Dat zou het wisselkind aan het lachen maken, en als het lachte was het met hem gedaan. De vrouw deed precies wat de buurvrouw gezegd had.
Toen de ze de eierschalen vol water op 't vuur had gezet sprak de dikkop "Nu ben ik zo oud als het Westerwoud, maar ik heb nog nooit gezien dat iemand water kookte in eierschalen." En toen begon hij te lachen.
Terwijl hij lachte kwamen er opeens een hele massa kaboutertjes en ze brachten 't goede kind terug, zetten dat bij de haard en namen het wisselkind mee.
U weet wel, dat we in sprookjes een aantal veel voorkomende figuren ont- moeten : vader, moeder, kind, koning, koningin, prins, prinses, dwergen (kabouters), reuzen, heksen, jagers, enz.

Hier hebben we te maken met kabouters, de min of meer verborgen aardkrachten, die het aardoppervlak, dus de werkelijkheid, voortdurend veranderen en er de levensvormen uit opbouwen. Dit zijn de krachten, die ook in onze ziel werken. Mijnwerkers vaak, die dus in de diepten van onze ziel naar edelstenen of edel metaal zoeken. Dat zijn de waardevolle inhouden van het onbewuste, die ons bewustzijn werkelijk kunnen verrijken.
Zolang er geen of onvoldoende bewustzijn is blijft onze ziel vastzitten in de natuurlijkheid, de trage materie. Is dan dus niet levendig, spontaan aktief, maar min of meer verstard. Dat is het wisselkind met de starre ogen.

We zullen geregeld zien dat de mensenziel of bepaalde aspekten daarvan door verschillende figuren in het sprookje worden weergggeven. Wat we trouwens ook al zagen bij de dromen. Het gaat altijd om DE ontwikkeling van DE Mensenziel.
Het IK, dat zichzelf gelijk wil blijven misleidt zichzelf, ontkent de scheppingsstroom, de ontwikkeling van onbewust naar bewustzijn, die be- hoort door te gaan.
Als de dikkop bij het vuur wordt gezet, wordt hij opgewarmd, gevitaliseerd.
Hij krijgt bovendien oog op, oog voor het grondprobleem, gesymboliseerd door de twee eierschalen. Water koken is het levensproces.

3.

De 2 schalen wijzen op de dualiteit. Alles is in zich onderscheiden in positief en negatief, goed en kwaad, licht en donker enz. enz. Hij ziet nu voor zich het wereldprobleem in de dop. De eierschalen zijn waarschijnlijk ook een verwijzing naar het z.g. wereldei, dus het kosmisch wordingsproces. Alles moet zich immers uit een kiem, een aanleg tot, ontwikkelen.
Als het kind begint te lachen betekent dat, dat hij het dóór heeft, het probleem te boven komt, en dus uit z'n verstarring vrij komt. Dan komt dus het èchte, want zich ontwikkelende kind te voorschijn.

Had U dat er achter gezocht ? Stappen we nu naar een meer bekend verhaal. Roodkapje, U kent het zeker wel. In het kort ging dat zo :
Er was eens .. een klein meisje, dat men Roodkapje noemde omdat zij altijd een rood mutsje droeg. Op een dag zei haar moeder tot haar : Roodkapje, Oma is ziek. Jij moet naar haar toe gaan en haar wat lekker eten brengen..

Maar pas goed op, want in het bos is ook een boze wolf. Die woonde daar net als Oma. Roodkapje beloofde voorzichtig te zullen zijn en ging vrolijk op weg. Maar in het bos vergat ze aldra haar belofte, ze keek wat rond, zag mooie bloemen en ging daar enige stuks van plukken, voor oma. Plot- seling verscheen de wolf, die Roodkapje vriendelijk toesprak en informeerde waar ze wel heen ging. Terwijl Roodkapje nog een paar bloemen plukte spoedde de wolf zich naar het huisje van oma, slikte haar in en trok haar kleren aan en ging in haar bed liggen. O wee ! Toen Roodkapje binnenkwam zag ze wel dat voor een Oma de ogen, de oren en de mond wel wat groot waren. Maar voor zij de verschrikkelijke situatie doorhad slikte de wolf ook haar in en legde zich te slapen.
Maar, gelukkig, kwam een jager langs, die de wolf vond, zijn buik open- sneed waarna en Oma en Roodkapje daar verheugd uit konden stappen. De buik van de wolf werd vol stenen gestopt en, om kort te gaan, hij stierf een nare dood.

Ja, zo zo ongeveer was het drama van Roodkapje.

Wat moeten we nu van dit drama denken ? Als wij, volwassenen, de zaak nuchter, verstandig bekijken zouden we natuurlijk kunnen zeggen dat het allemaal kletskoek is. Want welke liefhebbende moeder stuurt haar jonge kind het bos in als ze weet dat daar ook een boze wolf huist. En, echt waar, een gewone wolf kan niet praten, niet een hele oma ontkleden en inslikken en dan daarna ook nog eens een heel meisje onbeschadigd naar binnen werken.
Enzovoort. Onzin dus ? Nou ja, we zouden misschien nog kunnen zeggen, dat

4.

het een goed verhaal is om aan de kindertjes te vertellen, die immers toch alles geloven. En dikwijls vertelde men, vertelt men en zal men doorgaan met zulke verhalen te vertellen als de kinderen op het punt staan naar bed te gaan. Kunnen ze onder de deken lekker liggen rillen over dat verschrikkelijke avontuur. En het idiote verhaal zou er de kinderen ook nog op kunnen wijzen dat ze wel gehoorzaam dienen te zijn, want anders ....
brrrr.
En gelukkig kreeg de boze wolf tenslotte toch zijn verdiende loon. Goed hoor.

Als dat alles was wat we er over zouden kunnen zeggen, dan zou de waarde van het verhaal niet bijster groot zijn, al horen kinderen het graag. Laten we proberen de zaak anders te bekijken. wat dieper te graven. Siegmund Freud, de grondlegger van de moderne dieptepsychologie verklaarde het verhaal op ZIJN manier. Hij had in zijn praktijk gemerkt dat in het leven de sexualiteit uiterst belangrijk is en ... zéér sterk /. "Dus" wrong hij op de duur al z'n verklaringen van dromen en sprookjes in de richting van het sexuele. Zo was Roodkapje, wegens dat kapje, volgens hem symbool voor de penis.

Maar goed, de mens is véél meer dan alleen sexdier, nietwaar ?

Roodkapje was een jong kind, een meiske. En een jong mens is logischer- wijze een mens, die nog helemaal zich moet ontwikkelen, ontplooien tot volwassen menselijkheid. Jong is zij, en levenslustig, wat ook haar rode mutsje laat zien. Rood is de kleur van het bloed, van het leven, van de liefde, maar ook van het gevaar ( onze stoplichten zijn rood ! ), van het volle leven.
Dus was zij ook opgewekt bereid op pad te gaan. Voor ons : om de wereld, het leven in te gaan. Haar tocht begint met de wandeling door het bos. Het bos is een uitstekend symbool voor de natuur, het natuurlijke, de natuurlijkheid. Het jonge mensenkind is immers nog overwegend natuurlijk. Het geestelijke komt pas later tot ontwikkeling.
Om tot rijpe menselijkheid te kunnen komen moeten alle mensen, ook wij dus nog steeds, eerst door onze natuurlijke periode heen. Vandaar ook dat we in de christus-mythe weinig horen over de jonge Christus, want toen was hij nog niet HET symbool voor de liefdevolle, zelfbewuste menselijkheid. En omdat het natuurlijke leven ook zo z'n bekoorlijkheden heeft, spreekt het vanzelf dat Roodkapje af en toe bleef stilstaan om een fraaie bloem te plukken, dus het natuurlijke te genieten. Net als Roodkapje kunnen ook wij in onze jonge jaren dus de wolf tegen komen in het bos. Welhaast onvermijdelijk. De wolf is natuur, natuur- lijk, blijft in de natuurlijke sfeer, het bos. Hij is echter slim, kan handig denken en spreken ( volgens het verhaal, nietwaar ? onze wolf staat dus ook als symbool van het VERSTAND, het natuurlijke BEGIN van het denken.

