Filosofische beschouwingen over de
sexualiteit en het huwelijk
door Mr.Drs.A.Börger

Van handgeschreven script overgetyped.
Laatste correctie: Harrie Weggelaar.
Dit opstel is na de introductie
van de monokini (1964) geschreven.
(FdZ)


-1-

Voorwoord

Misschien is het enigszins vrijpostig dat in een tijd waarin reeds zoveel menen zich over het sexuele vraagstuk te mogen en ook te kunnen uiten en veelal op zeer "openhartige" wijze, een filosoof zich over dit onderwerp uitspreekt met de bedoeling om van het sexuele leven mogelijkheden aan te wijzen, die tot belevingen voeren, die ver boven het zinnelijke materialisme uitgaan waarin de huidige mensheid meer en meer verzinkt, waarbij zij stellig overtuigd is, dat dit materialisme de laatste een hoogste wijsheid is.
Wat thans te zien is, is reeds vaker vertoond, o.a. in de laatste eeuw van het Romeinse keizerrijk; ook toen materialisme, brood en spelen, zwelgen in zingenot, sexuele losbandigheid.
Laat niemand vrezen, dat de schrijver zal gaan moraliseren; zedepreken heeft geen zin behalve om de mensen te stichten, waarmede niemand werkelijk gebaat is.
Wetend, dat alles wat is in de rede ligt zal ik niet zeggen, dat het niet moet zijn zoals het is, maar wel erop wijzen, dat alles voortdurend wordt en verwordt en dat dus niets kan blijven zoals het is. 2
Zo weet ik, dat de openhartigheid van nu, ook als vulgariteit, de negatie is van de schijnheiligheid der nette mensen van voor de eerste wereldoorlog, die hen psychologisch misvormde. Als negatie is de openhartigheid positief, maar wij moeten daarbij bedenken, dat een schoksgewijze, een revolutionaire ommekeer de strekking heeft tot radicalisering.
De schijnheilige netheid had ten doel de geslachtsdrift te onderdrukken en zij slaagde daar schijnbaar uitstekend in, maar in werkelijkheid werd het gehele leven erdoor versexed, omdat de mensen altijd denken aan wat hen nadrukkelijk verboden is, en en des te meer naarmate het verbodene zich sterker opdringt.
Sexualiteit is een machtige natuurlijke drang die zich niet zonder schade toe te brengen laat onderdrukken. Van nature zijn wij sexueel-agressief en dus moeten wij ons hiervan uitgaande en mede dank zij de sexueel-agressiviteit zedelijk verwerkelijken.
Wie dit verhindert, belemmert de mens vrij te worden. De
 

-2-

nette schijnheiligen hebben de huidige opvattingen over sexuele vrijheid in het leven geroepen in al het extremisme op dit gebied, dat overigens niet uitkomt boven de natuurlijke vrijheid, die geen ware vrijheid is. Dieren zijn niet vrij, maar geheel gevangen in in hun natuurlijkheid. 3
Alleen de mens kan hierboven uitkomen, kan zijn natuurlijke grenzen overschrijden, omdat hij in waarheid bovennatuurlijk, zedelijk is, ideëel. Op welk niveau de mensheid de sexualiteit als component van de agressiviteit kan heffen, is het onderwerp van de hierna volgende gedachtengang.

-o-o-o-o-o-o- 

-3-

Hoofdstuk I

De sexuele crisis is een fase in de strijd der sexen, die het van oudsher moeilijk hadden met het vinden van hun juiste verhouding, waarvoor zij in de loop der tijden telkens andere normen hebben vastgesteld, verschillend naar rassen en volkeren, al vinden wij overal identieke grondvoorstellingen, die door C.G.Jung archetypen genoemd zijn.
Zo vinden wij (overal) het archetype van de Grote moeder, het Vrouwelijke in zijn dubbele aspect van creëren en verslinden, zoals de afbeeldingen laten zien. Dat het ook als verslindend wordt opgevat, is volkomen juist, want het Vrouwelijke is het onbewuste, waaruit het bewustzijn (de Zoon) geboren wordt, maar waardoor het bewustzijn ook weer wordt tenietgedaan: vergeten en verdringen.
Het onbewuste is creatief, baart wanneer intuïtief of geniaal een inzicht ontstaat, waarbij van aanvankelijk, d.w.z. voor de primitieve mens, zich de moeilijkheid voordoet om dit vast te houden; hij leeft nog overwegend onbewust. Als dit onbewuste de eigen inhouden op de buitenwereld gaat projecteren, krijgt het bewustzijn houvast, maar omdat het projecteert (eigen innerlijk onbewust in de buitenwereld spiegelt) weet het niet wat het doet; zo ziet het in bergen en spelonken de Grote Moeder Aarde, die het gaat vereren omdat uit haar alles geboren wordt. En het gaat de Grote Moeder ook zien in allerlei planten en dieren, want het verschil tussen mens, plant en dier kent het niet.
Maar omdat projecterend het bewustzijn zich steeds meer ontwikkelt, en zij die projecteren mensen zijn, krijgen de objecten, waarop geprojecteerd wordt, geleidelijk meer en meer een menselijke gedaante en ontstaan de mensvormige godinnen en goden, wier verschijning een toppunt van schoonheid bereikte in het klassieke Griekenland.
De dieren, die deze godheden vergezelden, waren de oorspronkelijke objecten, waarop geprojecteerd werd. Zo was Zeus oorspronkelijk de adelaar, Artemis de berin, enz. Dichterlijke zielen schiepen dan de diverse mythologieën, die al naar gelang van hun ouderdom verschilden.
De godsdiensten zijn niet bedacht; zij zijn de wegen waarlangs de mensheid tot inzicht kwam omtrent zichzelf en zich voorbereidde op de zelfstandige ontwikkeling van het denken.

-o-o-

De Grote Moeder is de barende; dat daarvoor een man nodig is, werd aanvankelijk niet geweten; wanneer het echter tot het bewustzijn is doorgedrongen, verandert de verhouding der sexen, al is de angst voor het Vrouwelijke en daarmede voor de vrouw tot op heden gebleven en ook blijven zwangerschap en baring vrouwelijk mysterie. 6
Het onbewuste is aan het bewustzijn voorondersteld, het is aanleg tot bewustzijn, het primitieve, aanvankelijke t.o.v. het ontwikkelde. Het bewustzijn is een voortgaand proces van bewustwording.
Vandaar dat de man zich bewust wordt van zijn rol bij de voortplanting en dat de vrouw dus op dit gebied afhankelijk van hem is, maar als primitieve mens kan hij nauwelijks weerstand bieden aan haar grote sexuele aantrekkingskracht en ervaart haar toch als de meerdere, de machtige. Moeizaam  

