PAASREDE.

         door Mr.Drs.A.Börger
                     1949

 Overgenomen van band of steno, door wie onbekend.
         De oertekst is overdwars op kwarto 
         getikt zonder leestekens.
         Ocr. en fatsoenering: F. de Zwart.
         Laatste correctie: H. Weggelaar.

Er wordt U zojuist aangekondigd dat ik ernstig spreken zal. Ik weet niet.... nu ja goed, ik ga geen grapjes maken, maar ik bedoel alleen maar dit: verwacht nu geen preek. Ga dan maar naar de kerk. Dit is de tijd van paaseieren, krentebrood, matse en Matthäus- Passion, en dat ik deze opsomming geef, is zo maar geen grapje, maar hierin ligt eigenlijk de ontwikkeling van de paasgedachte besloten, want aanvankelijk was het paasfeest een doodgewoon natuur-godsdienstig feest. Men vierde de wedergeboorte der natuur en alles begint natuurlijk, ook het geestelijk leven van de mens begint natuurlijk. Daarom begon men om deze wedergeboorte als de winter voorbij is - en dat gold in het bijzonder ook voor deze landen waar de winter zo somber was en zo koud - zich te verheugen en in de nieuwe ontluiking van de natuur het goddelijke te ontwaren, wat overigens wel juist was, maar het bleef nog zeer aan de natuurlijkheid gebonden. Langzaam kwam het op ander plan. Voor de Joden kreeg het een hogere betekenis, een minder natuur- lijke, want het was de wedergeboorte uit Egypte. Zij vieren immers de uittocht uit Egypte. Het volk was ondergegaan in Egypte en werd wedergeboren en ging over tot een zelfstandig volksbestaan, dat aan dit volk overigens nooit werkelijk gelukt is. Op het ogenblik poogt het het weer. Tenslotte komt dan het christendom en dan wordt het anders, dan gaat het om een heel andere inhoud. Schijnbaar, in werkelijkheid niet, in werkelijkheid nog altijd om dezelfde: de wedergeboorte, het zich verheffen uit de gebondenheid, uit de duisternis, uit de slavernij. Om aan de joden te denken: het zich verheffen uit de slavernij, waarin de mens leeft zolang hij gebonden is, beheerst wordt door het natuurlijke, maar begrijp goed: zo moet alles beginnen en zo begint ook alles en zo zijn wij allemaal begonnen, want als wij geboren worden zijn wij alleen maar een hoopje natuurlijkheid en meer niet en van bewustzijn is nog geen sprake en van zelfbe- wustzijn zeker niet en de meeste van de mensen brengen het nooit tot zelfbewustzijn. De meeste van ons leven maar voort in een kinderlijk gedoe met een ontwikkelingspeil van kinderen van 12, 13 en 14 jaar. De meesten weten zich niet aan de natuur te ontworstelen en voor de meesten is nooit in heel hun leven van de paasgedachte sprake, hoe vaag ook, want ze blijven in de natuur steken en heel onze maatschappij zit nog tot over haar oren in het natuurlijke, al galmt men in alle kerken luid dat Christus is opgestaan en al worden er 10.000den missen gelezen en al wordt er ik weet niet wat gezegd en gepraat en al wordt overal ter wereld de Matthäus-Passion gehoord. Christus is niet opgestaan, want om hem te laten opstaan moet de mens christelijk worden. Ach, U weet wel dat Hij nooit bestaan heeft, niet waar? Daar gaan we nu niet van uit. U weet wel dat Hij alleen maar is een betekenis, een begrip. Het begrip van de menselijkheid van de mens, - 2 - dus van de waarheid van de mens en dat was door de eeuwen, door de duizenden en tienduizenden jaren heen eindelijk aan de mens bewust geworden; bij wijze van geniale flits geconcentreerd in deze figuur in dit verhaal dat gaat om de liefdevolle redelijk- heid in de wereld, daarom en niet om iets anders en altijd zegt de mens het. En altijd zijn er die het zeggen kunnen. De massa zegt niets, de menigte dommelt en duizelt voort in een natuurlijkheid, in de gebondenheid, in de armzaligheid en ze kan niet anders en ze moet zo zijn. De menigte is altijd de menigte van de Joden. Begrijp goed, heel Europa, heel Amerika is Joods, Joods tot in zijn vingertoppen, wanneer ze altijd maar eist - deze menig- te - hem te kruisigen en Barabbas vrij te laten. Niemand heeft het recht het Jodendom een verwijt te maken, niemand, want heel de wereld is niet anders, behalve zo nu en dan een enkele, in wie Christus geboren is, gekruisigd en weer opgestaan. Ik heb U in de vele Zondagochtendlezingen, die ik voor U gehouden heb, zo nu en dan wel eens zo'n figuur genoemd. Ik heb U o.a. genoemd Rembrandt, de oudere Rembrandt, die U misschien wel kent uit zijn zelfportretten. Van deze schilder, van deze zelfpor- tretten is Christus, de wedergeboren Christus onaantastbaar, want weet U wel, volgens het verhaal is Hij, als Hij wedergeboren is, astraal, dus kan niemand Hem meer grijpen. De Geest is onaantast- baar want ontastbaar. Er zijn er meer. Er is Dostojevski. Dostojevski, wanneer hij ver- beeldt voor U en voor zichzelf de figuur van de vorst Myschkin en ook de nog zo jonge Aljosja, dan is in hen Christus wedergeboren, opgestaan uit het graf. Aan de historische Christus hebben we totaal niets. De historische Christus is een figuur die trouwens niet in de wereld aanwezig is, heeft Hij zelf gezegd en Hij ging ten hemel varen en later zou Hij terug komen; de historische Christus is er ook nooit geweest. De wereld kan niet verlost worden, omdat, doordat iemand, in dit geval een Godenzoon, afgeslacht wordt. Maar hoe komt men dan aan deze wonderlijke geschiedenis van die Godenzoon, want dat is niet zo maar een fabeltje. Dat zaakje is toch wel zeer zinrijk. Ik heb er U in de laatste jaren zoveel over gesproken, dat ik eigenlijk helemaal geen lust heb om U veel over dat bijbelverhaal te zeggen, want dat moet U nu wel kennen in mijn visie, althans de oude garde onder U. De historische Christus uit de bijbel is volkomen waardeloos. Hij kan niet bestaan hebben. Hij heeft alleen maar waarde omdat in Hem voor het eerst bij wijze van verhaal is uitgedrukt, datgene waarom het gaat in de mensenwereld: vrouwelijk mannelijke gees- tesgesteldheid. En dat is in waarheid. Om de liefdevolle rede- lijkheid en daarvan spreekt zo nu en dan de mens. Ik noemde U Rembrandt. Ik zou U anderen kunnen noemen. Ik zou U ook Hegel kunnen noemen. Want Christus spreekt alleen in en door schoonheid en wijsheid, maar die moeten beleefd worden. En Hij spreekt verder in en door zachtmoedigheid want hij is zachtmoedig en nederig van aard. Hij maakt zich niet breed. Hij maakt zich niet gewichtig. Hij