5.

Het natuurlijke denken is nog niet het ware, want dat is volkomen boven- natuurlijk, abstrakt, wat in de filosofie de Rede genoemd wordt. In het huis-tuin-en-keukengebruik van de woorden wordt verstand ook vaak rede genoemd. Dat werkt wel eens verwarrend. Wat is het verschil ? Het verstand onderscheidt, klassificeert, rubriceert, scheidt, stelt apart en blijft in het onderscheiden Steken. De Rede denkt alles tot eenheid. Het verstand is handig en slim. Zó slim dat het tegenwoordig zelfs atoomkernen weet te splitsen, waardoor het zelfs alle leven op aarde zou kunnen uitroeien. Is dus aan zuivere menselijkheid nog niet toe.

De slimme wolf hoort dus Roodkapje uit en snelt naar het huisje van de Grootmoeder, trekt haar kleren aan en verslindt haar, zo is het verhaal. Het houdt aldus het ontwikkelde denken in z'n macht ! En later ook de aanleg tot verdere ontwikkeling van het denken, het bewustzijn, door Roodkapje in te slikken. Wat moest dat kind nu eigenlijk bij die Oma doen ? Ja, wat lekker eten brengen. Want, weet U : de ontwikkeling van de menselijke geest kan alleen voortgaan als de historie , als dat wat WAS, daarin als moment meedoet. Dus moet Oma, het verleden, in leven gehouden, levend gehouden worden. Ook de Duivel vertegenwoordigt de Natuur, het natuurlijke. Tegenover God, de Geest, het geestelijke. Ik zei al eens, dat wij mensen God en Duivel in enen ZIJN . Vandaar dat de tekenaar van dit plaatje van de Duivel slechts een HALF gezicht tekende.

En net als het slimme verstand beschikt ook de Duivel over een enorm ar- senaal van slechte slimmigheidjes om ons te verleiden, te misleiden. Het verstand is liefdeloos. Dodelijk. Zijn moderne vorm is wetenschap, vooral techniek, dat is toegepaste wetenschap.
Een liefdevolle wolf zou de brave oma en het liefelijke Roodkapje niet zo maar kunnen inslikken. Maar : het verstand weet véél, akelig veel, doch begrijpt bijna niets. Het is volslagen onwijs. En zo vergat de wolf helemaal te bedenken dat er ook nog jagers zijn. De jager hier vervult de rol van de beschermer, bevrijder van het redelijke bewustzijn, dat alles tot eenheid denkt en verbindt. Principeel is alles E E N .

Er zijn twee soorten jagers in de sprookjes. De eerste is die jager, die dieren doodt om het natuurlijke te bestrijden opdat het geestelijke, het redelijke zich verder zal kunnen ontwikkelen. Hij doodt dus het beestachtige IN de mens. De slechte jager blijft in het bos, in de natuurlijke sfeer, doodt om te doden. Is en blijft dan zelf geheel natuurlijk. Hij houdt noch van de dieren, noch van de mensen. In dit sprookje hadden we dus een goede jager, die het enkel-natuurlijke

6.

doodde opdat het jonge leven zich verder zou kunnen ontwikkelen in de rich- ting van het geestelijke leven, daarbij het verleden meenemend. Dit klinkt, dunkt mij, redelijk.

In de verlossing uit de wolf kunnen we ook een wedergeboorte zien, zoals die in dromen, sprookjes, mythen enz. zo vaak voorkomt. Wedergeboorte als bereiken van een verdere, hogere trap van geestelijke ontwikkeling, het bereiken van een beter, ruimer inzicht, bewustzijn. De mensen, die zulke verhalen gingen vertellen, lang, lang geleden, beredeneerden de zaak niet zoals wij dat hier nu doen. Zij voelden onmiddellijk dat ze iets wezenlijks omtrent de mens vertelden. En hun toehoorders voelden dat ook zo aan. Ook tegenwoordig voelen onze kinderen hiervan meer aan dan wij nuchtere, verstandige, volwassenen voor mogelijk houden. De meer dan de man op het gevoel ingestelde vrouw zal het ook beter kunnen volgen dan wij mannen.

Rood is symbool voor het leven, event. het z.g. volle leven, en de liefde.

Fel-rode kleding wordt dan ook gewoonlijk door jonge vrouwen gedragen. Laer geven ze de voorkeur aan minder felle kleuren, en dat is in orde. Omdat kinderen nog erg rechtlijnig denken, moet men een verhaal als men dat meermalen vertelt, steeds letterlijk hetzelfde vertellen, anders is het voor het kind niet meer WAAR.

Laten we nu eens kijken naar de wonderschone Sneeuwwitje, ons allen bekend.

Er was eens ... ( .. in feite is er nog altijd !!! ... ) een schone koningin, die midden in de winter voor het venster van haar kasteel zat. Het sneeuwde. De koningin keek naar buiten, bewonderde de heerlijk blanke sneeuw en ... prikte zich in een vinger. Dadelijk vielen 3 droppen bloed op de sneeuw. De goede koningin dacht toen, ach, als ik eens een kind mocht krijgen blank als de sneeuw, rood als het bloed, en zwart als het ebbenhouten raamkozijn.

Niet lang daarna kreeg zij inderdaad eendochtertje, maar spoedig daarna overleed de koningin. Na een jaar nam de koning zich een nieuwe gade, die zeer schoon was, maar één gebrek had, namelijk dat zij niemand naast zich duldde die even schoon zou zijn als zij of mogelijk nog schoner. Zij had dan bovendien een toverspiegel. Als zij daar voor ging staan en met genoegen haar eigen schoonheid zag, vroeg zij aan de spiegel, wie er wel de mooiste was in het hele land. En de spiegel kon niet liegen en zei dus korrekt : de schoonste zijt Gij. En dan was de koningin tevreden. Ondertussen groeide het prinsesje uit tot een steeds schoner wordend meiske.

7.

Het werd een zeer schoon en heel goed meisje, en dat beviel haar stiefmoeder natuurlijk helemaal niet. Op een dag stond die weer voor haar spiegel de vroeg: Spiegeltje aan de wand , wie is de schoonste in dit land ? En toen antwoordde de spiegel : O, zeer schoon zijt gij, mijn koningin, maar duizendmaal schoner is Sneeuwwitje. Want zo heettte het prinsesje. De koningin werd erg boos, liet een jager komen en gaf de brave man op- dracht Sneeuwwitje mee te nemen, het bos in, haar te doden, en als bewijs dat hij dat werkelijk deed, moest hij het hart van het mooie meisje inleveren. Het was de koningin die dit beval, dus kon de arme man niet weigeren. Hij ging met Sneeuwwitje het bos in, naar kan de opgedragen moord niet volbrengen. Hij liet haar lopen, ging zelf een ree doden en sneed daar het beëiste bewijsstuk uit, dat hij naar de slechte koningin bracht.

Sneeuwwitje liep lang, heel lang door het bos. De wilde dieren gingen aan haar voorbij zonder haar kwaad te doen. Tenslotte, doodmoe, bereikte het kind een aardig huisje, ging er naar binnen en vond 7 stoeltjes rond een kleine tafel, en daarop 7 bordjes, 7 vorken, 7 lepeltjes, 7 mesjes en 7 glaasjes. Ten slotte ontdekte zij ook nog 7 kleine bedjes. Zij was zo moe dat zij spoedig op een der bedjes in slaap viel, ondanks haar nieuwsgierigheid.