-4-

tracht hij door homosexualiteit en daarnevens door allerlei taboes zijn weerstand aan te kweken; hij strijdt tegen de natuur, zijn natuur, die instinctief voortplanting wil.
Instinct is door de soort gedurende haar evolutie in mil­joenen jaren ontwikkelde natuurlijke wil, die als potentialiteit in het afzondelijk dier leeft en door de erbij passende situatie geactiveerd en in een daad gerealiseerd wordt. Ook de primitieve mens reageert nog overwegend instinctief, onpersoonlijk.
Hoelang de sexuele drift als overmachtig beschouwd werd, moge blijken uit de Griekse mythologie, waarin Eros wordt beschreven als de god, die volkomen naar zijn willekeur zijn pijlen schiet en die zelfs door de goden daarom gevreesd wordt. Hij is de pure geslachtsdrift, zoon-minnaar van Aphrodite in wie de drang tot voortplanting is uitgebeeld, een aspect van de Grote Moeder, in wier zoon haar bewustzijn van haar natuurlijke functie tot uitdrukking komt. Zij is dus niet de godin der liefde, want deze gaat niet op in sexualiteit. Moeder en zoon zijn beide primitief, door en door natuurlijk. Eerst veel later n.l. in de tweede eeuw van onze jaartelling zal hier een hoger inzicht doorbreken, waarover wij verderop zullen spreken. Ook op het gebied der sexualiteit groeit het inzicht, doordat de bewustwording voortschrijdt.

Het ontwikkelen van een persoonlijke bewuste wil, die zich tegen de instinctieve verzet, is reeds in de taboes voorondersteld, maar moeilijk te realiseren.
Bewustworden is een zware opgave, maar wezenlijk kenmerk van de mens, omdat als de mens de onbewuste natuur zich tot bewustzijn verkeert, boven zichzelf uitgrijpt.
De ontwikkeling van de persoonlijke wil bewerkt de persoonlijke vrijheid. De door zijn instincten beheerste mens is niet vrij, is nog geen persoonlijkheid met een eigen wil, maar leeft nog geheel collectief. Het bestaan brengt de wil tot voortplanting aan zich mede, want bestaan betekent standhouden en de soort kan slechts stand houden door verdediging (agressiviteit) en door het vervangen van de gestorven exemplaren voor nieuwe (sexualiteit). 8
Kenmerkend voor de natuur is dan ook de kategorie der kwantiteit; het natuurlijke doet zich aan ons voor in de vorm der veelheid van verschijnselen. En omdat de natuur onbewust is, laat genoemde kategorie zich in den blinde gelden, zodat overdaad en chaos vanzelfsprekende verschijnselen zijn, want aan het onbewuste is het ordenen vreemd, aangezien ordenen een bewustzijnskenmerk is. Het bewustzijn handelt weloverwogen.
Heirscharen spermatozoa worden in een vrouwenschoot uitgestort bij de coïtus, terwijl er toch slechts een nodig is voor een bevruchting van de eicel.
In het oerwoud verstikken de planten elkaar. Zo zouden wij dus door kunnen gaan met voorbeelden.
De natuur is verkwistend en het is dan ook niet verwonderlijk, dat wij bij de economie der verkwisting terecht gekomen zijn, en wij afgezakt zijn in de natuurlijke sfeer, het plompe materialisme, waarin zingenot het levensdoel is en alles draait om het hebben van veel meer, steeds meer en de mens degenereert tot functie in het productieproces.

-5-

De waarheid des mensen is niet zijn natuurlijke zijn, zijn lichamelijkheid; zij is niet te vinden in het ongrensd opwekken en bevredigen van begeerten, maar zij is zijn bewust, zijn geestelijk zijn. Dientengevolge is hij, sinds hij verrees uit de natuur, de dierenwereld, het onbe­wuste, sinds hij dus "uitgestoten werd uit het paradijs", bezig zich waar te maken, zich naar zijn waarheid te verwezenlijken en op zoek naar de juiste houding t.a.v. de natuur, zijn natuur. Hij "wist", doch het was nog slechts een schemering van weten, dat hij wezenlijk de negatie is van het onbewuste en zich dus diende te onttrekken aan de heerschappij der natuur o.a. aan de lustdwang, die gepersonifieerd was in de voorstelling der Grote Moeder, wier priesters aan de eis der castratie als inwijdingsritueel moesten voldoen. De castratie betekende, dat de priester zijn geslachtelijkheid geheel aan de Grote Moeder offerde en wijdde; naast haar was in zijn leven voor geen enkele vrouw plaats. (Op den duur werd de castratie tot een symbolische gematigd.) De tonsuur (FdZ).

De strijd tegen de lustdwang was om te beginnen strijd tegen de macht der Grote moedergodinnen, wier heerschappij gebroken moest worden. In de mythologie speelt zich dit o.a. af in de slag tussen de machtige Egyptische godin Isis en haar zoon Horus, uit welk conflict Isis te voorschijn komt als de goede, beschermende Grote Moeder der wijsheid.
Horus is het mythologische voorbeeld voor het manlijke bewustzijn; hij is de geestelijke (goddelijke) strijder tegen de macht der natuurlijke lust in welker beleving het bewustzijn min of meer wordt uitgeschakeld, soms zelf totaal, wanneer het orgasme tot bewusteloosheid leidt.
Vooralsnog is het echter duidelijk waarneembaar, dat de mannen ondanks hun pretentie van bewust leven in meerderheid het voorbeeld van Horus niet volgen, aangezien zij in de vrouw niet anders zien dan priesteressen (aardse vertegenwoordigsters) van de Moedergodin, waaraan zij zich uitleven.
Mannen zijn gemeenlijk sexueler dan vrouwen en wanneer wij in onze dagen de afbeeldingen bezien, die z.g. de bevrijding van sexuele taboes uitdrukken, alsmede veel vrouwenmode, dan constateren wij, dat het verlokkelijk vrouwelijk maakt, samengaande met uitdagende houdingen, benauwend in trek is. In de grond der zaak hebben wij hier te maken met een uitgesproken primitief gedoe, dat niets met vrijheid te maken heeft, omdat het vrouwelijk lichaam hierbij enkel als dwingend lustobject fungeert. 11
De natuurlijke grondslag van iedere mens is zoals gezegd de sexueel-agressiviteit. Bij de vrouw ligt het accent op de eerste, bij de man op de laatste component. De eerste is de natuurlijke drang tot eenheid, de laatste tot onderscheid, verdeeldheid.
In de natuur is geen waarlijke eenheid, ook het kind is dat niet, want het is een meisje of een jongen, dus een eenzijdigheid.
Ook voert de coïtus niet tot de eenheid van de man en de vrouw; na afloop rollen zij weer uiteen en als de man de vrouw in de eerste plaats als lustobject beschouwt, houdt hij haar psychologisch gezien buiten zich, omdat hij haar alleen op natuurlijke wijze ervaart en dientengevolge volhardt bij het onderscheid. 12
In de natuur zijn alle verschijnselen buiten elkaar; eenheid is er slechts schijn.