is maatschappelijk ook een mis- lukking. Hij is helemaal niet geslaagd deze figuur, helemaal niet. Hij heeft alleen maar gezegd, en hier en daar zegt een enkele, zoals Rembrandt en zoals vóór Rembrandt de lieflijke Franciscus van Assisi op zijn kinderlijke wijze het zei en zoals Dostojewski het gezegd heeft en zoals op zijn wijze, maar zeer theoretisch, Hegel het gezegd heeft. Hij zegt alleen maar dat we elkaar moeten lief hebben en dat we elkaar moeten dienen en dat we niet onszelf op de voorgrond moeten drukken en dat we niet - 3 - onszelf breed moeten maken en streven naar macht, want zijn koninkrijk is niet van deze wereld, helemaal niet. Deze wereld, dat is dat volk dat zijn kruisdood eist en Barabbas de moordenaar vrij wil hebben. Want als het er om gaat dan kiest de mensheid nog altijd Barabbas. Dat kan niet anders, begrijp goed. Ik slinger hier geen verwijt de wereld in, ik ben niet gekomen om te verwijten maar om te verklaren. Een verwijt is ons allen naar het hoofd geslingerd door Charly Chaplin, over wie ik U nog gesproken heb. Charly en vooral in zijn laatste film, die alleen maar verwijt was, een razende beschuldiging. Monsieur Verdoux, waarin hij niet minder zegt dan dat heel de maatschappij en ook elk individu in deze wereld een moordenaar is en waarin hij de vrouwen beschuldigt dat zij een vruchtbare grond opleveren voor de moordlust van de wereld, omdat ze jagen naar het huwelijk in plaats van naar de liefde en daarom gaat het. Toelichting: Deze film uit 1947 met aanval op handelsmentaliteit en oorlogen werd mede aanleiding tot de veroordeling van Chaplin door de commissie-McCarthy. (H.W.) Dat heeft Christus gezegd. Ja, Hij heeft het niet gezegd, de mensheid heeft het gezegd, en het wordt U nog altijd verkondigd, aan deze mensheid, maar niemand kan krijgen wat hij niet al heeft en daarom kan het verkondigd worden, te pas en te onpas, maar nooit kan een mens deze boodschap ontvangen, wanneer hij die niet in zich heeft, wanneer hij niet in aanleg deze blijde boodschap, heeft, dat het in de wereld gaat om de liefde en om niets anders, alleen daarom. Ik bedoel dan de liefde voor de mens in het algemeen. De wereld is een weg gegaan en de Christusgedachte werd geboren op een gegeven moment. Niet plotseling, want de voorlo- pers zijn er al, als Heracles, als Prometheus. Dat alles was allang in de mens aanwezig, omdat het er anders niet uit te voorschijn had kunnen komen en het kwam er vreemd uit zo nu en dan. Abrupt, helemaal grillig en ondoordacht en onbegre- pen, maar langzaam, langzaam werd het zuiverder en eindelijk kwam dan die grote boodschap, die helemaal niet begrepen werd en onmiddellijk verworpen. Niet door de Joden, door de wereld, niet 2000 jaar geleden, nu nog altijd wordt deze boodschap verworpen. Nog altijd laat ik U als troost zeggen: eenmaal zal ze verhoord worden. Dat wil ik U duidelijk maken. Om U deze troost mee te geven als Paasgeschenk. Het begint in de sfeer van het natuurlijke, alles begint in de sfeer van het natuurlijke, maar in die sfeer is ook het vermoeden dat het om wat anders gaat dan om alleen maar dat uiterlijke, om eten en drinken en slapen en bijslapen, om iets anders dan laten we eten en drinken en vrolijk zijn. Dat het in waarheid gaat om wat anders, om het menselijk leven. De grondslag van de mens is nu eenmaal van nature een tweeslachtigheid, geen eenheid, want de mens is in de grond van de zaak sexueel-agressief. Wij gebruiken deze woorden kleurloos en denken nergens bij, hebben geen gevoe- lens daarbij, wij noemen dit zoals het is: sexueel-agressief, de natuurlijke drang tot éénwording en de natuurlijke drang tot zelfhandhaving. Zelfhandhaving: op zichzelf blijven, op zichzelf zijn. Ach, we zeggen het zo gauw en de mensen zeggen: je wil wel eens op jezelf zijn. Ze willen een huisje hebben, ze willen meubeltjes hebben, ze willen een eigen man hebben of een eigen vrouw, het zijn net kinderen. En alles moeten ze eigen hebben, want ze willen zo graag op zichzelf zijn. En dan sluiten ze de buitenwereld uit en doen de deur dicht en dan kan er geklopt worden door een verdwaalde ziel maar dan zijn ze niet thuis en dan kan er geklopt worden door een hongerig mens, die geestelijk hongerig is en die verdwaald is in de wereld, maar dan zijn ze niet thuis want ze moeten op zichzelf zijn. De mens heeft toch ook recht op iets van zichzelf. Maar hij vraagt zich niet af of hij heel de wereld opvreet voor zichzelf en een ander hoogstens de kruimeltjes geeft die van zijn tafel vallen en hij kan dat niet zien en wij verwijten hem dat niet. Ik verwijt hem - 4 - niets vanochtend. Wij verwijten nooit iets, nietwaar? Alleen degene die het bedrijft, om hem dan te vergeven. Maar begrijp goed: U kunt nooit iemand vergeven. U kunt hem nooit vergiffenis schenken als hij de vergiffenis niet in zich heeft, want U kunt nooit iemand geven wat hij niet al heeft. Het staat ook al weer in het nieuwe testament. Er staat zoveel in. Wie heeft, aan die zal gegeven worden, maar wie niets heeft van dien zal genomen worden. Ook wat hij heeft, Die niets heeft, die gaat onder, die kan nooit iets krijgen. Alleen die het heeft, die kan alles, alles wat hij al heeft, want dat kan hij ontwikkelen. Hij kan zijn mogelijkheden ontplooien en die mens kan geven en voor die mens is het ook de moeite waard, dat men zich inzet, omdat hij rijk zal worden en openbloeien als een bloem in de zonneglans. Het begint sexueel-agressief. En omdat alles op zichzelf is in de natuur, begint de mensheid vanzelf agressief. Dat kan niet anders. In de natuur is het een dit en het ander dat, en alles is zo op zichzelf gesteld en dat het in de grond der zaak een eenheid is wordt niet gevat, wordt ook niet getoond. Het toont zich heel anders. Het beleeft en ervaart zich heel anders. Het is op zichzelf en zo begint ook de mens en daarom begint hij agressief. Maar het agressieve kan niet blijven, want niets kan volharden in eenzijdigheid, omdat alles zich vanzelf verkeren moet tot zijn andere, omdat alles aan zijn eigen grens tot zijn andere komt. Want begrijp goed, wanneer iets geen grens heeft, is het de onbepaaldheid zelve. Om dus iets te zijn moet het vanzelf begrensd zijn. Maar aan de grens is het niet meer, is er iets anders en daarom komt alles in de grens tot het andere. Alles moet zich