Later kwamen zij thuis, de 7 kleine bewoners van dat aardige huisje, de 7 mannetjes, die de hele dag werkten in een mijn. Zij waren zeer verbaasd toen zij bemerkten dat hun eigendommen beroerd waren door vreemde handen en eindelijk vonden zij natuurlijk ook de mooie Sneeuwwitje in het bedje.
Toen zij wakker geworden was vroegen de mannetjes haar wie zij was, vanwaar zij gekomen was, enz. En Sneeuwwitje moest alles vertellen, ook over het boze plan van haar stiefmoeder.

De dwergen beloofden dat zij in hun huisje mocht blijven als zij hun huishouden wilde verzorgen, en dat deed Sneeuwwitje graag, want zij voelde zich hier thuis. Voor dat de mannetjes weer naar hun werk gingen waarschuwden zij het meisje dat zij voorzichtig moest zijn, want zij vreesden dat de slechte koningin haar zou weten te vinden en haar dan kwaad zou kunnen doen.

En dat gebeurde ook. De boze koningin vernam van haar spiegel, die immers niet kon liegen, dat Sneeuwwitje nog steeds de schoonste van het land was, dat zij nog leefde en woonde diep in het bos, achter de 7 bergen. De koningin verkleedde zich, opdat zij niet zou worden herkend, en ging naar het huisje als reizende koopvrouw. Zij verkocht fraaie ceintuurs. En het niets vermoedende kind kocht zo'n nuttig ding, dat de vrouw haar zelf omdeed, maar zo strak dat zij niet meer ademhalen kon en voor dood op de grond viel. De slechte vrouw ging natuurlijk tevreden weg.

8.

Toen de dwergen 's avonds thuiskwamen maakten zij de ceintuur los en Sneeuwwitje leefde weer. De boze koninging hoorde dat natuurlijk ook en trok weer het bos in, deze keer met een giftige kam, want een mens is wel een beetje ijdel, zeker zo'n jong meiske. Die arme Sneeuwwitje trapt er weer in, koopt weer. De verkoopster schuift de kam zelf in heur haar en wederom valt Sneeuwwitje dood neer. Het slimmigheidje was weer gelukt. En 's avonds komen de mannetjes thuis, nemen de kam uit het haar en S. leeft weer. Natuurlijk maken zij haar enig verwijt en waarschuwen met nadruk. Maar ten derde male slaagt de slimme slechte koningin er in het kind te bedriegen, deze keer met een giftige appel. Als Sneeuwwitje ervan eet schiet er een stukje in haar keel en zij valt dood neer. Nu meent de koningin definitief gewonnen te hebben.

Als de dwergen thuiskomen slagen zij er niet in hun geliefde prinses weer tot leven te wekken. Zij wenen veel en lang en besluiten tenslotte haar in een glazen kistje te leggen, want zij kunnen geen afscheid van haar nemen. Daar ligt Sneeuwwitje dan en, wat enigszins opmerkelijk is, zij blijft er fris uit zien en mooi, tot ... DE prins komt, die dadelijk zozeer op haar verliefd geraakt, dat hij haar beslist wil meenemen naar zijn kasteel. De dwergen staan na veel aarzelen hun schat af aan de jonge prins. Als de prins en zijn helpers het kistje met Sneeuwwitje wegdragen struikelt een drager even. Door de schok schiet het stukje appel uit de keel van S. die dan "dus" weer "ontwaakt". Zij kan als verloofde met de prins verder gaan. Op de bruiloft nodigen zij ook de boze koningin uit. Als die komt wordt zij gedwongen roodgloeiende schoentjes aan te trekken en daar op te dansen tot zij er dood bij neer valt.

Zo was het verhaal ongeveer. Echt gebeurd natuurlijk, al zitten er wel dingen in die technisch niet wel mogelijk zijn. Dat geeft niet. Ons onbewuste heeft nog geen last van logica.

Welnu, de eerste koningin, daar horen we weinig van, maar genoeg om de indruk te krijgen, dat zij een goede koningin was, en een goede moeder, vol liefde. Zij verlangt naar een kind. Dat is redelijk: Maar niet zó maar een kind, nee, het moet blank zijn als de sneeuw, schoon wit. Wit symboliseert het licht, het goede. Rood als bloed. De rode kleur staat voor het leven in het algemeen, meer speciaal de liefde en het z.g. volle leven, zoals hiervoor reeds opgemerkt. Zwart als ebbenhout ook : en zwart is de kleur van de nacht, het donkere, duistere, en het kwade.

Even tussendoor : daarom heeft Sint Nicolaas, deze vriendelijke bleekgezicht, altijd een zwarte metgezel. Omdat het leven nu eenmaal tussen deze 2 uitersten ( wit en zwart zijn ook kleurGRENS ) in plaats vindt.

9.

Hier is dus beslist geen sprake van rassendiscriminatie, al zijn er wel kleinzielige lieden, die dit menen.

Terug naar ons sprookje. De goede koningin wenste zich een volledig menselijk kind, een kind met de aanleg om een volledig levende volwassene te worden. Het werd een meisje. Prima.

De tweede koningin was geen goede koningin, geen goede moeder, geen goede vrouw, want zij heeft op verkeerde wijze lief, zij houdt namelijk eigenijk alleen maar van zichzelf. Dus is zij hard en egoïstisch. O, ja, zij houdt ook van de schoonheid, haar eigen schoonheid wel u te verstaan.
Aangezien schoonheid alleen nog maar uiterlijke, natuurlijke harmonie is denkt zij ook nog alleen maar natuurlijk en dat is verstandelijk. En het verstand kan het niet goed hebben dat de redelijkheid hem te boven gaat. De stiefkoningin duldt geen schoonheid naast of boven de hare, Eidoch, de jonge prinses, onze dierbare Sneeuwwitje is, als zij ca. 7 jaar geworden is, reeds uitgegroeid tot een zeldzame schoonheid. Zeven is dan ook een zuiver-menselijk getal , 3 plus 4 , geest plus natuur, de eenheid van die 2 getallen. In mijn praatje over de dromen zei ik al iets over de getallen- symboliek. Tevens moet ik vermelden dat de ontwikkeling van de jonge mens geacht wordt te verlopen in 3 perioden van 7 jaar. In de eerste 7 jaar wordt het IK gevormd, in de tweede 7 jaar doet het ik de nodige ervaring op met de event. weerstand der materie, van de natuurlijkheid, waarna het kind zich in de derde periode van 7 jaar naar buiten gaat richten, op de buitenwereld gaat richten, zich ook gaat instellen op kontakt met het en de andere(n), groei tot volwassenheid-in-de-wereld, de beroemde tijd van puberteit en adolescentie, die veelal tamelijk veel moeilijkheden oplevert. De slechte koningin is zelf eigenlijk, uit een menselijk oogpunt bezien, niet volledig ontwikkeld, ontplooid. Zij is aan haar IK, blijven vast- zitten, in haar IK blijven steken. Zij kan die verdere ontwikkeling bij andere mensen dan ook niet vatten en niet aanvaarden. Zij stuurt het kind dus het bos in. Gelukkig is de jager niet helemaal gehoorzaam. Misschien hoopte hij dat het kind het zou overleven, maar het kan ook zijn dat dat voor hem niet belangrijk was, daar wordt niet over gesproken. Het kind loopt dan door het bos, zonder door de wilde dieren lastig gevallen te worden. Het bos is de natuur, de natuurlijkheid. Sneeuwwitje was nog zo jong, zo geheel onbevangen, nog vrijwel geheel natuurlijk -- dus... gelijkwaardig aan de dieren.