-6-

Het manlijke is als negatie van het vrouwelijk negatie van de drang tot eenheid en dientengevolge - voorzoverre de bewustwording tot ontwikkeling van de bewuste wil voert - negatie van de wil tot eenheid en dus bewuste wil tot verbijzondering, hetgeen leidt tot het individuele bewustzijn en dit tenslotte tot het Ik-bewustzijn.
Als en in het Ik is het bewustzijn volkomen geconcen­treerd; het is het ideële punt. Ik zeggend treedt de mens in een abstracte verhouding tot zichzelf, waarbij hij buiten deze verhouding al het andere als niet-Ik uitsluit. Het bepaald zijn door de categorie van het onderscheid geldt hier onverminderd, maar wanneer het subject hierbij blijft (bij dit onderscheid) komt het niet tot zijn menselijke waarheid, want waarheid is slechts in de ongescheiden onderscheiden eenheid van tegendelen, die alleen als zuiver begrip en/of als liefde (het onmiddelijke weten der eenheid) bewustzijnsinhoud zijn kan. In dit eenheidsbewustzijn is het onderscheid niet opgeheven, maar wel het gescheiden zijn.
Het subject, dat in het onderscheiden zijn als tevens gescheiden zijn volhardt, komt niet verder dan tot natuurlijke bewustzijn; zijn Ik blijft bij zichzelf, weert het vrouwelijke als wil tot, verlangen naar eenheid met het andere af en zoekt enkel lust.
D.w.z. dat het de liefde afweert, die voor dit subjectieve natuurlijke bewustzijn onbegrijpelijk is, omdat het enkel zichzelf beoogt!
Het weert de liefde af en daarmede ook de naastenliefde; vandaar de wanstaltige armoede in de wereld en de verheerlijking van het eigenbelang, het natuurlijke Ik dat volgens het lustprincipe denkt en handelt: veel hebben en veel genieten. Ook hangt hiermede samen het toespitsen van haat en geweld, de triomph van het natuurlijk bewustzijn, de natuurlijke wil, de razende ververnietigingswoede, want het ander is immers alleen maar het niet-Ik, dat het natuurlijke Ik in de weg loopt, omdat en voorzoverre het andere ook zijn eisen stelt. Alleen "dat Ik" heeft recht op alle genot, op bevrediging van zijn mateloze hebzucht en machtshonger, waarvoor alle anderen dienen te wijken.

Zoals gezegd is liefde het onmiddelijk weten der eenheid, terwijl zuiver begrip resultaat is van dat denken, dat het tegenstrijdige erkent als het ook identieke (d.w.z. dat het het vrouwelijk geestelijke eveneens tot gelding brengt) waardoor het tot tegendeligheid verkeerd wordt, zodat de tegenstrijdigheden tot eenheid komen. 14
Laten wij als voorbeeld het begrip vrijheid nemen, dat zijn grens vindt aan de onvrijheid, die de negatie der vrijheid is. Aan de grens doet zich het beperkt-zijn kennen.
Vrijheid, die beperkt wordt en toch niet opgeheven, is de zelfbeperking, waarin vrijheid en onvrijheid één zijn, evenals Zijn en Niet-Zijn in het Worden; wat wordt is, maar is voortdurend tevens niet meer wat het was en nog niet wat het zijn zal.

-o-

Is de geslachtsdaad als bewust zoeken naar lust afkeurenswaardig?
Niets is zonder meer, ook niet de lustbeleving, waaraan de onlust der vernedering wordt meegebracht, want wie een ander

-7-

tot middel maakt voor eigen natuurlijk genot, maakt ook zichzelf tot middel daartoe. D.w.z. dat de een de ander uitbuit.
Natuurlijk wordt zowel het gevoel van vernedering als dat der uitbuiting verdrongen, al toont het zich vaak verhuld in de nachtzoen en het "wel te rusten" na de coïtus, of in een min of meer duidelijke geïrriteerdheid, een zich snel terug­trekken.
Wat verdrongen wordt, is niet verdwenen, maar leeft voort in het onbewuste en laat zich gelden. 15
Het karakter der uitbuiting treedt het duidelijkst aan het licht in de prostitutie, waar man en vrouw enkel objecten zijn voor elkaar; zij misbruiken elkaar resp. voor zingenot en voor geld. Ook in het huwelijk echter komt deze ver­houding voor, als de vrouw zich onwillig beschikbaar stelt voor de man, waardoor zij zich vernedert. Ook hier is sprake van uitbuiting. Natuurlijk is het mogelijk, dat zij toegeeft uit medelijden, een gevaarlijke zwakke vrouwelijke eigenschap, die haar er dikwijls toe brengt haar levensdoel los te laten, doordat zij zich niet afvraagt wat de inhoud van haar mede-lijden is, in dit geval: of de man naar eenheid met haar verlangt (liefdesverlangen) of naar een orgasme.
(Dit laatste kan hij gemakkelijker elders vinden en dus is medelijden hier niet op zijn plaats.) Liefdewoorden van zijn zijde zeggen niet veel, want wie de liefde niet kent, ziet lustbegeerte voor liefde aan. 16
Er wordt nogal eens gezegd: men heeft zijn zintuigen om te gebruiken.
Inderdaad, maar waartoe?

In den beginne is de mensheid nog door en door natuurlijk en dit zien wij ook nog aan het kind, dat wij dan ook geen te hoge maatstaven mogen aanleggen.
Maar na "de verdrijving uit het paradijs" kunnen wij hierbij niet blijven en zijn verplicht onze houding bewust te bepalen, want de verdrijving is bewustwording.
In de bijbel vinden wij het verhaal van Adam en Eva, waarin de verdrijving uit het paradijs als straf voor de zondeval beschreven wordt en Eva als de schrikwekkende zondares, die de appel at van de boom der kennis des goeds en kwaads, zoals de slang haar had ingefluisterd.
Nu moet de mens om mens te zijn leren onderscheiden tussen goed en kwaad. Dit inzicht ontwaakt in de psyche (Eva), alsof een innerlijke stem (de slang) gesproken heeft. Maar zodra het bewustzijn van het onderscheid tot hem (Adam) is doorgedrongen, is hij buiten het paradijs (de dierentuin, de sfeer van het natuurlijke leven) op de moeilijke weg naar een zedelijk verantwoord, een bewust harmonisch leven.
Natuurlijk is toegeven aan onze lustbegeerten gemakkelijker, maar zij, die hiermede volstaan, bereiken het menselijk niveau niet in de verhouding der sexen en blijven verstoken van menselijke waardigheid. In hoeverre iemand in staat is het menselijke niveau te bereiken, moet worden afgewacht.
De mens doet wat hij is en kan niet meer, noch anders doen. Doordat dit te weinig wordt ingezien, wordt veel energie verknoeid, want niemand kan anders worden dan door zijn aanleg bepaald is.