verkeren tot zijn andere en de agressiviteit en de sexualiteit liggen ook niet uit elkaar; ze liggen aan elkaar, ze zijn een eenheid want er zou van agressiviteit nooit sprake kunnen zijn wanneer er geen sexualiteit was, nog andersom. De één is niet zonder de ander. Door agressief te zeggen, zeg ik immers al sexualiteit, want het is de ontkenning er van en door sexueel te zeggen, zeg ik immers al agressiviteit. En begrijp nu goed deze woorden alleen maar als resp. zelfhandhaving, het op zich zelf zijn en het onderscheiden en zich gescheiden houden, dat is de agressiviteit, dat aan zich ook de afweer tegen het andere laat bedenken. Terwijl de sexualiteit is de drang om zich zelf te verenigen, tot eenheid te komen, zich als zelfstan- digheid op te heffen. Maar omdat men om een eenheid te zijn met het andere nooit geheel mag verdwijnen, omdat er dan geen eenheid meer is kan het sexuele niet zijn zonder het agressieve, kan de eenheid niet zijn zonder de zelfhandhaving; deze twee gaan onher- roepelijk samen, maar alles begint in de natuurlijke sfeer en daarom heeft de liefde het zo zwaar, zolang het accent blijft liggen op het agressieve, zolang dit natuurlijke niet is doorstreden, zich niet heeft verkeerd tot zijn andere. Maar de mensheid moet deze weg gaan, daaraan is niets te doen, ze moest zo beginnen en kon niet anders en daarom hebben we maar niets te verwijten, maar anderzijds hebben we elkaar een hele macht te verwijten omdat we verplicht zijn elkaar de ogen te openen en een beroep te doen op degenen die tussen de duizenden in vatbaar zouden zijn om het geschenk te ontvangen en daarom hebben we het toch te zeggen door de mens te wijzen op zijn zondigheid en op zijn leugenachtigheid waarmee we paasfeest vieren in een wereld waarin Christus helemaal niet is opgestaan, waarin Hij zelfs nog hangt aan het kruis waarin de duisternis ligt over de aarde en de graven gaan open* en heel de wereld is in rep en roer en alles is verbijsterd en hier en daar alleen maar is een enkeling die zegt: "Ja waarlijk, deze was God's zoon", zoals .... de centurio de hoofdman over honderd, zei, toen hij Christus aan het *Matt. 27:52 - 5 - kruis zag. Ach, dit is wel meer gebeurd en dit gebeurt nog in de wereld. Het is onder meer gebeurd toen bij het drama waar ik U voor 14 dagen over sprak, van Jeanne d'Arc. Daarbij was aanwezig Châ- tillon aanhanger van Cauchon, de man die Jeanne de dood ingedreven heeft. Deze Châtillon, hij was er, hij was er aldoor en hij was een volgeling Cauchon en hij was een vijand van Jeanne. Tot hij op een gegeven moment zei: "Nee, dit alles is een gemeenheid, want Jeanne is heilig. Dat is de hoofdman over honderd, aan het voet van het kruis. Ach, want weet u, ze zijn er altijd allemaal, die hoofdman over honderd is er, en de vrouwen aan de voet van het kruis, en Judas is er, en Petrus is er, en Pontius Pilatus en het volk der joden dat de dood eist van Christus en de vrijlating van Barabbas. Het is er altijd; het is er helemaal in de wereld, want de liefdevolle redelijkheid, de menselijkheid is nog niet in ere. Dat kon niet. Het is een lange weg die we gaan moeten, een heel lange weg die de mensheid moet afleggen want ze moet zich ontworstelen aan het grote bedrog. Ze moet zich ontworstelen. Ze moet zich zelf durven te worden. Ze moet durven te leven zonder zich zelf individueel te zoeken. Maar dat is zo moeilijk, niet waar? Ach, dat is zo vreselijk moeilijk. En dat gaat zo heel langzaam, want de Judassen en de Pontii Pilati en de Petri zijn geen historische verschrikkelijkheden. Ze zijn overal om ons heen aanwijsbaar. Het wemelt er in de wereld van en wie ze mocht verdoemen heeft grote kans zelf een Pontius Pilatus te zijn, die meent zijn handen in onschuld te mogen wassen en ze zijn nodig. Hoe kan Christus ooit wedergeboren worden als Hij niet gekruisigd wordt en hoe kan hij ooit gekruisigd worden als er niet is een Pontius Pilatus en als er niet zijn de priesters van het Sanhedrin? Hoe zou hij ooit gekruisigd kunnen worden? Herinnert U zich dat ik gesproken heb, (ik geloof verleden jaar) over Judas, en over Maria Magdalena. Hier een stukje weggelaten; het geheugen van B. is nl. even in de war. Hand in hand gaan Jezus en Judas door het leven, d.w.z. het sexueel-agressieve, de zelfhandhaving als hang naar het natuurlijke te beginnen tegenover de menselijkheid. Samen gaan ze door het leven, samen zijn ze dat: het sexueel- agressieve. Heel de mens: Judas en Jezus en de één heeft maar te doen wat hij te doen heeft. We hebben het hem niet te verbieden. We hebben hem niet eens te beschuldigen, want, wij, deze wereld van ons is nog altijd Judas en deze wereld van ons is nog altijd Petrus en Pontius Pilatus en het volk der Joden en de priesters van het Sanhedrin. Het Sanhedrin was het joodse religieuse gerechtshof (H.W.) Revius, de oud-Nederlandse dichter heeft het al gezegd in zijn gedicht: het zijn niet de Joden, Heer, maar ik hier. En daar is er één die het vat, die het weet, en die zich niet wil vrij pleiten. Die weet dat de wereld nog altijd bezig is Christus te kruisigen; dat kan niet anders. En Christus is altijd in de wereld aanwezig. Dat kan ook niet anders, want de wereld kan nooit van de menselijkheid verlaten zijn, omdat ze anders volkomen onmenselijk zou worden en de mens kan nooit geheel onmenselijk zijn, zelfs niet de meest verworden mens, want hij is nu eenmaal mens. Het is altijd alleen een strijd tussen de natuurlijkheid en tussen de menselijkheid. En die strijd wordt gevoerd door sommigen geheel individueel: Monsieur Verdoux. En dan is hij een lust- of roofmoordenaar. Hij was een roofmoor- denaar van vrouwen. Hij kan ook anders gevoerd worden; hetzelfde spel kan gevoerd worden en men kan lopen in een stralend uniform met vele ridderorden op de borst. Begrijp dat - 6 - goed. En men kan zijn in aanzien, en zitten op het gestoelte der eer, en er zijn lakeien om U heen en ze buigen en ze zeggen: "Dit is een groot man", maar hij is alleen maar een Monsieur Verdoux op een ander plan geschoven. Dit heeft Chaplin willen zeggen en daarom is de film Monsieur Verdoux een mislukking geworden voor het publiek. Hij viel direct uit de theaters weg. Geen enkele theaterexploitant wou hem houden, want er kwam niemand. Er kwam bijna niemand. U hoefde niet eens plaats te bespreken. Voor