Bij de ontwikkeling van de menselijke mogelijkheden komen eerst de na- tuurlijke aan de beurt, de lichamelijke, daarna de psychische en ten slotte de zuiver geestelijke. De mens trekt dus als het ware door de natuur,

10.

komt er tenslotte bovenuit ( geest is bovennatuurlijkheid ) maar kan er nooit voor 100 % van loskomen !
Het goede, ongekunstelde, onschuldige kind wordt niet door de wilde dieren belaagd, dus niet gevangen, bevangen door natuurlijke, minder nobele aandriften en neigingen - die haar verdere ontwikkeling alleen maar zouden kunnen remmen. Zij komt dus in eerste instantie door deze moeilijke periode heen, en goed. Dan komt zij aan het huisje van de 7 dwergen.

Weer 7 Dáárom voelt zij er zich wel wat thuis.

Getallen hebben dus symbolische waarde , dat wil zeggen, die hebben wij mensen er aan gehecht, En dat doen we met van alles, ook meetkundige figuren zoals driehoek, vierkant, cirkel enz. En verder met alle mogelijke dingen, planten, bomen, dieren, mensen en nog veel meer. En aangezien de menselijke geest, ons bewustzijn, normaal gesproken altijd in ontwikkeling is, zien we ook bij die symboliek groei. De griekse godin Diana was eerst boom, later berin en tenslotte pas godin, mensvormig gedacht. Wat doen nu die 7 kleine mensjes? Zij werken, wroeten in de diepere lagen van de aarde, van de natuur. Zoeken edelstenen e.d. -- geestelijke rijkdommen, die de mens zich kan toeëigenen als hij z'n ziel goed leert kennen en zich laat ontplooien. Het zijn dus ook te noemen : krachten die werken in de menselijke ziel, om delen van het onbewuste omhoog te werken naar het bewustzijn. Let wel : er zijn ook kwaadaardige dwergen, b.v. de trollen in de noorse mythologie. Afijn, de tijd dat Sneeuwwitje bij de dwergen is, is de periode van langzame bewustwording. Zelfs in de diepte van het onbewuste is een zeker weten, een doorzien van de werkelijkheid. Net zoals men van dieren zegt dat zij, duits gezegd "natursichtig" zijn. Dus waarschuwen de mannetjes het meisje. Terecht. De onbevangen mens zou tegen arglistigheden immers niet opgewassen zijn.

Over de boze streken van de stiefmoeder kunnen we om te beginnen zeggen, dat zij resultaten zijn van slimheid, van vermomming, van zich maskeren.

De natuur misleidt ons veelvuldig door de uiterlijke schijn. En, ik herhaal, verstandelijk denken is natuurlijk denken. Het verstand is een groot gevaar voor de zich ontwikkelende menselijke ziel, die het steeds probeert te verstikken. Daarom leven de vrouwen NU is een moeilijke periode.

En zo probeert de stiefmoeder het kind te doden, waarin overeenkomstig de wens van haar echte moeder alle mogelijkheden voor zuivere menselijkheid, liefdevolle redelijkheid, aanwezig zijn. De eerste keer probeert de boze vrouw het met een soort ruwe poging tot wurging. De 2e keer spekuleert zij op de menselijke fout der ijdelheid, die immers betekent een 11. verheerlijking van het uiterlijke, het natuurlijke. De laatste keer laat ze echt zien wie ze is: ze probeert het met de appel. De appel is een veel gebruikt symbool voor de natuur, de natuurlijke voortbrengingskracht.
Kiem voor de hele nieuwe appelboom, nietwaar? Even natuurlijk was de appel in het Paradijs. De verboden vrucht. Eva heeft hem eerder te pakken dan Adam. Allicht. Zij weet intuïtief, dus onmiddellijk het onderscheid tussen goed en kwaad. Adam moet daar moeizaam en langzaam over denken. In het sprookje bestaat de appel uit een giftige en een normale helft. Voor de zuivere menselijkheid is het natuurlijke vergif voor de natuur niet. Ziet U ? Voor de zuivere mens gaat het om de geest, ons meest markante kenmerk. Einddoel volledige zelf-bewustheid, die alleen te bereiken is door zuiver denken en door zuivere liefde. En die niet alleen abstrakt mag zijn maar ook doorleefd dient te worden.

Terug. Sneeuwwitje sterft dus, voorlopig, door de appel, d.w.z. dat zij teveel natuurlijkheid tot zich nam, zodat zij zich niet verder in de richting van het geestelijke kon ontwikkelen, voorlopig. En de dwergen huilen. Zelfs de dieren uit het bos komen naar de glazen kist om te wenen. Er is immers iets nobels, zuivers, gestorven. Omdat het sprookje in de winter speelt en het kind juist 7 jaar was toen zij het bos ingestuurd werd kunnen we in haar herleving een vorm van een zonnemythe zien. Wedergeboortemythe. Ook de zon wordt immers telkens weer geboren ?

En de prins "wekte" haar. Hij is in het algemeen het principe van begrip, inzicht, redelijkheid, want de koning is de idee van de Geest, de koningin van de Liefde. Uit het huwelijk van koning en koningin wordt de ware men- selijke ziel geboren. Met manlijk aksent : prins, met vrouwelijk aksent prinses. De waarheid zal U vrij maken, zei Christus. Het ware wekte Sneeuwwitje. Door de komst van de prins kon bij Sneeuwwitje de bliksemschicht van de intuïtie inslaan. De intuïtie trof haar ziel als een schok. Ja, toen de dragers van de glazen kist even struikelden. U ziet, het staat er in. Natuurlijk gaan prins en prinses trouwen. En leven lang en gelukkig. Dat wil zeggen : alleen in de ziel van de werkelijk ontwikkelde, ont- plooide, tot rijpheid gekomen mens, waarin liefde en inzicht samenkomen daar kan geluk zijn, dat is : leven in harmonie, in vrede, met jezelf en je omgeving en omstandigheden. Aldus is de ziel "eeuwig". Het sprookje eindigt nogal wreed met die gloeiend hete schoentjes voor de boze stiefmoeder, die daarmee dansen moest. Dansen betekent elke vorm

12.

van uitleven. Schoenen zijn dan veelal symbool voor ons kontakt met de aarde, met het natuurlijke. De koningin sterft dan dus doordat zij haar eigen natuurlijkheid ekstreem uitleefde. Wie zich alleen tot het natuurlijke wendt is , menselijk gesproken, dood.

Walt Disney liet dit wrede einde bij de verfilming van het sprookje weg en dat is wel begrijpelijk.
U ziet, in zulke schijnbaar eenvoudige verhalen zegt de mens heel veel over zichzelf. Psychologisch heel knap al stammen de verhalen uit een tijd dat de psychologie nog niet als zelfstandige wetenschap bestond. Omdat wij, nu, de verhalen niet meer rechtstreeks snappen, is er veel redeneerwerk nodig op basis van een uitgebreide kennis van de menselijke kultuur op allerlei nivo. Het resultaat is wel mooi en interessant. Vind ik ten minste.

Er zijn ook minder gekompliceerde sprookjes, zoals het volgende Eskimo- sprookje, dat eigenlijk een primitief soort scheppingsverhaal is : Lang geleden, in de oude tijd hebben onze voorvaderen veel verteld over het ontstaan van de aarde. Schone verhalen schrijven konden zij niet, zij vertelden alleen maar. Over veel dingen. En daarom zijn wij niet onwetend. Oude vrouwen praten niet zomaar over verzinsels, en wij geloven hen ; oude mensen kennen geen leugens.
In de oude tijd, lang geleden, toen de aarde moest ontstaan, stortte ze vanuit de hoogte naar beneden. Aarde, rotsen en stenen kwamen van de hoge hemel naar beneden vallen. En daarna kwamen de mensen. Kleine kinderen kwamen uit de aarde te voorschijn, ze kwamen uit wilgenbosjes en lagen er met gesloten ogen onder te spartelen. Want ze konden niet eens kruipen. Ze kregen hun voedsel van de aarde. .. Er wordt verteld over een man en een vrouw.