 

-8-

Er kunnen mogelijkheden (aanleg) geblokkeerd zijn door opvoeding, levensvorming enz. (frustratie), welke belem­meringen kunnen worden opgeheven, zodat de mogelijkheid zich kan realiseren, maar niemand kan andere (mogelijkheden) krijgen dan hij heeft.
Zij die hun energie besteden aan pogingen om een medemens te veranderen, tonen daarmede geen eerbied voor hem te hebben. In plaats van "veranderen" is het beter om van verknoeien te spreken.
Een bekend streven naar "veranderen" is onder psychologen te constateren, waarvan vele zich inspannen om jonge mensen, die niet in het gareel willen lopen, in te schakelen in het "normale" maatschappelijke leven, dat als het enig juiste wordt voorgesteld. Maar de conformisten hebben de wereld nooit een stap verder gebracht.
Op sexueel gebied is de natuurlijke Ik-houding in hoge mate bevorderd door de voorbehoedmiddelen, die echter desalniettemin niet verwerpelijk zijn, omdat zij nodig en zedelijk verantwoord zijn voor de gezinsplanning, waartoe wij als bewuste wezens verplicht zijn.
Het thans verminderende gepraat over de zedelijke plicht der onthouding, wanneer de echtgenoten geen gezinsuitbreiding wilden, was in werkelijkheid onzedelijk. De voortplanting is in dierenwereld het enige doel van de geslachtsdaad, maar de mensen kunnen hiermede niet volstaan, doch moeten ook in deze daad zich als bovennatuurlijk beleven, d.w.z. dat zij hun sexualiteit tot erotiek opheffen en elkaar omhelzen om gelukzalig te zijn in eenheid, waarin zij tesamen hun vrijheid beleven.
Vrij is de mens, wanneer en voorzoverre hij zich tot zichzelf verhoudt, omdat hij in zoverre alleen van zichzelf afhankelijk is, aangezien liefde identiteitservaring is met een ander, verhouden de gelieven zich tot elkaar als tot zichzelf en beleven hun vrijheid in de gelukzaligheid der erotische extase: de ervaring van het opgaan in eenheid, verlost worden van de eigen eenzijdigheid, het eigen Ik te boven gaan in het Wij. 19
Wat thans onder sexuele vrijheid verstaan wordt, is niet anders dan dat de schijnheiligheid tenietgedaan is, maar hiermede is het sexuele leven niet verder gekomen dan tot zelfbevrediging en opheffen van sexuele spanning.
Van vrijheid in de ware zin des woords is geen sprake; de partner is gemakkelijk vervangbaar, al kan door gewoonte en gemakzucht een gevoel van gebonden-zijn ontstaan, welk gevoel dan niet is een zich wezenlijk verbonden weten, maar een gevoel van gewenning. De mens is een gewoontedier.
Men volstaat dan met lijfelijke aantrekkingskracht en voorzoverre ook hier de psyche meedoet, gaat het om het natuurlijk psychische, niet om het wezenlijke, het zedelijke.
De Klein-Aziatische godin Kybele was een grote Moederfiguur en de Madonna is dat ook; maar de eerste is barbaars-natuurlijk, de laatste is de Sophia, de vrouwelijke wijsheid. De psyche is een proces van verkering van natuurlijkheid tot zedelijkheid, van onbewustzijn tot bewustzijn, van onvrijheid tot vrijheid.

De hedendaagse z.g. sexuele vrijheid is kinderlijke losban-

 

-9-

digheid en al het naaktgedoe op plaatjes, alsook striptease infantiel.
Natuurlijk kunnen wij er een revolutionair element in onderkennen; het victorianisme had een te sterke stuwing teweeggebracht, zodat een explosie moest plaatsvinden, zoals ook aan het einde der middeleeuwen, toen de sexualiteit hoogtij vierde en de nonnenkloosters bordelen waren en de stadshoerenwaarden in het Rijnland verzoekschriften indienden bij de stedelijke overheid voor vermindering van de pachtsom (van het stadsbordeel) vanwege de concurrentie der nonnenkloosters.
In Parijs stonden nonnen buiten de poorten van het klooster en tilden voor de mannelijke voorbijgangers haar rokken op. Pastoors hadden gezinnen, welk feit zij niet behoeften te verbergen. Ook Erasmus was een pastoorskind.
Het gedoe onzer dagen op het gebied van z.g. sexuele vrijheid doet soms denken aan het kindeliedje: "In Holland staat een huis", wanneer aan het slot heel luid gezongen wordt: "En dan steken we het huis in brand." Maar vooralsnog is het onver­mijdelijk.

-o-o-o-

 

-10-

Hoofdstuk II

Omdat de vrouw krachtens haar wezen de hoedster van de liefde is, hangt voor de ontwikkeling van de verhouding de sexen in zedelijke richting veel van de vrouwen af. Maar deze opgave is niet eenvoudig.
Wanneer in onze tijd kritiek wordt uitgeoefend op vele vrouwen, die zich min of meer of helemaal naakt exhibitioneren, dan moeten wij bedenken, dat de mens doet wat hij is. Wij kunnen niet verwachten dat de vrouw in het algemeen zich van de een op de andere dag verkeert tot de ware vrouwelijkheid, de liefde.
Ten eerste is zij na duizenden jaren naar de tweede plaats verwezen te zijn, waar van haar -zoals het echtpaar professor Jan Romein en Dr. Annie Romein-Verschoor het omschreef in "De lage landen bij de zee"- geëist werd, dat zij zwak zou zijn en preuts en zich zedelijk zou onderwerpen aan een zelfingenomen echtgenoot. Het spreekt vanzelf dat zij dan haar houding nog niet zelfstandig kan bepalen, althans nog onzeker is. En er zijn weinig mannen, die haar hierbij onbaatzuchtig willen helpen. Ten tweede is het begrip liefde voor de meesten nog zeer vaag. Eeuwen lang werd het geïdentificeerd met geslachtsleven en ook nu nog is dit uitsluitend de opvatting. In vroeger eeuwen was coïteren zelfs een plicht der echtgenoten.
Ook dit echter ligt in de rede. Wanneer n.l. liefde het menselijk doel is van de sexuele verhouding, wanneer dus de man zijn sexualiteit moet vermenselijken, verzedelijken tot liefde, dan is de geslachtsdrift het begin tot liefde, dan is de geslachtsdrift het begin ervan en alle begin is verkeerd; het begin is iets, is n.l. wat het (nog) niet is.
De geslachtsdaad als telkens weer mislukkende poging tot eenworden is nog geen liefdedaad; het natuurlijke leven van de mens nog geen menselijk (in de zin van zedelijk) leven. De bekende uitspraak: "niets menselijks is mij vreemd" (nil humain a me alienum est) bedoelt eigenlijk het tegengestelde te zeggen. Het is niet eenvoudig om mens te worden, noch collectief, noch individueel. Ook het Christendom heeft in dit opzicht bitter weinig bereikt, d.w.z. dat de westerse cultuur nog altijd niet aan het mens-zijn toe is. De huidige wereld waarbij wij de leiding hebben met aan de spits de Verenigde Staten, toont dit overduidelijk: oorlog, moord en doodslag, ongebreidelde hebzucht, geweldpleging in talloze varianten, egoïsme, rasdiscriminatie enz. zijn schering en inslag.