een film van Charles Spencer Chaplin. Begrijp dat goed, want er was Monsieur Verdoux en Monsieur Verdoux zei de wereld: gij zijt Judas en Petrus en gij zijt Pontius Pilatus en gij zijt de krijgslieden die hem kruisigen en gij zijt de krijgslieden die aan de voet van het kruis dobbelen. Het is een moordenaarsbende, maatschappelijk of individueel. Dat heeft Chaplin gezegd maar dat wil de wereld niet horen. Oh nee, ze geeft er de voorkeur aan om paaseieren te eten en krentenbrood of matsen en om zich te laten stichten door dominee's en de Mättheus-Passion. Maar ze heeft niet de moed om in zichzelf te schouwen en zich af te vragen of het waar was wat Chaplin zei. Die moed heeft ze niet. Ze houdt het maar liever van zich af en laat zich stichten. En daarom begon ik met wat ik zei: ik ben niet van plan een preek te houden. Ik ben gekomen om de waarheid te zeggen, want dat is de enige taak die ik heb in de wereld, anders niet. Dat is nu eenmaal mijn taak. Maar ik zal U ook een troost meegeven, want we moeten de mens nooit ongetroost laten weggaan, want we moeten onze mede- mensen lief hebben, want we moeten christelijk zijn en we moeten ze verzoenen met zichzelf en met elkaar. Dat is niet eenvoudig, want ze willen niet en U kunt nooit iets geven wat iemand niet heeft en die niet wil, die heeft het niet. Die wel wil en alleen maar niet durft, wie alleen maar verdwaald is in zichzelf en bang is voor het geweld van de wereld, waarin ie niet begrepen wordt, die zal helemaal ondersteboven raken met zichzelf, in strijd, in grote verwarring en in nood uitschreeuwen. Ach, en dan spreekt men van neurose en al dat moois meer. Maar die mens wil wel, want anders was die neurose niet aanwezig. Begrijpt U dat de neurose niet iets is dat zo lastig is voor de omgeving? Maar alleen maar een bewijs dat een mens worstelt met zichzelf. En met zichzelf en de wereld niet in het reine kan komen en dat hij dus geholpen moet worden, heel simpel geholpen. Er is natuurlijk een zaak van gemaakt. Allicht, alles is immers nog zakelijk. Heel deze wereld is immers nog onchristelijk. Heel deze wereld staat immers nog in het teken van de agressiviteit. Het is nog niet verkeerd tot zijn andere. Kapitalisme, militarisme, leger en vloten, het is alles onchris- telijk. Het is alles kruisiging. De rasdiscriminatie van de negers in Amerika, van de kleurlingen in Zuid-Afrika. Alle kolo- nisatie, het is alles kruisigen van Christus. En Judas verraadt altijd met een kus, wist U het niet? Herinnert U zich dan niet, dat onze troepen naar Indië zijn gegaan om orde te herstellen en de bevolking vrede te brengen? Ze moesten het nu eindelijk eens kalm hebben en hun buik vol. Dat was de kus, dit praatje, maar het gaat niet daarom. Het gaat om de dividenden en om de scheepvaartlijnen. Herinnert U zich nog dat Hitler de Joden liet opsluiten in concentratiekampen en ook de communisten om ze te beschermen tegen de volkswoede. Herinnert U het zich nog? Dat is de kus, dat teken van liefde uit pure bekommernis voor die arme Joden en die arme communisten, die anders misschien door het vertoornde volk zouden worden verscheurd, werden ze opgesloten in concentratie- kampen waar ze systematischer verscheurd werden, waar hun zielen - 7 - uit elkaar geplozen werden, waar ze fijngestampt werden tot er niets meer menselijks in over bleef. Maar Judas verraadt met een kus. De nieuwste vorm van de kus is de atoombom. Er zijn er zoveel die uitroepen: gooi atoombommen op Rusland, opdat de vrijheid gewaarborgd worde in de wereld, opdat de vrede verzekerd zij in de wereld. En het atlantische pact is gesloten om de vrede te handhaven; begrijpt U het goed? En er worden reusachtige legers gevormd en vloten en luchtvloten om de vrede te handhaven en de vrijheid van de mensen en daar worden ze in gedrild in de grote slavendrommen, die we legers noemen. En daarom worden ze gebonden aan de grote machine die we het leger en de vloot noemen en daarom wordt de persoonlijkheid heel langzaam de nek omgedraaid. Dat is de kus. Ik zeg niet dat ze allemaal vals zijn. Ik beweer zelfs dat judas niet vals was. Hij moest dat doen. Jezus zegt het ook zelf tegen hem: "Ga nu heen en doe wat gij te doen hebt". Het wordt tijd, het moet immers gebeuren. Het komt alles uit het natuurlijke te voorschijn en kan niet anders. Het begint immers alles natuurlijk en agressief en het kan niet anders. Het begint dus alles als het onderscheiden-zijn, maar bovendien het gescheiden-zijn het zich tegen elkaar denken, het niet begrijpen dat de mens in waarheid mens is d.w.z. dat hij in waarheid menselijk dient te zijn, dat hij niet eens is vrouw of man alleen, maar dat hij is vrouwelijk en mannelijk in ene, mannelijk-vrouwelijk, vrouwelijk-mannelijk, wat Christus dan toch is, deze zachtmoedige dulder in de gedaante van een man en dus weet hij nog altijd niet dat hij menselijk dient te zijn en Judas is degene die dan gaat naar de priesters, van wie hij het geld krijgt. Hij pacteert met de machthebbers. De laatste jaren, weet U wel, hebben er zoveel gepacteerd met de machthebbers. Dat kon immers niet anders. Ja, wat moest je nu anders doen en waren er niet zoveel die zeiden dat de anderen, die wat anders wilden doen, die het er niet mee eens waren, dat die eigenlijk niet goed bij hun hoofd waren. En hoeveel Pontii Pilati waren er eigenlijk niet die toekeken, heel rustig toekeken en zeiden: "Ach ja, ja, wat kun je er aan doen, je kunt er immers niet tegen op". Nee natuurlijk niet, er is verschil tussen Judas en Pilatus. Er is ook verschil tussen Petrus en die twee. Petrus pleegt alleen maar verraad om zijn huid te redden, Pilatus omdat hij stadhouder is en geen last wil hebben met de Joden, want dat betekent last met Rome. Judas omdat hij het moet doen, omdat hij als de agressiviteit, als het natuurlijke, als het onmenselijke van de mens het menselijke moet verraden. Judas is de meest tragische figuur omdat hij gedwongen wordt dat te doen wat hij niet laten kan, want hij was toch een discipel. Hij wist het toch eigenlijk, maar hij verkocht zich voor een hand zilverlingen, omdat hij de partij koos van de machthebbers. En ieder die de partij kiest van de machthebbers, verkoopt zich zelf, verkoopt zijn menselijkheid en omdat hij zich zelf verkoopt, verkoopt hij Christus. Herinnert U zich de