Maar hoe ? Dat is een raadsel. Wanneer hadden ze elkaar gekregen? Wanneer waren ze opgegroeid ? We weten het niet. Maar de vrouw naaide kinderkleertjes en stapte naar buiten. Ze vindt de kinderen, kleedt ze aan en brengt ze naar huis ... Zo ontstonden er veel mensen. .. Toen zij nu met velen waren wilden ze honden hebben. En een man gaat naar buiten en stampt op de aarde.
Hij zwaait een honderiem in zijn hand en roept luid : "hok,hok,hok." En uit de heuvels sprongen de honden te voorschijn en ze schudden ze flink, want ze zaten vol zand. Zo kregen de mensen hun honden. En de mensen kregen kinderen en hun aantal groeide gestadig. En ze werden stokoud, want de dood bestond niet. Ten slotte konden ze niet meer lopen. Ze werden blind en moesten gaan liggen. Ook de zon kenden ze niet. Ze leefden in het donker. Alleen in huis hadden ze licht. Ze verbrandden water in hun lampen. In die tijd kon water nog branden... Maar de mensen die niet wisten hoe ze konden

13.

sterven, werden veel te talrijk. De aarde raakte overbevolkt. En toen kwam er een vloedgolf en het aantal mensen nam af. Sporen van deze vloedgolf zijn nog op de hoge rotspunten te vinden, waar je af en toe schelpen kunt zien.... Toen er nu minder mensen waren begonnen 2 oude vrouwen te praten "Laat ons maar zonder daglicht blijven, als we daarmee de dood ontlopen" zei de ene. Ze zal wel bang voor de dood geweest zijn. "Nee", zei de andere, "we willen ze allebei hebben, en het daglicht en de dood.". En toen de oude vrouw deze wens uitsprak gebeurde het ook : het daglicht kwam en ook de dood.... Toen de mensen daglicht hadden konden ze op jacht gaan en hoefden niet langer van de aarde te eten. En met de dood verschenen de zon, de maan en de sterren. Want als de mensen sterven stijgen ze op naar de hemel en beginnen ze te lichten.

U ziet, zó eenvoudig is dat. Een aardige hypothese over het ontstaan van onze aarde enz. Als de mensen het niet weten stellen ze een of meer hypo- thesen op. Vandaar dat onze wetenschap nog barstens vol hypothesen zit. Laat ik, om de zaak voor vandaag af te ronden een russich sprookje met U bespreken, het verhaal van de mooie W A S S I L I S S A .

In een afgelegen koninkrijk leefde eens een koopman met zijn vrouw en hun enige mooie dochter WAssilissa. Toen het kind 8 jaar was werd de vrouw heel ziek. Op haar doodsbed riep zij Wassilissa bij zich, gaf haar een pop en zei: "Luister, kindjelief, dit zijn mijn laatste woorden, vergeet ze niet. Ik ga sterven en laat je mijn zegen en dit popje na. Houd het altijd bij je en laat het aan niemand zien. In geval van nood vraag je haar om raad." Daarna kuste zij haar dochter voor de laatste keer en stierf. De koopman rouwde lang over zijn vrouw, maar toen besloot hij opnieuw te trouwen en koos een weduwe met 2 dochters. Maar voor zijn dochter Wassilissa was het huwelijk niet zo geslaagd, want de nieuwe vrouw was een echte stiefmoeder. Zij liet haar alle zware karweitjes opknappen in de hoop dat de zon en de wind haar schoonheid teniet zouden doen. Maar Wassilissa verdroeg alles zonder klagen en werd met de dag mooier; terwijl haar stiefzusters van pure jaloezie steeds magerder en lelijker werden, hoewel zij de hele dag geen hand hoefden uit te steken. Maar de pop troostte Wassilissa en nam haar veel werk uit handen. ... Er ging een jaar voorbij en kreeg veel huwelijksaanzoeken. Maar zij mocht niet trouwen vóór haar stiefzusters, maar die werden door niemand gevraagd. Op een keer moest de koopman op reis naar een ander land. Tijdens zijn afwezigheid verhuisde de stiefmoeder naar een huis aan de rand van een groot bos. En in datzelfde bos stond op een open plek een klein huisje, waarin de Baba Jaga woonde.

14.

De Baba Jaga liet niemand in haar buurt komen, en wie het toch deed, at zij op. Voor de stiefmoeder stond het nieuwe huis precies op de goede plek.
Zij stuurde Wasslissa voortdurend het bos in, maar met behulp van haar popje keerde zij steeds behouden terug. .. Op een herfstavond gaf de stiefmoeder de 3 meisjes werk te doen. De een moest breien. de ander borduren, naar Wassilissa moest spinnen. Daarna deed de stiefmoeder het vuur uit en liet alleen een klein lichtje branden opdat de meisjes het werk konden zien. Zelf ging zij naar bed. De kaars begon lager te branden en een van de stiefdochters nam haar breinaald om de pit schoon te maken; daarbij doofde zij met opzet het vlammetje. Ze had geen licht nodig, zei ze. Haar breinaalden glansden helder genoeg, en de ander zei dat haar borduurnaald ook genoeg licht gaf. Maar Wassilissa moest naar de Baba Jaga om vuur te halen en zij duwden haar de kamer uit. .. Wassilissa ging naar haar kamer, gaf haar popje te eten zoals altijd en vertelde dat zij het bos in gestuurd was. Het popje zei haar niet bang te zijn en haar mee te nemen, dan zou haar niets overkomen. ... Hoewel zij doodsbenauwd was, stopte Wassilissa haar popje in haar zak, sloeg een kruis en ging het bos in. Plotseling reed er een in het wit geklede ruiter op een wit paard voorbij en het werd dag. Een eind verder reed er een in het rood geklede man voorbij op een rood paard en de zon ging op. De hele dag en de hele nacht liep Wassilissa door het bos en op de avond van de volgende dag kwam zij bij een hut, die omgeven was door een palissade van mensenbeenderen. op de palen waren schedels gestoken. De deurposten waren van beenderen, de klink was een mensenarm en het slot was een pond met grijnzende tanden. Wasslissa viel bijna flauw van schrik en bleef als aan de grond genageld staan. Toen kwam er plotseling een andere ruiter voorbij, dit keer geheel in het zwart en op een zwart paard. Hij sprong af, maakte de deur open en verdween alsof de grond hem had opgeslokt, en alles was zo zwart als de nacht. Even later begonnen de ogen in alle schedels op de palissade te gloeien en op de open plek werd het zo licht als midden op de dag. Wassilissa beefde van angst, maar omdat ze niet wist waar ze heen moest, bleef ze waar ze was. ... Toen begonnen de bommen te ruisen en de Baba Jaga verscheen, gezeten in een vijzel; zij stuurde met een stamper en veegde haar sporen met een bezem weg. Bij de deur aangekomen snuffelde ze en schreeuwde, dat het naar Ressen rook en vroeg wie er was.
"Ik ben het, grootmoedertje. Mijn stiefzusters hebben mij naar U toegestuurd om vuur te halen".
"Goed", zei de Baba Jaga, "ik ken jou. Blijf jij naar een poosje bij me, dan krijg je vuur".
Dus gingen ze samen naar binnen. De Baba Jaga ging liggen en gaf Wassilissa

15.

opdracht haar alles wat in de oven was te eten te brengen. Er was genoeg voor 10, maar de Baba Jaga at alles alleen op en liet voor Wassilissa alleen een korst brood en wat soep over. Daarna zei ze:" Als ik morgen wegga moet je het erf vegen, de hut schoonmaken, het middageten koken, de was doen en dan in de graanschuur de beschimmelde aren van de goede aren scheiden. Alles moet klaar zijn als ik thuis kom, want anders eet ik je op."