De vrouwen in onze tijd doen wat zij zijn en karakterhoogheid, inzicht, zuiverheid zijn als uitzonderlijk vooralsnog uitzonderingen. De menigte is nu eenmaal massa middelmatig, normaal en geeft de toon aan, maar de vooruitgang ook in de zin van psychologische ontplooiing is altijd het werk van enkelingen; de massa volgt.
Er zijn onvermijdelijk verschillen tussen de mensen aangezien wanneer van normaal gesproken wordt, hieraan het boven- en ondernormale levens bedacht moet worden, omdat het begrip "normaal" anders zinloos worden zou.

 

-11-

"Normaal" is een bepaald begrip; aan zijn begrenzingen vinden wij het abnormale, dat zelf die begrenzing is, omdat het einde (en dus het begin) is van "normaal".

De vrouwen van onze tijd zijn, voorzoverre zij "op de hoogte zijn" van haar tijd, normaal. Verder zijn er de achterblijvers, maar ook vrouwen, die wel op de hoogte zijn, maar niet meedoen, omdat zij haar tijd vooruit zijn, doordat zij inzicht hebben in het wezen van het vrouwelijke.

Omdat over de verhouding der sexen geschreven wordt, is de hierbedoelde liefde die tussen man en vrouw en niet de naastenliefde, die volstrekt algemeen is. Naastenliefde is geen absurd begrip, want tenslotte zijn wij als mensen allen identiek en dus een eenheid, wat men momenteel niet zou zeggen. De anderen, d.w.z. zij die anders zijn, anders denken, andere doeleinden hebben, deugen niet. Welbegrepen deugt dus niemand, wat zich laat zeggen, want wij zijn allen op weg naar het mens-zijn en hebben dat nog niet bereikt; maar dan is te zeggen, dat wij ook in dit opzicht allen identiek zijn.

Wanneer wij spreken over de liefde tussen man en vrouw, dan bedoelen wij het bewustzijn van het persoonlijk psychologisch identiek zijn met iemand van het andere geslacht: zichzelf in een ander vinden. Naarmate dit wezenlijker is en dus zuiverder, is de liefde zuiverder. 24a

Wezenlijk identiek zijn betekent, dat de een het wezenlijke, de persoonlijke waarheid van de ander onderkent als de eigene, maar op ander wijze. Identiteit voorondersteld anders zijn: men is op andere wijze hetzelfde.
Er is echter ook in ander opzicht identiteit mogelijke zoals een acuut verlangen naar geslachtsgemeenschap, welk verlangen echter niet bruut zinlijk hoeft te zijn. Voorbeeld: een man en een vrouw schuilen in een kelder tijdens een zwaar luchtbombardement; kruipen uit angst dicht bijeen en komen tot een coïtus, ofschoon zij elkaar volkomen vreemd waren. Opheffen van het Ik-bewust-zijn in de roes van het orgasme en daardoor zich bevrijden van de angst? Uiting van levensdrang tegen de coulisse van de dood? Of beide of nog iets anders?

Het is ook mogelijk, dat twee elkaar ontmoeten, van wie de een heerszuchtig, de ander serviel is. Zij zijn dan identiek omdat en in zoverre beiden onderwerping zoeken, de een actief, de ander passief. Zedelijk is deze "liefde" natuurlijk allerminst, want beiden leven onvrij; er is dan ook helemaal geen sprake van liefde, omdat liefde vrij maakt. Immers wie het wezenlijke van zichzelf herkent in dat van de ander staat in de verhouding tot die ander tevens in verhouding tot zichzelf en is dus vrij; hij/zij leeft in eigen waarheid.
De vrijheid is des geestes, manlijk in zedelijk denken en leven, vrouwelijk in liefdevol voelen en leven. 24b

Het hiervoren genoemde geval van de heerszuchtige en de serviele is ad libidum met andere uit te breiden. Er is van alles te projecteren; aan complexen is geen gebrek; daarom zijn ook allerlei huwelijkse en andere verhoudingen mogelijk, die met liefde in de ware zin des woords niets te maken hebben, al zullen de partners volkomen overtuigd zeg-

 

-12-

gen, dat zij van elkaar houden. En deze overtuiging koesteren zij wel terecht, want zij behoren in zeker opzicht bij elkaar en vormen in dat opzicht een eenheid, maar van liefde in de ware zin des woords als wezenlijk eenzijn, is geen sprake. Nu behoeft een relatie tussen een vrouw en een man niet altijd een liefdeverhouding zijn.
Bolland heeft gezegt: "Om te beginnen is vriendschap tussen man en vrouw onmogelijk om op den duur het enig mogelijke te blijken." Hij bedoelde te zeggen dat elke man/vrouwverhouding, ook het huwelijk, op vriendschap uitloopt, dat de sexuele verhouding zich tot een a-sexuele verkeert. Deze uitspraak is onjuist. Ten eerste sprak hij over iets, dat hij niet kende n.l. over de liefde. Dat hij deze niet kende, blijkt uit zijn oordeel over de man.
Hij was de typische zelfingenomen echtgenoot en daarmede een kind van zijn tijd en zijn oordeel over de sexualiteit was het typische manlijke oordeel. Om de sexualiteit, de erotiek en de liefde te begrijpen, moet men het vrouwelijke kennen, want dit alles behoort tot het wezenlijk vrouwelijke.
Natuurlijk is het onmogelijk elkaar als geslachtloos te bekijken. Een vrouw, die met een man praat, weet heel goed, dat hij een man is, en omgekeerd geldt hetzelfde, maar men behoeft elkaar toch ook niet geslachtelijk te bezien en het sexe-verschil behoeft niet tot een spanning te leiden, die ontlading eist; het behoeft zelfs niet mee te doen: gemeenschappelijk werk, geestelijk contact, waarin het verschil event. meedoet, maar niet sexueel.