politieagenten die de mensen kwamen arresteren omdat ze vrouw en kinderen thuis hadden? Het was zo'n goedkoop excuus. Het was tijdens de bezetting, bedoel ik. Ze zeiden het wel eens. Een diender zei het ook eens tegen mij: "Ja meneer, ach weet U, ik vind dit werk niet prettig, maar ja, ik heb mijn vrouw en kinderen. Ik zei: "Ja, en die lui die je in de gevangenis laat stoppen hebben ook wel eens vrouw en kinderen zeg, ja, je moet niet van die smoesjes verkopen". Toen werd hij kwaad en ben ik - 8 - maar weggegaan. Vrouw en kinderen zijn geen excuus. -Ja meneer en ik heb mijn baantje- -Nou, geef dat baantje dan- -Ja, mijn vrouw en kinderen kunnen toch geen honger lijden- -Ja, laat ze dan honger lijden of kruisig Christus, één van de twee- Het is allemaal maar een keuze. Hoor de Franse grenadier in het gedicht van Heine over "Napoleon weet het beter", die zegt: "Was schert mich Weib, was schert mich Kind; ich habe mein besseres Verlangen". Het gaat bij hem om zijn keizer, die keizer waarin hij iets gevoeld had. Waarin hij gevoeld had dat het was "de wereldgeest" zoals Hegel het noemde "te paard". Christus is meer dan Napoleon. De menselijkheid is meer dan Napoleon, al is Napoleon een geniale factor in de ontwikkeling tot menselijkheid geweest, maar de grote massa verkoopt zich zelf met het goedkope argument, de doorzich- tige leugen van: ik heb vrouw en kinderen, alsof vrouw en kinderen de moeite waard zouden zijn om Christus te verraden. Let U goed op wat ik zeg: wie terwille van vrouw en kinderen Christus verraad, maakt ze medeplichtig aan dat verraadt, maakt ze mede tot Judas en is een leugenaar; het gaat alleen om de menselijkeid, alleen daarom, en niets anders. Dat is het doel. Maar Christus is nog niet in het graf gelegd zelfs. Hij is nog altijd aan het kruis. Hij zou drie dagen in het graf liggen en ten derden dage opstaan en dan is hij astraal, onaantasbaar, want begrijp goed: hij kan maar eenmaal gekruisigd worden, daarna is Hij voor de wereld onaantastbaar. Maar om dit in zich te bereiken moet die zelfde mens zich weten te bevrijden van alle heb- en eerzucht, machtswellust en alle machtsverlangen. Moet hij zich weten te bevrijden van alle angst van wat anderen zullen zeggen. Moet hij zich weten te bevrijden van de eerbied voor de norm die ons wordt ingeprent, van onze jeugd af, wat die anderen zouden zeggen over mijn normatiek. Dat heel die verzameling van mannetjes en wijfjes die zgn. zo geweldig flink zijn en die het zo radicaal weten, die zo dapper optreden in de wereld, dat die werkelijk maatge- vend zouden zijn, dezen, die alleen maar zelfbewust zijn, voorts doen zweven, U alleen maar voorgoochelen, maar die helemaal niet zelfbewust zijn, die helemaal geen innerlijke rijkdom hebben maar de innerlijke armoede zelf zijn. Ze zullen U altijd vertellen wat U doen moet en ze zullen U altijd vertellen dat U onchristelijk moet zijn, dat U Christus moet verraden en toe zien bij zijn kruisiging, of Hem zelfs zelf aan het kruis slaan. Dat zullen ze U zeggen, maar ze zullen U niet zeggen dat U mens moet zijn. We spraken over Judas en Petrus en Pontius Pilatus, die alom aanwezig zijn. En we spraken ook over de centurio en in dat verband noemde ik U de Châtillon. Er zijn er veel meer. Er zijn er altijd wel meer die plotseling intuïtief geniaal de waarheid van de mens onderkennen, die plotseling wat men in kerkelijke terminologie noemt: bekeerd worden. En ik noemde U straks ook de vrouwen aan de voet van het kruis en van die vrouwen wil ik er maar 2 noemen: Maria de moeder en Maria Magdalena. U kent het verschil wel tussen die twee. De eerste is de heilige maagd, de andere is de gewezen hetaere, de vrouw die haar liefde verkocht, die in de zondigheid leefde in de natuurlijke liefde voor wie de liefde is alleen maar een middel om het goed te hebben in de wereld. Dat is de liefde voor veel vrouwen. Voor veel te veel vrouwen nog. - 9 - Denkt U maar aan Monsieur Verdoux en de gedachte daarvan: de jacht naar hethuwelijk i.p.v. de jacht naar de liefde, waardoor de vrouw behoeding (= bescherming) levert voor de lustmoord, want de vrouw is de hoedster van de liefde, dient dat te zijn, de liefde die veel meer is dan alleen liefde tot een man en de liefde tot kinderen, de liefde die in waarheid is liefde tot de mens. Zij is de hoedster van, want zij is in levende lijve de liefde. Zij heeft in zich van nature de drang om het onderscheid, het gescheiden zijn, op te heffen om tot een eenheid te komen met de andere. Oh, dat is om te beginnen met een man, maar in laatste instantie moet het zijn de eenheid van de mens met de mensen, het zich identiek weten daarmee, het zich identiek gevoelen daarmee, het opheffen van de gescheidenheid. De man daarentegen is degene voor wie de zelfhandhaving het belangrijkste is. Hij is dat in levende lijve. Alleen: hij kan tegen de vrouw niet op. Ze weet hem altijd weg te rukken uit zijn eenzijdigheid, naar zich toe te halen. Wat van zelf spreekt. Ik weet wel dat in onze maatschappij de man nog altijd het belangrijkste is, officieel volgens het wetboek. Hij is van alles: hij is hoofd van het gezin en hij bepaalt alles. Maar in werkelijkheid kan hij tegen de vrouw niet op, wat van zelf spreekt want de vrouw is de waarheid van de man omdat de eenheid de waarheid is van de zelfhandhaving en wie dat begrepen heeft en dat laat zich alleen begrijpen in zuiver begrip, die erkent de vrouw voor wat zij is en erkent tevens de liefde voor wat zij is: Christus is de ware de waarheid van de mens, de levende waarheid van de mens. Daar gaat de wereld naar toe. Nog altijd wordt de vrouw officieel niet geëerd, al kan de man nooit tegen haar op, want ach, alle gewichtigdoenerij ten spijt, lopen wij achter de vrouwen aan, wij mannen en dat is ook in orde, dat is zo in orde, dat wanneer een vrouw achter een man gaat aanlopen, de mensen critiek zouden uit- oefenen. Maar wij mannen lopen achter de vrouwen aan en dat is goed, want zij is de waarheid van de man en daarmee de waarheid van de mens. Waarmee ik niet wil zeggen dat de man geen mens is, want hij is óók mens, maar hij is mens in zijn eenzijdigheid, een eenzijdig mens, die alleen maar tot volheid kan komen wanneer hij tot zuiver begrip komt, wanneer zijn natuurlijke agressiviteit zich weet te vervluchtigen tot het zuivere