Toen de Baba Jaga in haar bed begon te snurken gaf Wassilissa haar eten aan het popje en vertelde haar van het vele werk, dat zij moest doen. Maar het popje zei haar dat ze het eten zelf moest opeten en niet bang moest zijn, maar haar gebeden zeggen en naar bed gaan, want de ochtend was wijzer dan de avond.
Vroeg in de morgen toen Wassilissa wakker werd en de ogen in de schedels juist doofden, reed de witte ruiter voorbij en het werd licht! De Babae Jaga floot en vijzel, stamper en bezem verschenen; de rode ruiter reed voorbij en de zon ging op. Toen de Baba Jaga weg was, bleef Wassilissa alleen achter en stond bedrukt te peinzen over welk werk ze het eerste zou doen. Maar alles was al gedaan en het popje zocht net de laatste beschimmelde aren eruit. Wassilissa noemde haar popje haar redster, zei dat zij haar voor een grote ramp had behoed en het popje vertelde haar dat ze nu alleen nog maar eten hoefde klaar te maken.

Toen het avond begon te worden dekte W. de tafel en wachtte, en toen de Baba Jaga kwam en vroeg of alles was was gedaan, zei W. : "Kijkt U zelf maar, grootmoedertje." De Baba Jaga kontroleerde overal en ontstak in woede, omdat ze geen fouten kon vinden, maar ze zei alleen maar: "Ja, het is goed." Toen riep ze haar trouwe dienaren, die haar graan moesten malen. Daarop verschenen drie paar handen, die begonnen te malen. De Baba Jaga schranste net zoveel als de voor- gaande avond en zei toen tegen Wassilissa. dat zij de volgende dag hetzelfde werk moest doen, maar bovendien het maanzaad op de graanzolder lezen en het afval netjes wegruimen. ... opnieuw vroeg W. haar popje, dat haar zei net zo te doen als de avond tevoren; en de volgende dag deed het popje alles wat W. had moeten doen.

Toen de oude thuiskwam kontroleerde zij alles en riep daarna haar trouwe dienaren weer. De 3 paar handen verschenen weer, haalden het maanzaad en persten de olie er uit. Terwijl de Baba Jaga at, stond Wassilissa stil naast haar. "Wat sta je daar te staren met je mond dicht ?", vroeg de B.J. "Heb je je tong verloren ?"
"Als U het goed vindt, zou ik een paar vragen willen stellen", zei W. "Vraag maar", zei de B.J., "maar denk erom dat niet alle vragen wijs zijn.

Veel kennis maakt vroeg oud."
W. vertelde haar dat zij alleen iets over de ruiters wilde vragen. De B.J. zei, dat de eerste haar dag was, de rode haar zon en de zwarte haar nacht.
Daarna dacht W. aan de 3 paar handen, maar durfde niet verder te vragen en

16.

hield haar mond.
"Waarom vraag je verder niets ?" zei de B.J. "zo is het genoeg", zei W.
"U heeft zelf gezegd, grootmoedertje, dat te veel kennis oud maakt."
Daarop zei de B.J. dat zij er verstandig aan had gedaan alleen te vragen naar wat zij buiten voor de hut had gezien, naar dat zij zelf nu ook háá vragen had. En zij vroeg hoe W. met al haar werk was klaargekomen. W. vertelde dat de zegen van haar moeder haar had geholpen. "Dat is het dus." zei de B.J. Maak dan maar dat je wegkomt, ik heb in mijn huis geen zegen nodig." en zij duwde W. de kamer uit en door de deur naar buiten, pakte een schedel met zijn gloeiende ogen van de palissade, stak hem op een stok en gaf hem aan W. Hier is het vuur voor je stiefzusters", zei ze, "neem het maar mee naar huis."
W. maakte dat zij wegkwam. Op de avond van de volgende dag kwam ze thuis en wilde de schedel weggooien, maar er kwam een stem uit vandaan, die zei dat zij dat niet moest doen, maar hem bij haar stiefmoeder moest brengen.

En omdat W. geen licht in huis zag, deed zij dat ook. Voor het eerst werd zij vriendelijk door haar stiefmoeder en stiefzusters ontvangen. Zij vertelden haar dat zij sinds haar vertrek geen vuur meer hadden gehad, dat ze geen vuur hadden kunnen maken en dat het van de buren geleende vuur was uitgegaan toen het de kamer in was gebracht.

"Misschien gaat jouw vuur niet uit", zei de stiefmoeder. Zij nam de schedel mee in de woonkamer, maar de gloeiende ogen van de schedel staarden haar en haar dochters voortdurend in de ogen, tot diep in de ziel. Zij probeerden zich te verstoppen, maar de ogen volgden hen overal en toen de ochtend kwam, waren zij tot as verbrand.
Toen het licht werd begroef W. de schedel, deed de deur op slot, ging naar de stad en vroeg een eenzame vrouw haar tot de thuiskomst van haar vader bij zich te laten wonen, en daar wachtte zij.
Maar op een dag zei ze tegen de oude vrouw, dat ze zich verveelde zonder werk en vroeg haar vlas te kopen om te spinnen.
Maar het garen dat W. spon was zo dun en fijn als een zilveren haar en geen weefstoel paste erbij. Dus vroeg W. haar popje om raad. In een enkele nacht zorgde het popje voor een prachtige weefstoel, en toen in het voorjaar het linnen geweven was, gaf W. het aan de oude vrouw en vertelde haar dat zij het moest verkopen en het geld mocht houden. Maar de oude vrouw bracht het naar het koninklijk paleis; de koning zag het en vroeg hoeveel zij ervoor wilde hebben. Zij zei dat niemand een dergelijk weefstuk kon betalen en dat zij het als geschenk had meegebracht.
De koning bedankte haar, gaf haar geschenken en liet haar weer gaan. Maar er was geen kleermaker te vinden, die van het linnen hemden kon naaien, zo fijn was het. Toen liet de koning de oude vrouw weer bij

17.

zich roepen en zei haar, dat als zij de stof gesponnen en geweven had, zij ook de hemden moest kunnen naaien. Daarop vertelde zij hem dat een mooi jong meisje de stof had gemaakt. De koning zei dat het meisje de hemden moest naaien. Dus naaide W. een dozijn van de allermooiste hemden en de oude vrouw bracht ze naar de koning.
Ondertussen waste Wassilissa zich, kamde zich, trok haar mooiste kleren aan en ging voor het raam zitten wachten. Tenslotte kwam er een dienaar van het hof en zei dat zijne majesteit de kunstenares, die de hemden had gemaakt wilde ontmoeten, zodat hij haar eigenhandig kon belonen. Wassilissa volgde de dienaar naar het paleis en verscheen voor de koning. Toen hij de mooie Wassilissa zag, werd hij verliefd op haar en zei dat hij haar niet zeer wilde laten gaan. Zij moest zijn vrouw worden. Hij pakte haar bij de handen en zette haar op de troon en diezelfde dag nog werd het huwelijk gesloten.

Spoedig daarna kwam de vader van W. van zijn reizen naar huis, verheugde zich over haar geluk en mocht van nu af in het paleis bij zijn dochter blijven wonen. Wassilissa nam ook de oude vrouw bij zich in het paleis. En het popje hield zij tot aan het einde van haar leven bij zich. Zo, dat was een heel verhaal. En veel rijker dan de duitse en andere versies van het Assepoester-sprookje, dat U er ook wel in zult hebben herkend.