Wie bij vrouw of man altijd aan sexe denkt, is een natuur­lijk eenzijdig mens en maakt zich tevens schuldig aan gebrek aan eerbied voor de ander, primair als zodanig te zien.
Het is daarom noodzakelijk, dat de aandacht niet voortdurend op de sexe gericht wordt, om te beginnen bij de opvoeding. Dit richten kan geschieden en geschiedde overwegend op negatieve wijze: de geheimzinnigheid, waardoor de nieuwsgierigheid gewekt werd, en het gepraat over viesheid. In de vorige eeuw deed men vrijwel niet anders; het gehele leven was versexed.
Ook nu, maar anders. 26

Ouderen denken veelal, dat de jeugd over het algemeen zeer sexy leeft en vaak vinden zij dat eigenlijk "mooi", opwindend, dat niet nette, maar losbandige leven. In werkelijkheid is dit niet zo. De jonge mensen zijn niet allemaal losbandig. Vooral onder de meisjes zijn er zeer vele, die terughoudend zijn, hetzij uit conservatisme, hetzij uit zelfrespect. Zij willen zich niet voor een pretje beschikbaar stellen, of voor ontspanning.
Ook zijn er vele, die zich het huwelijk als ideaal stellen met als gevolg, dat er al te vaak te jong getrouwd wordt. Een huwelijk is een moeilijke taak. Wij zullen er verder nog bijzondere aandacht aan besteden. Hier willen wij er slechts op wijzen, dat in de jeugd de sexualiteit een overwegende rol speelt, omdat jonge mensen vanzelfsprekend nog overwegend natuurlijk zijn. En sexualiteit is niet hetzelfde als erotiek. Schrijver dezes maakt althans het volgende onderscheid: In de sexualiteit is de lustbeleving autonoom, d.w.z. dat het

 

-13-

doel enkel zinnelijke bevrediging is, die wel tot een lustbeleving voert, maar niet de vreugde schenkt van het beleven der innerlijke harmonie. In de erotiek is het verlangen naar een omhelzing geconditioneerd door het gevoel van wezelijke eenheid, die zich in een psychosomatische extatische beleving wil realiseren.

Natuurlijk moeten wij het sexuele leven van jonge mensen accepteren, al is het gewenst hen erop te wijzen, dat zij ook op dit terrein niet maar raak moeten leven; dat zij tenminste kameraadschappelijke gevoelens voor elkaar moeten koesteren. En verder mogen wij ze gerust erop attenderen, dat jong trouwen grote risico's met zich brengt, omdat jonge mensen nog in het begin van hun ontwikkeling staan. En natuurlijk erop aandringen om niet direct aan kinderen te beginnen.

-o-

Intermezzo voor jonge mensen.

Carpe diem 

Het is mogelijk, dat twee elkaar ontmoeten en dat in beiden opwelt een golf van romantiek zodat zij geloven elke grens te kunnen overschrijden;
omdat de zon schijnt en lichtplekken tovert op de bosgrond; omdat de regen zingt - de zang van de regen is zacht en dromerig en kan uitlokken tot zacht verdromen in verstilde extase;
omdat zij in een berghut zijn, terwijl een onweer losbarst, dat zich in beiden herhaalt;
omdat zij stil bijeen zitten in een huis, waar niemand anders is, die zou kunnen storen; zodat in hen ontwaakt het geloof in het geluk, geloof dat hen overweldigt;

omdat ......

Pluk de dag. Ook als achteraf zou blijken dat het een illusie geweest is, dan nog was de gelukservaring reëel.
En daarom nadien geen spijt, geen domme woorden. Misschien zal eenmaal blijken, dat het de volmaakste beleving was in het hele leven door de zekerheid van het geloof toen.

-o-

Dit hoofdstuk begon met een beroep op de vrouw, die zich in deze tijd van geestelijke crisis op zichzelf dient te bezinnen. Daartoe is nodig, dat zij tot zich laat doordringen, dat het vrouwelijke een grote macht is, die aan het bewuste (menselijke) leven is voorondersteld; het is de oergrond ervan. Het is n.l. het onbewuste als het nog niet bewuste. (Er is ook het niet meer bewuste: alles wat vergeten of verdrongen is, de Verschrikkelijke Grote Moeder.)
In den beginne is het Vrouwelijke, dat - als het barende - zich verkeert tot bewustzijn, de Zoon die aanvankelijk als het Kind geheel op haar is aangewezen. Ook het christendom begint zo. De Zoon moet eerst volwassen worden, alvorens in concurrentie te kunnen treden met de moeder. Het manlijke blijft vooralsnog ondergeschikt aan het vrouwelijke; bewustzijn is er nog slechts in geringe mate en de bewustwording vindt

 

-14- 

onmiddellijk plaats als onverwacht ontluikend inzicht, open­baring, intuïtief, geniaal geboren, zonder tussenkomst van het denken. Het is alles nog vrouwelijk. Maar het is voor de primitieve mens uiterst moeilijk om een inzicht vast te houden; vrij snel verzinkt het weer in het onbewuste. Uit deze situatie ontstaat de voorstelling van de Grote Moeder, het Grote (algemene) Vrouwelijke, dat zowel goed is als verschrikkelijk, zowel barend als verslindend. In deze laatste kwaliteit is zij de Doodsmoeder.
Het behoeft dus geen betoog, dat het bewustwordingsproces aanvankelijk uiterst traag verloopt.

Zodra het moederschap boven het instinctieve uitkomt, ont­staat het inzicht in de eenheid van moeder en kind, doordat de vrouw de verhouding bewust ervaart.
Wij kunnen uiteraard ook zeggen, dat dit zich bewustworden het uitstijgen boven het instinctieve is. De vrouw komt tot bewustzijn van haar moederschap waarbij haar kind de middelaar is, wanneer zij weet, dat het haar kind is.

Tussen de vrouw en haar broers en zusters bemiddelt de moeder, wanneer zij zich bewust worden van hun natuurlijke eenheid als geboren uit dezelfde vrouw. 29

 

-15-

Wie of wat bemiddelt tussen man en vrouw, zodat zij zich als de minnares leert kennen? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, moeten wij ervan uit gaan, dat de mens aanvankelijk vrijwel weerloos was tegenover de geweldige macht van het sexuele instinct en dat dit dus vanzelfsprekend als mysterieus werd ervaren. Waar bovendien de phallus zich opwaarts strekt, werd hij gezien als verschijning van een bovennatuurlijke macht, die op den duur een zelfstandige godheid werd, in Griekenland uitgebeeld als de gevleugelde Eros, die kan opstijgen naar de Olympus, de speer de goden.
In het gevleugeld-zijn wordt de macht van het zich opwaarts heffen uitgedrukt; de pijlen zijn direct phallische uitbeeldingen, waarbij wij het vermogen om in het lichaam te dringen moeten opmerken, maar ook hun verbindende functie: zij verenigen de twee gelieven.
In verband hiermede zij nog gewezen op de eveneens gevleugelde phallische Hermes, wiens voornaamste functie is het begeleiden van zielen naar de onderwereld, de Grote Doodsmoeder. De phallus, die in de vrouwenschoot verdwijnt, wordt verslonden, daalt af in het onbewuste en is na de coïtus krachteloos, als gestorven.
Middelaar tussen leven en dood is hij, tussen bewustzijn, (aards leven) en onbewustzijn (leven in de onderwereld); het manlijke en het vrouwlijke, tussen man en vrouw. 30