begrip, dat de waarheid is; dat alles een eenheid is van tegendelen, d.w.z. dat in eenheid alles zichzelf weerspreekt en in deze zelfweerspreking één is, dat dus al het onderscheiden-zijn gehandhaaft blijft maar dat het gescheiden zijn is opgeheven in de eenheid en de eenheid is de liefde. Dit is eigenlijk alles zo eenvoudig en het wordt eigenlijk helemaal gezegd in het Nieuwe Testament, bij wijze van verhaal, zo bij wijze van onmiddellijke geniale openba- ring wordt het gezegd. Maar het wordt niet begrepen, het wordt niet begrepen door de mensen, het wordt niet begrepen door de staten met hun legers en vloten met hun hebzucht en eerzucht en hun machtswil. Het wordt nog altijd niet begrepen dat het om de liefde gaat, heel simpel daarom. Dat het om de eenheid gaat. Het wordt wel gezegd in het Nieuwe Testament. Er wordt gezegd: want gij zijt allen broeders en zusters. Maar de broederliefde en de christelijke naastenliefde bestaat uit turf- uitdeling en werkelozenzorg en dat is geen broederlijke en zusterlijke liefde. De werkelijke liefde tot de mens is het dienen van de mens door de mens: vrijwillig dienen, maar een wereld waarin een klassestrijd bestaat, een wereld waarin in het algemeen bestaat de gedachte van de strijd om het bestaan, deze ontzettende onmenselijke gedachte dat de mens moet vechten voor zijn bestaan, een zodanige wereld is niet christelijk en moet - 10 - eigenlijk geen paasfeest vieren, maar ze doet het wel omdat ze het niet begrijpt en nog altijd bevangen is in de duisternis: dat kan niet anders, want om daar aan te ontkomen moet men zich door het natuurlijke heenworstelen en dat is Maria Magdalena. Maria de Heilige Maagd is als zodanig zeer zuiver, maar ook alleen maar zuiver, en vanuit een bepaalde hoek, van de mense- lijke hoek uit gezien staat Maria Magdalena hoger dan zij, want zij is gegaan door de zonde en door de angst. Zij is gegaan door alles waar de mens mee heeft te worstelen, wanneer zij tot zich zelf wil komen en dan herkent zij de Christus wie de zonde niet gekend heeft. Wie niet geworsteld heeft met zijn natuurlijkheid kan nooit heilig worden. Wie niet geworsteld heeft met zijn natuurlijkheid kan nooit christelijk worden. Oh, het is erg fraai, het klinkt heel fraai, al die brave mensen die nooit een zgn. zondige gedachte in zich hebben voelen opkomen, wat niet waar is. Die mensen die van nature zo vreselijk goedig en braaf enz. enz. zijn, die nooit hebben hoeven te vechten met zich zelf. Freud noemt daar van een voorbeeld: nl. de vrouw van de koning stadhouder Willem de 3e die nooit ergens kwaad in zag, die dus eigenlijk helemaal geen belangstel- ling had voor de wereld en voor de mens. Want wie belangstelling heeft, ziet wel eens kwaad en denkt er wellicht over na als hij werkelijk belangstelling heeft. En als hij begrijpt, begrijpt hij ook, dat het zijn moet. Hij begrijpt dat Judas er zijn moet en Petrus en Pontius Pilatus en de hoofdman over 100, maar ook de soldaten die de kruisiging voltrekken, want hoe moet Christus anders gekruisigd worden en weer opstaan als ze er niet zouden zijn. Dit moet er altijd zijn: deze strijd tussen menselijkheid en onmenselijkheid, tussen het mens-zijn en het natuurlijk-zijn, die moet er altijd zijn, want het leven is een worsteling, een strijd en dan spreekt Christus altijd weer in de wereld in schoonheid of in wijsheid en dit is niet alleen van onze wereld, niet alleen van de westerse. Het was er altijd. Het was er ook lang voor de westerse wereld er was en voor dat de christelijke idee er was. Het was er altijd. Het was ook in het Oosten, waar alles wat het Westen betreft vandaan komt. Wie Jodjana wel eens heeft zien dansen, zijn Shiva met de beker heeft gezien: een oosterling in wie Christus geboren werd, die zich offert en zich dan in een glimlach verzoent, ver- zoent met zijn eigen offer en blij is omdat hij menselijk geweest is. Hij is natuurlijk een god. In dergelijke verhalen zijn het altijd goden, want het menselijke is het goddelijke. En alleen wanneer de wereld christelijk wordt kan God God den Vader worden. Voor die tijd niet. Voor die tijd blijft hij de oude donderaar: de god der wrake, Jehova die dan ook in onze bijbelopvatting nog altijd voor God den Vader in de plaats gesteld wordt, maar hij mag het niet meer zijn. Hij moet ophouden dat te zijn. Maar heel Europa vereert nog Jehova. Europa vereert nog niet God den Vader. Hij kan alleen maar God den Vader worden. En begrijp goed: wanneer zijn Zoon geboren is, d.w.z. wanneer de mensheid christelijk geworden is, wanneer de mensheid onderkent dat het niet gaat om de zelfhand- having, niet gaat om de agressiviteit, niet gaat om macht en hebzucht, niet om het ik, om dat heilige ik: eerst kom ik en dan komt een ander; en dat zegt men in alle vormen en op alle wijzen. Er is een Frans spreekwoord dat bv. zegt: liefdadigheid, die goed geordend is, begint bij zich zelf. Ja, ja: we moeten altijd bij ons zelf beginnen, nietwaar? Maar we - 11 - moeten vooral niet bij onszelf blijven. Maar de mensen blijven bij zich zelf. Het klinkt zo mooi, evenals de redenering van de liberalen. Ach, de beroemde economische redenering: als iedereen voor zich zelf zoekt en streeft naar zo groot mogelijke welvaart en er voor zorgt dat hij zo welvarend mogelijk wordt, dan is heel de maatschap- pij welvarend. Alsof er iemand rijk zou kunnen zijn, wanneer er geen armoede was. Elke rijkdom, elke welvaart wordt betaald in de wereld met de armoede en de ellende van een ander. Wie er zich mee verzoenen wil, worde Pontius Pilatus, maar hij moet het toch erkennen: als hij het wil ontvangen, deze bood- schap, als hij de aanleg heeft om christelijk te zijn dan moet hij erkennen dat er geen rijkdom mogelijk is zonder de armoede, dat elke welvaart betaald wordt met het leed van een ander mens. De wereld gelooft in het geweld. De vrouwen staan nog aan de voet van het kruis en wenen. De liefde in het algemeen: de Heilige Maagd, zonder meer de liefde in het algemeen en de liefde in levende lijve: Maria Magdalena, die zich ontworsteld heeft aan het natuurlijke en tot inzicht is gekomen. Ze staan nog altijd aan de voet van het kruis en wenen. En Christus is nog steeds bezig te sterven, want de wereld gelooft nog in het geweld en nog in niets anders, hoe vaak ze ook het kerstfeest zal vieren, hoe