Als ik mij goed herinner hadden de Lappen een Assepoester-sprookje, waarin de Assepoester-figuur een man was. Kan ook, natuurlijk. Nu over Wassilissa : Om te beginnen hebben we hier te maken met gewone burgermensen, een koopman en z'n vrome vrouw, die bij haar overlijden aan het kind 2 dingen meegeeft voor het leven. Ten eerste haar zegen, en die is voor primitieve mensen altijd heel belangrijk geweest. Het is dan of de zegen-gever of -geefster iets van zijn of haar eigen mysterieuze levenskracht meegeeft. Wij geloven daar niet zo erg meer in, tegenwoordig. En verder het popje, dat IS de moeder, in pop-vorm, dus nog vóór de ontwikkeling (tot vlinder of zo iets) en een wonder van natuurlijke, creatieve levenskracht.

Deze burgerlijke vrouw was er misschien nooit aan toe gekomen zich ZELF te worden, te worden tot de volledig ontwikkelde vorm van haar Z E L F .
Dit zelf hier dan als het belangrijkste "onderdeel" van de ziel, het meest om- vattende en tevens meest wezenlijke van de ziel. De vrouw was vroom, dus ZUIVER . En haar dochtertje had een positieve verhouding tot haar moeder en nam dus het zuivere, wezenlijke, van haar moeder mee voor haar verdere leven en ontwikkeling. Een popje, beertje, of zelfs simpelweg een todje, neemt een kind nog, nu, erg graag mee naar bed, als een soort beschermgeest. Daarzonder zou het kind alleen voor de gevaren van de nacht komen te staan, of liggen in dit geval, en niet in slaap kunnen komen. Dat is al vele duizenden jaren oud.
Waar goed is, is ook kwaad. Ik heb dat al vaker verteld. Altijd zitten de 18. tegendelen aan elkaar vast, gelijk licht en donker, rijk en arm, enz. enz.
Wassilissa was 8 jaar toen haar moeder overleed. Stond aan begin tweede levensperiode. Na een periode van rouw, er staat lang, maar hoe lang is dat ?
We weten dan ook niet precies hoe oud Wassilissa was toen ze het bos in gestuurd werd.

Afijn, er kwam een stiefmoeder, een echte boze stiefmoeder, met 2 even negatieve dochters. Over dit soort schepsels heb ik al een en ander gezegd bij het sprookje van Sneeuwwitje. Natuurlijke, egostische macht, die er op uit is de ontplooiing van het zuiver menselijke af te remmen of zelfs te vernietigen. Dat zuivere is de stiefmoeder wezensvreemd, dus KAN ze het niet aanvaarden. Hier gaat deze boze macht al gauw zo ver, dat ze met de kinderen gaat wonen aan de rand van het bos. Zij gaat tot het uiterste. De eigen dochters van de stiefmoeder worden door haar gezien als zijzelf. Identificatie en dus konform het egoïstische principe in de watten gelegd. Dan komt onvermijdelijk het moment dat Wassilissa het bos in gestuurd wordt om bij de Baba Jaga, dat is de Grote Heks, vuur te gaan halen. ( Bos = Natuur ; Vuur = Geest )

Een heks is als regel een oude vrouw, die zich niet meer op de normale wijze in het leven kan verwerkelijken, doen gelden, dus in een liefdesverhouding en moederschap. Daarom wendt zij zich tot de toverij. En DEZE heks is erg machtig, zij heeft een eigen dag, een eigen zon en een eigen nacht. De 3 ruiters. Zij heerst over heel het kosmische gebeuren ! En over de materie. Zij reist n.l. in een vijzel. Dat is een ding, waarin materiële zaken fijngestampt kunnen worden, waardoor ze volgens oeroude opvattingen gebracht worden in de toestand van de oermaterie, waar eeuwenlang ook de alchemisten mee werkten. Uit die oermaterie naakte God immers heel de schepping, heel de werkelijkheid. Daar moet U niet zo min over denken.! De vijzel is bovendien, psychologisch gezien, een vrouwelijk symbool, een "vat" zoals de Maagd Maria wel het Heilige Vat werd genoemd. ook de Graalbeker was zo'n symbool van het Grote Vrouwelijke, de Grote Moeder, Moeder-Natuur. Dat IS deze Baba Jaga.

Bij een heks hoort van ouds een bezem, hier gebruikt om haar sporen uit te wissen. De heks beschermt haar privacy. De palissade van botten met schedels er op is wel erg luguber en zal ook weinig bezoekers tot haar hut uitnodigen. De Baba Jaga is een event. overweldigende macht, heersend over leven en dood.
Vanzelfsprekend weet een heks wel wat van haar omgeving, dus KENT ze W. Die moet ondanks alle angst en beven het werk in de hut doen. Dat verricht de pop voor haar. Puur magie. Er staan hier dus 2 sterke magische krachten

19.

tegenover elkaar : de heks en het gezegende meisje met haar hulp. Wassilissa zou geen vrouwtje zijn als ze niet knapte van nieuwsgierigheid naar het hoe, waarom en waartoe van al die vreemde dingen, die ze om zich heen ziet en beleeft. Het is de nog ondoorgrondelijke natuur, die het bewustzijn van het kind nog niet geheel kan opnemen. Dus volgt ze het advies van de heks om niet te veel te vragen. Wijsheid maakt oud. Allicht, er is toch altijd van uitgegaan dat de OUDEREN de WIJZEN zijn.

Overigens kun je hier zien dat de heks niet uitsluitend, niet eenzijdig boosaardig is, ze HELPT OOK . En beschermt daarmee ook weer haar privacy.

Wat er buiten de hut gebeurt mogen mensen desnoods weten, maar wat er in is niet. Zou ze dan toch zelf, diep in haar binnenste, ook weten dat dat alles niet helemaal deugt, ze zich dus eigenlijk ook nog een beetje schaamt ? Hoe het zij, Wassilissa sorteert het graan, het zaad, dat beeld is voor de eeuwige kringloop van het leven : dood gaan, in de aarde gelegd worden, en weer opgroeien, t.z.t. Weer een kwestie van leven en dood, vooral van de WEDERGEBOORTE, die voor de mens zo belangrijk is, als psychische, geestelijke wedergeboorte, het bereiken van beter, hoger, zuiverder inzicht. En ze sorteert het maanzaad. Nou ja, het popje doet dit alles voor haar.

Dit sorteren is een werk dat veel geduld vergt en zeer nauwkeurig gedaan moet worden. Maanzaad kan als verdovend middel gelden, middel dus om het onbewuste, de diepten van de ziel, te benaderen, dus primitief gezegd : de onderwereld, waar volgens sommigen de geesten der doden huisden. Wie probeert zich geestelijke goederen, bewustzijnsinhouden, toe te eigenen voordat men daartoe gerechtigd is, d.w.z. voordat men daartoe gerijpt is, neemt een levensgevaarlijke lading aan boord; Dat kunnen we ook aan het Prometheus-verhaal zien.

Wassilissa is zo wijs er niet aan te beginnen. Zo vraagt ze b.v. niet naar de griezelige 3 paar handen, die voor de heks werken.

Even tussendoor een vergelijking, die U mogelijk wat gezocht zal lijken, maar die toch wezenlijk is. De 3 en 4 zijn in de getallensymboliek belangrijk. Drie handen, dat zijn 3 duivelsmachten, met als vierde figuur erbij de heks. De Heilige Drie- Eenheid : God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest, en als vierde de Maagd Maria, nu ook ten Hemel opgenomen volgens de roomsen. De boze stiefmoeder, plus haar nare 2 dochters = 3 duivelse figuren met daarnaast en daartegenover Wassilissa als vierde. In het begin deelde ik terloops mede, dat Wassilissa blijkbaar een positieve binding met haar moeder had -- laat ik er bij vertellen : niet met de wer- kelijke moeder, die niet eens een naam meekreeg en dus niet zo erg belangrijk zal zijn geweest, maar met het WEZEN van haar moeder, De Grote Moeder.