Mysterieus is de vrouwenschoot in het duister waarvan het leven zich geheimzinnig ontwikkelt; deze en niet de vagina is het belangrijkste. De vagina is slechts de poort waardoor het kind de moederschoot verlaat en waar de man in afdaalt.
Mysterieus ook is de phallus, die telkens sterft en telkens wedergeboren wordt. Beide zijn mysterieus en eerbiedwekkend, goddelijk, natuurgoden. Zoals de eerbied voor de vrouwenschoot zich mededeelt aan de vrouw, zo de eerbied voor phallus aan de man, resp. als personificatie van het onbewuste en van het

 

-16-

bewustzijn, waardoor naarmate dit laatste sterker wordt, de manlijke zelfoverschatting ontstaat, die door de vrouwen wordt aangemoedigd.
De man wordt volkomen met het manlijke, het bewustzijn geïdentificeerd, de vrouw met het vrouwelijke, het onbewuste, ondanks het feit, dat de bewustwording op vrouwelijke wijze (intuïtief, geniaal) een aanvang neemt.
De moeder blijft eerbiedwekkend, wat de rooms-katholieke kerk heeft vastgelegd in de Mariaverering. De vrouwenschoot wordt de heilige graal, de beker waarin het leven (de wijn) geschonken en waaruit het gedronken wordt: het vrouwelijke als levensbron. Hieruit blijkt hoe hoog het vrouwelijke als vrouwelijk geestesleven onbewust werd aangeslagen. Heilig betekent onaantastbaar. Anderzijds wendde het christendom zich van het aardse af naar het hiernamaals; het wilde de dood van het aardse leven. En aangezien de vrouw de verleidster is, die de mannen er altijd toe brengt haar te dienen teneinde het aardse leven in stand te houden, werd zij gevreesd, gehaat en veracht.
De eis van de kuisheid der maagd vloeit voort uit de Mariacultus; de maagd mag haar schoot slechts in dienst stellen van een heilig doel, het moederschap binnen een door kerkelijke ritueel geheiligd huwelijk.
Door de Mariacultus werd de heiligheid aan het moederschap gebonden; aan de heiliging van de liefde was men nog niet toe, aangezien de liefde nog ongekend was.
Van het protestantisme is dan te zeggen, dat het het vrouwelijke radicaal ontheiligde door het verwerpen van de Mariacultus. Wel echter handhaafde het de eis van de voortplanting als doel van het geslachtsleven, maar dit had geen heilige, geen zedelijke ondergrond meer. Het losmaken van de ondergrond maakte de weg tot een nieuwe heiligheid vrij, maar voor het zover was, zakte de sexe in de modder en werd het huwelijk een fatsoensaangelegenheid. Het fatsoen kan niets hogers, niets werkelijk zedelijks teweegbrengen, aangezien het alleen maar uiterlijk is en verder leeg.
Het fatsoenlijke huwelijk, dat de vrouw als maagd moest sluiten, leunde op gedachten, die ter ziele waren, waarbij de eis van maagdelijkheid, die de burgerman stelde, zeer nauw verband hield met zijn bezitsinstinct. 32
De vrouw was zijn uitsluitend bezit en moest ongebruikt worden geleverd. Getrouwd, was zij zijn lijfeigene en zijn bezitsrecht oefende hij uit door de coïtus, die zij zonder protest moest ondergaan, wanneer hij het wilde.
Voor het overige, dus buiten het huwelijk, was alle sexualiteit gemeen, smerig en onfatsoenlijk en de "gevallen" vrouw, de ongehuwde moeder mocht door iedereen als slet behandeld worden.
De man die geslachtsgemeenschap had met zijn verloofde, mocht de verloving verbreken, omdat zij niet meer als maagd in het huwelijk kon treden.
De mannenwereld toonde een walgelijk schouwspel van arrogantie en zelfoverschatting, waartegenover de vrouw als tweederangs beschouwd werd en zich nederig moest voegen.
De burgelijke wereld der 19-de eeuw geeft een weinig flatteus beeld van de man t.a.v. de vrouw. Man-zijn was voldoende om de baas te spelen eventl. over een zeer hoogstaande vrouw. Ook zij gehoorzaamden gewoonlijk domweg, omdat haar was ingeprent de man als het superieure wezen te beschouwen.

 

-17-

Gelukkig zijn er symptomen, dat de hedendaagse jeugd, voorzoverre niet conformistisch, deze gedachten radicaal afwijst. Inmiddels verkeren wij in een crisissituatie. De vrouw is in vele westerse landen wettelijk gelijkwaardig verklaard aan de man, wat overigens niet zeggen wil, dat deze gelijkwaardigheid ook reeds een psychische verworvenheid is. Wat duizenden jaren verkondigd werd als onomstotelijke waarheid, is niet door een enkele pennestreek uit de psyche te verdrijven. Bovendien hebben de vrouwen door de eeuwen oude suggestie van haar minderwaardigheid haar zelfvertrouwen verloren, terwijl de meeste mannen er echt niet op uit zijn haar te helpen het te hervinden. Zij geven de voorkeur aan de beproefde situatie: Zijne Majesteit de man tegenover de nederige onderdaan de vrouw. Dat de sexe eens als een bron van creativiteit heilig was, weet men allang niet meer. Het christendom vereerde de vrouw Maria slechts als bron van vrouwelijke wijsheid en evenals haar zoon Jezus volkomen gedesexualiseerd. (Desondanks komt er in de bijbel een verhaal voor, waarin de broers en zusters van Jezus optreden n.b.) Maar evenals de mens bij brood alleen niet leven kan, kan hij ook niet alleen bij wijsheid leven, maar zal zijn natuurlijkheid moeten maken tot instrument om zijn menselijke waarheid werkelijk te beleven, deze in en als zijn aardse leven te verwerkelijken.
Het natuurlijke leven van de mens is niet zijn doel, maar het moet niet verworpen worden; het is ook niet minderwaardig mits het begrepen wordt als de voorwaarde voor de verwerkelijking, op deze aarde van de waarheid des mensen. 34
Jezus praat heel veel over naastenliefde en dat is uitmuntend, maar er dient toch ook aandacht gevraagd te worden voor de liefde tussen man en vrouw en tussen ouders kinderen. Laat niemand zich wijs maken, dat die vanzelf sprekend zijn; er ontbreekt van alles aan. De wereld walmt van zelfbedrog en bedrog van de medemens en is vol egoïsme in staat, maatschappij en persoonlijke sfeer. Wee degene, die hieraan niet meedoet, omdat het egoïsme hem of haar vreemd is. Zeker zal getracht worden hem haar onder de voet te lopen, omdat hij/zij anders is en "dus" niet deugt.