vaak ze ook het paasfeest zal vieren. Nog steeds gelooft ze in het geweld en alleen daarin nog. Steeds gelooft ze in het ik en alleen daarin, en ze heeft de maatschappij geordend overeenkomstig haar principe. Dat alles begint bij het ik en ze blijft bij het ik. Op de vrouwen rust een heel bijzondere taak. Die geef ik niet bij wijze van programma. Die geef ik U zomaar, als gedachte op grond van wat ik zeg. Op de vrouwen rust een heel bijzondere taak. Ze moeten zich vrij maken, ze moeten zich vrij maken voor zichzelf. Ik bedoel niet dat U allemaal vrije huwelijken moet gaan sluiten. Ik praat niet over het huwelijk. Het huwelijk is een instituut en als zodanig uitstekend en verkeerd tevens want alles wat een instituut is, is een begrenzing en elke begrenzing is een ontkenning van het algemene. Elke begrenzing is ontkenning van het menselijke, dus in het huwelijk gaat de liefde niet op. Het huwelijk is al veel te veel een monopolisatie van de liefde. Die liefde van die mens moet helemaal beperkt worden voor die andere mens en al zijn zorgen moeten beperkt worden voor die ene mens. Het mag niet anders. Zo moet het zijn en hij eist en zij eist, en ze vinden het vanzelf sprekend en zo wordt het huwelijk en het gezin een hok waarin de liefde versmoord wordt. Ik spreek U nu niet over het huwelijk verder, ik werp deze gedachte naar U toe om ze te verwerken, voor U zelf. Begrijp goed: elke bepaaldheid is maar een bepaaldheid en dus een verenging en het algemene, d.w.z. het ware gaat in geen enkele bepaaldheid op. Op een van de discussie-avonden heb ik er op gewezen dat de Joden het al wisten, toen ze zeiden dat de naam van God niet mocht worden uitgesproken, want wie zijn naam uitspreekt beperkt Hem, vat Hem in een klank en Hij in zijn algemeenheid als de zuivere geest is nergens in te vatten. In geen enkele bepaaldheid, zelfs niet in de klank: in het woord God. De waarheid is, dat alles zichzelf weerspreekt en in deze zelfweerspreking wel onderscheiden is, maar niet gescheiden, maar een eenheid en daarom weerspreekt God zichzelf ook onmiddel- lijk zodra Hij zich stelt als God en heeft de duivel bij zich, d.w.z.: Hij kan alleen zijn op de wijze van de natuur en zich - 12 - daarin openbaren en ontwikkelen, zich daaruit ontwikkelen en tot zelfbewustzijn komen. En dit is de gedachte van het Christus-verhaal, dat Hij eindelijk als mens tot bewustzijn is gekomen van zichzelf, en dat Hij daar- door eindelijk God de Vader geworden is, d.w.z. de liefhebbende, niet meer de oude donderaar van de Sinai, niet meer de God der wrake, die zijn vijanden vermorzelt onder zijn voetzolen. Niet meer die, maar degene, de mens dus, die alles vergeeft, die niet in zijn vergevingsloosheid volhardt, die niet bij zichzelf volhardt, die weet waar het om gaat. Dat wij allen zondaars zijn en dat we allen fouten kunnen maken en dat, wat we ook goed mogen doen, we toch altijd weer fouten maken. Begrijp dat goed, dat we nooit eenzijdig het goede kunnen presteren, maar dat aan alle goeddoen ook het kwaad vastzit. Het is zo heel eenvoudig en het is toch zo moeilijk te vatten voor de mensen. Alles begint agressief. Maar bij het agressieve kan het niet blijven, want wil het agressieve iets zijn, dan moet het komen tot zijn grens, dan moet het zich bepalen en daar wordt het dan het andere en dat is het sexuele. Anders gezegd: de zelfhandhaving kan niet blijven maar moet zich verkeren tot zijn andere en doet dat wanneer ze zich verkeert tot de liefde, en kijk: dit is gezegd op een kinderlijke wijze in het Christusverhaal, in het evange- lie, en het is er op een zeer wonderlijke en schone wijze gezegd, en het is later doordacht gezegd, voor het eerst, en nog zeer voor het eerst door Hegel. En nadien is het verder uitgewerkt door de enkelen die Hegel hebben begrepen en die zijn denken konden voortzetten. Dat het hierom gaat: dat alles zich moet verkeren tot zijn andere, om in dat andere met zichzelf één te zijn als zgn. opgeheven moment, d.w.z. dat in de liefde de zelfhandhaving als moment is vooron- dersteld, want wie zou kunnen liefhebben, die er niet meer is, die zichzelf niet gehandhaafd had? Wie zou dat kunnen? Maar dat in dit zijn van moment in de eenheid, het gescheiden- zijn is opgeheven, daar gaat het om: de opheffing van het gescheiden zijn. Maar begrijp goed, dit moet komen, dit moet onherroepelijk komen, want alles moet zich verkeren tot zijn andere en het is aangekondigd: 1900 jaar geleden is het aange- kondigd dat het zou komen, dat het in de wereld zou komen, dat de mensheid die weg zou moeten gaan, de weg naar de liefde toe, maar dat het heel lang zou duren. En drie dagen zou hij liggen in het graf en ten derden dage wederom opstaan. Begrijpt U deze gedachte, die ze toen helemaal niet begrepen hebben, maar die zo maar geboren werd uit de ziel van de mensheid: geniaal intuïtief, want drie is het getal van de drieëenheid, meetkundig uitgedrukt door de driehoek. Drie is het getal van de drieëenheid, de eenheid van de ongescheiden onderscheiden tegen- delen. Drie is het getal van de eenheid van natuur, en geest tot Heilige Geest, is het getal van de mens als de zich stellende en zich bewust wordende. Dat is het getal drie. Drie dagen en ten derden dage wanneer Hij bewust is van zichzelf, dan is Hij opgestaan, is astraal onaantastbaar, want degene die tot zelfbewustzijn gekomen is, die tot het besef gekomen is dat het hierom gaat, om de liefde in de wereld en dat het dus gaat om het dienen en niet om het heerschen, dat het gaat om menselijkheid, en niet om hebzucht en machtswil, niet om onderwerping; degene, die dat heeft beseft is heerscher over zichzelf en - 13 - dienaar van allen en is volkomen vrij en wie volkomen vrij is, is volkomen onaantastbaar, voor die is er geen angst meer voor de buitenwereld. Hij weet wel dat hij in zijn eigendommelijkheid een eenzaam mens is, die maar door heel weinigen wordt begrepen of aangevoeld, hij of zij weet wel dat de meesten er als vreemden tegenover staan en zeggen: hij of zij is gek of abnormaal, stel je niet aan en doe normaal, doe vooral normaal. En dat betekent alleen maar: doe vooral onmenselijk. En ze zijn dan zo zelfverzekerd die lieden en ze stappen met zulke zelfverzekerde gezichten door de wereld, ze weten alles zo precies, ze zullen wel eens even zeggen hoe het