20.

Daarom was Wassilissa een psychische macht, die tegen de macht van de Baba Jaga was opgewassen. Als de heks haar niet klein kan krijgen besluit zij het meisje te helpen en geeft haar vuur mee. Vergat ik nog te zeggen dat de binding van moeders aan dochters veel klan- ten voor psychologen en psychiaters oplevert. Het voert te ver om dat hier uit te spinnen.

Het meisje krijgt vuur mee in de lugubere vorm van de schedel met vurig gloeiende ogen. Uiteraard is dit ook weer het verzengende vuur van de Natuur, waaraan de boze stiefmoeder en haar dochters ten onder gaan, gelijk de boze koningin, die zich dooddanste in de roodgloeiende schoentjes. Zij hebben hun principe dan ekstreem uitgeleefd.

Wassilissa leeft voort, haar ontwikkeling gaat verder tot zij het stadium bereikt waar zij koningin genoemd zou kunnen worden : de zuivere, volledig ontplooide vrouwelijkheid, menselijkheid op vrouwelijke wijze. Dus komt ze tenslotte in het paleis terecht. In orde.
Haar vader, waaraan ze toch ook nog wel iets te danken heeft, n.l. de aan- leg tot inzicht, tot redelijkheid, in de psychologie haar Animus genaamd, mag ook ten paleize blijven wonen al worden er van hem verder geen bie- zondere prestaties vermeld. En natuurlijk ook de hulpvaardige vrouw - de vrouwelijke hulpvaardigheid, die Wassilissa zo ver gebracht heeft. Voor vandaag genoeg gepraat, ik stop !!



Over SPROOKJES C. Joon, okt.1985 

Dromen gaan over de psychische/geestelijke ontwikkeling van de dromer, zijn dus persoonlijk. Sprookjes gaan over de ontwikke- ling van De Mens, onpersoonlijk. Het zijn de Grote Dromen der Mensheid. Ze werden niet speciaal voor kinderen geschreven. De meeste zijn oud tot zeer oud en van heinde en ver tot ons gekomen. Ze vertellen de waarheid omtrent het wezenlijk men- selijke, ons bewustwordingsproces.

Veel voorkomende figuren: vader, moeder, kind, koning(in), prins(es), dwerg (kabouter), reus, heks. jager. enz. Allemaal ASPEKTEN van De Mens.

Aan kinderen dienen we de verhalen letterlijk hetzelfde te vertellen als we ze meer dan eens vertellen, anders vinden zij het "niet waar" Zij denken gewoonlijk nog erg rechtlijnig. 

Het Wisselkind. Als een mens in het natuurlijke bevangen blijft verstart hij. Het IK wil zich niet veranderen, ontwikkelen. duur; verwarmt, vitaliseert. Water koken is levensproces. Twee eierschalen wijst op dualiteit: ALLES is TEGENDELIG in ZICHZELF. Wereld-ei: waaruit alles tevoorschijn kwam.

Lachen; het kind heeft het door, komt daardoor de verstarring te boven.

ROODKAPJE: Geen onzin. Kind: mens die zich nog geheel moet ontwikkelen, ontplooien. Bos: symbool van het natuurlijke, vrouwelijke, onbewuste, Oma MOET in leven gehouden worden. Wolf: slim,en welbespraakt: het verstand en dat wéét zéér véél, maar begrijpt zeer weinig. Is zeer gevaarlijk. Harteloos, Als denken is het bovendien eenzijdig, een soort voorlopig en natuurlijk denken dat alles uiteenlegt.

De Rede, het (dialektische) denken denkt alles tot eenheid.
En voert aldus wèl tot begrijpen.

Jagers de goede doodt het natuurlijke om geestelijke ontwik- keling vrij baan te geven, de slechte blijft ook zelf natuur- lijk. doodt om te doden. Hij houdt van mens noch van dieren.

SNEEUWWITJE : Wit: reinheid, licht, het goede, als sneeuw. Rood; kleur van het leven, eventueel het volle leven, en de liefde (en het bloed).

Zwart: de nacht, duisternis, kwaad, dood, het natuurlijke. DAARTUSSENIN speelt zich het menselijk leven af. Tussen licht en donker, goed en kwaad. Altijd die tegengesteldheden. Daarom ook St. Nikolaas met Zwarte Piet. Geen diskriminatie Schoonheid is uiterlijke, natuurlijke, harmonie.

Stiefmoeder is hard, egoïstisch, natuurlijk, verstandelijk. Kan niet hebben dat redelijkheid haar te boven gaat.

Sneeuwwitje, 7 jaar, reeds schoonheid. 7 = 3 + 4 = het menselijk getal. (Natuur + geest). Sneeuwwitje moet door bos = het natuurlijke. Kind, als onbevangen natuurlijk, wordt door wilde dieren, eveneens natuurlijkheden! ongemoeid gelaten. Er zijn tot aan de volwassenheid 3 levensperioden van 7 jaar. De zuiver zelfbewuste mens is bovennatuurlijkheid, maar komt van natuur nooit 100 % los.

Zeven (weer 7) dwergen. Sneeuwwitje komt dus in eigen sfeer! Zij delven in aarde, zoeken (geestelijke) rijkdommen. Gelijk de nog halfnatuurlijke krachten in onze ziel. Filosofisch gesproken is de ziel = de omslag van natuur naar geest. Dus werkte Sneeuwwitje bij de dwergen aan haar bewustwording. Af en toe met moeilijkheden. storingen (door de stiefmoe- der). De dwergen waarschuwen wel.

Diep in het onbewuste is al enig wéten, doorzien van de wer- kelijkheid. Dieren zijn in het duits gezegd "natursichtig". IJdelheid: verheerlijking van het natuurlijke.

Appel: natuurlijke voortbrengingsmacht. Voor de natuurlijke stiefmoeder is de appel dus NIET giftig. Er zit wedergeboor- teverhaal, zonnemythe in. Verhaal start in de winter. De prins wekte haar, intuïtie = schok (drager struikelt). 
Prins = principe van begrip, redelijkheid. Koning = Geest, Koningin = Liefde. Geluk = leven in harmonie met jezelf en je omgeving en omstandigheden.

Schoen = kontakt met aarde = Het natuurlijke. Zich dood- dansen = zich ekstreem uitleven.



over hoe alles is ontstaan. Ook moderne wetenschap zit nog boordevol hypothesen.

WASSILISSA: Ouders nu eens gewone mensen, burgers. Wassilissa had wel binding met (het Wezenlijke van) haar moeder. Pop is beschermgeest. Weer door-het-bos-gaan. Nu naar Baba Jaga de Grote Hekst = Moeder Natuur oftewel De Grote Moeder. grote tovenares; heeft eigen zon, dag en nacht enz. Zeer machtig. Maar staat tegenover even grote magische macht, het wezenlijk menselijke, en de pop (denk aan de pop bij vlinders) als onoverwinnelijke macht tot bewustwording. 
Vuur = ook symbool van geest. Maar komt hier van een boze geest, die verzengt zijn tegenstanders eenvoudig. 
Vijzel: heilig vat, hier een ding waarin materie vermalen wordt tot soort oermaterie. Dat was immers grondstof voor heel de schepping ! Toch is de heks ook behulpzaam. Weer de tegenstrijdigheid!
Grote Moeder is albarend en alverslindend.

Graan! vaak symbool van wedergeboortacyclus.

Maanzaad; middel om de diepten der ziel te benaderen.

                                                  ---