gaan moet. En plotseling huiveren ze en schrikken, want dan is er een Hitler of er is een andere figuur: een Mussolini en er zijn de uitvinders van de atoombom en er is een ijzeren scherm en een Atlantisch pact. En heel de wereld staat onder een enorme hoogspanning. En alles siddert, en men roept om verlossing door de atoombom, niet door Christus. Christus moet drie dagen in het graf zijn, ten derden dage opstaan. De mensheid moet zichzelf overwinnen, haar agressiviteit overwinnen, de zelfzucht overwinnen, de hebzucht, de machtswil. De mens moet dienaar willen worden van de mens, vrijwillig dienaar, dan is hij vrij, want wie heerscht is niet vrij. Wie heerscht hangt af van degene die hij overheerscht. Voor 14 dagen wees ik U daarop (zie: Jeanne d'Arc). Sprekende over Philips van Bourgondië bijgenaamd Philips de Goede. Philips de Goede, die zo afhankelijk was van de welvaart van zijn linnenwevers en zijn handelaren, afhankelijk van hun gunst en die dus om een botsing met Engeland en daarmee dus om het afsnijden van de handel te voorkomen genoodzaakt was Jeanne d'Arc uit te leveren aan de Engelsen. Philips, was niet vrij. Geen enkele heerscher is vrij. Ze weten het niet en ze merken niet dat alles zich verkeert, zodra ze zich gaan verbinden met de macht. Ze merken niet dat ze judas worden, die met een kus de Zoon des mensen verraadt. Ze merken het niet die mensen, die misschien begonnen zijn heel enthousiast en hevig verlangen naar iets beters, naar een betere wereld als socialist en ze hebben daar een partij georganiseerd en die partij is groter geworden en ze hebben macht gekregen en ze lopen in rokcostuum of in een ministerjas met een steek op en een degen en ze zitten op het gestoelte der heren en ze hebben niet begrepen dat ze de zaak waarvoor ze zich inzetten hebben verraden met een kus. Ze hebben het niet begrepen. Ze weten niet dat ze aan de macht gekomen zijn. Ze zijn niet indachtig aan dit woord van Christus: "Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld, niet van de wereld van de hebzuchtige en heerszuchtige keizers en koningen, van gene- raals en maarschalken, van kooplieden, kapitalisten en grootin- dustrieëlen". Joh. 18:36 (H.W.) Het koninkrijk van Christus is dit niet. Het is alleen maar de menselijkheid en het openbaart zich alleen maar in schoonheid, wijsheid en zachtmoedigheid. Alles waarvoor de wereld geen belangstelling heeft. O ja, misschien bijkomstig een beetje omdat men tenminste aan kunst wat moet doen. Bovendien kan kunst een zeer deugdelijke belegging zijn, je moet er alleen een neus voor hebben, nietwaar, voor de beleggingswaarde van de kunst. Maar dat heeft nog altijd met kunst en met eerbied voor schoonheid, dat heeft in ieder geval nog altijd met innerlijkheid, met menselijkheid niets te maken. - 14 - Dat is altijd weer hetzelfde. Judas die de Zoon des mensen verraadt met een kus omdat hij de kant van de machthebbers kiest, de kant van degenen die veel hebben, die het voor het zeggen hebben, ook in de wereld, die op het gestoelte der heren zitten en in aanzien zijn. Ze weten het niet, ze zijn misschien overtuigd van hun goede trouw. Ze zijn misschien overtuigd van hun menselijkheid als ze zitten in rokcostuum aan een diner bij een president van een republiek, deze leiders van socialistische partijen en ze zullen de wereld eens even hervormen dank zij hun goede baan, dank zij het feit dat zij zo stormachtig worden toe- gejuicht als hun portretten in de krant staan en waarderende artikelen ook en dat ze veel besproken worden, zodat ze zich gewichtig kunnen noemen. Ze treden op in het openbaar en ze staan, en ik verwijt het ze niet: ze staan voor het volk en ze dienen niet in stilte. In stilte dienen, dat kunt U altijd doen in Uw eigen kring, direct om te beginnen, want in Uw eigen kring kunt U wel de christelijke gedachte tot werkelijkheid brengen. Zo in Uw eigen omgeving. Ik praat niet alleen over een gezin hoor, ik praat over veel meer dan over een gezin. Als ik spreek over de eigen omgeving, dat kan 1 of 2 of 3 mensen zijn. Misschien die omgeving waarvoor U als christelijk mens, als menselijk mens kunt leven. Begrijp dat goed. We moeten de muren van het gezin toch doorbreken in de naam van Christus, in de naam van de Zoon des mensen, in de naam van de menselijkheid, waarmee ik helemaal niet wil zeggen dat U niet mag trouwen: om God's wil! Ik zeg nooit wat U niet of wel mag doen, want de mens doet wat hij niet laten kan en laat wel van zelf wat hij niet doen kan. Ik zeg U alleen maar de dingen waar het om gaat. Ik zeg U alleen maar dit, dat U moet trachten de wereld te begrijpen, ook dat het niet waar is dat wij paasfeest vieren, al eten wij nog zo veel eieren en krentebrood of matse en al zitten we 2 maal bij de Matthäus-Passion. We vieren het paasfeest niet behalve misschien een enkeling innerlijk, maar die heeft geen paasdag nodig om het paasfeest te vieren, want dat heeft hij al achter de rug of hij is er aan bezig. Dat kan ten alle tijde plaats vinden: in het hartje van de winter zowel als in het voorjaar of in het hoogtepunt van de zomer. Maar kijk: deze troost wil ik U meegeven nu, alvorens U naar huis te sturen. Alles moet agressief beginnen. Alles begint verkeerd, want alle begin is nog niet wat het zijn zal en dus is het niet het juiste, het ware van de menselijkheid. Het begin van de menselijkheid, bedoel ik, is nog niet de menselijkheid en is dus nog onmense- lijk, en zo moet het beginnen en zo moet de wereld agressief, gewelddadig beginnen met een blind geloof in geweld en in het heilige ik om vanzelf aan zijn grens te komen zich toespitsende en zich dan te verkeren tot het andere: dit moet! Hieraan is niets te veranderen, dit is de logische weg die de mensheid gaan moet, want tegen de logica is niets in te brengen, en daarom zal Christus ten derden dage uit het graf opstaan, zal de mensheid zelfbewust geworden, oprijzen uit de duisternis van de natuur en daarom zal onherroepelijk het paasfeest komen, eenmaal in deze wereld, die niet zal zijn zonder het verraad, die niet kan zijn zonder dat. Ik predik U geen heilstaat maar één die zal leven uit een ander beginsel, het beginsel van de liefde ten aanzien waarvan dan de agressiviteit, de zelfhandhaving, de macht en de hebzucht zal zijn de grote zonde en verboden. -.-.-.-.-.-.