Het natuurlijke leven is niet heilig, want het is aantastbaar. Alleen het menselijke geestelijke leven is heilig, want niet te tasten en dus niet aan te tasten; wel kunnen wij door de menselijke ontwikkeling der individuen tegen te houden hen tot gewillige volgelingen maken en al diegenen, die zich daartegen verzetten door geweld trachten uit te schakelen. Geweld: doden, mishandelen, opsluiten, laten verhongeren, bedriegen, uitbuiten, belasteren, misbruiken, bedreigen, verleiden door valse voorspiegelingen of door medelijden te wekken enz. enz. 35
De walgelijke laster, die over het sexuele leven is uitgestort, waardoor het tot allerlaagste en gemeenste gedegradeerd werd i.pl.v. het te zien als de natuurlijke bron van allerhoogste creativiteit, was geweldpleging, waardoor de heiliging werd verhinderd. Thans is de tijd aangebroken van de hernieuwde heiliging, maar anders dan oudtijds, toen deze haar uitdrukking vond in natuurgoden en anders ook dan de Mariacultus beoogde, want deze liet het aardse vrouwelijke niet toe.

 

-18 

Dit was wel het geval in een indrukwekkend, maar eeuwenlang onbegrepen sprookje, door Aepuleius geschreven werd in zijn roman "De Gouden Ezel", welk boek gedateerd is in het begin van onze jaartelling (2de eeuw) dus in dezelfde tijd waarin het christendom ontstond.
In dit sprookje, dat als "Amor en Psyche" betiteld is, heiligt Psyche, d.w.z. de aardse vrouwelijke ziel, de manlijke sexualiteit, doordat zij liefde eist i.pl.v. louter lust; liefde en is haar gelukzaligheid.
Om hiertoe in staat te zijn moet Psyche eerst zelf wedergeboren worden, hetgeen zij bereikt door de zware werken te vervullen, die Aphrodite haar oplegt met de boosaardige bedoeling haar te verderven. Aphrodite is een voortplantingsgodin en weet dus niet van liefde.
Door haar wedergeboorte wordt Psyche zich van de heiligheid der sexe bewust, maar niet op het niveau, waarop het christendom dit deed n.l. in de Mariacultus, doch op dat der aardse vrouw.
Toen zij met Eros trouwde, d.w.z. in den aanvang was hij voor haar niet anders dan geslachtslust, maar als zij hem ziet, d.w.z. zich over de sexualiteit gaat bezinnen, ziet zij in, dat het hierbij niet blijven kan en dat zij zichzelf en daarmede haar verhouding tot Eros op hoger, op zedelijk niveau moet brengen.
Apuleius vertelt ons eigenlijk, dat het vrouwelijke inzicht weet waar het om te doen is n.l. om het verzedelijken (vermenselijken) van de sexe en tevens dat dit de taak der vrouw is, die de hoedster is der liefde.
Ook de liefde wordt uit de vrouw geboren, omdat zij in aanleg liefde is: drang tot eenheid.
En omdat de man ook vrouwelijk is, kàn hij tot liefde komen, als hij volgt, want wat de liefde betreft, is de vrouw superieur.
Omdat en voorzoverre zij de verpersoonlijking is van de wil tot eenheid, is zij van nature zedelijker dan de man, die bovendien mèt de vrouw het eenheidsprincipe de liefde verwierp, waardoor de wereld - alle christendom ten spijt - principieel liefdeloos werd en slechts agressiever.
Een wereld van de Man als negatie van het vrouwelijke is een wereld, die liefde afwijst en eenzijdig in agressiviteit blijft steken, een wereld, die geen zedelijkheid kent, want geen onderscheid tussen goed en kwaad. 37
In onze tijd wordt feitelijk de leuze gehuldigd: wat kan, mag. Vandaar de kernwapenen, de chemische en biologische strijdmiddelen, de afstomping en robotisering, het zich geheel inzetten voor puur materialistische doeleinden, het steeds meer toenemen van het geweld. Dit alles toont, dat het er met het gevoel van zedelijke verantwoordelijkheid uiterst slecht voorstaat, d.w.z. dat er een ontstellende vernatuur­lijking van de mens aan de gang is, en beangstigende regressie. Vandaar dat de automatisering zonder ander protest dan tegen de werkloosheid, die het veroorzaakt, aanvaard wordt; dat men er zich bij neerlegt, dat de mens meer en meer een weinig werkend "gewoontedier" wordt, d.w.z. dat hij geestelijk te gronde gaat, want door gewoonten vernatuurlijkt de geest; de gewoonte maakt bewust handelen overbodig.  

-0-0-0-


-19- 

De vrouw als verpersoonlijking van het Vrouwelijk, het Onbewuste, waaruit het Bewustzijn geboren wordt, dient te begrijpen, dat zij zich tegen de hierboven genoemde dreigende aanslag zal moeten verzettten, want deze aanslag is een realisering van het bijbelverhaal van de kindermoord in Bethlehem. Om te beginnen moet de vrouw dus ook in dit opzicht niet meedoen, zich niet aanpassen; zij moet zich verzetten tegen het vermoorden harer kinderen. Met het begrip "aanpassen" bevinden wij ons op het specifieke machtsgebied der vrouw. Door zich aan te passen hebben de vrouwen de mannnen in alle fasen der mensheidsgeschiedenis gedwongen haar wil te doen: leven verwekken en beschermen, ook onder het patriarchaat, toen de man zich inbeeldde haar onbetwiste heer en meerdere te zijn. Dit ging zover, dat de kerk verbood, dat de man tijdens de coïtus de onderliggende zou zijn, want dan zou de vrouw op hem neerzien en dit was zonde.
De poging der mannen om door middel van ascese en door homosexualiteit zich aan de macht van het Vrouwelijke te ontrekken, is altijd weer mislukt. De vrouwen bleven baren en bescherming eisen en de mannen gehoorzaamden. Het middel der vrouw was altijd de aanpassing, volgzaamheid.
Thans echter is de tijd aangebroken, waarin zij haar volgzaamheid moet laten varen, want het patriarchaat spoedt ten einde; zij is daarmede op weg naar de erkenning van haar specifieke menselijke waarde, op weg naar zelfstandigheid, persoonlijke vrijheid en en zelfbeschikking. 39
Als de sexe die specifiek vrouwelijk is, weer in het licht treedt na eeuwenlang weggestopt te zijn geweest, mogen de vrouwen dit niet overlaten aan de mannen, omdat het bij uitstek vrouwelijk domein is. Het gaat er thans om de totaliteit van het vrouwelijke tot de volle menselijke waardigheid en waarde te brengen. In de patriarchale periode is een ontzagwekkende massa vrouwelijke creativiteit verspild, door die creativiteit bijkans geheel te beperken tot de voortplanting. De vrouw is meer dan een baarmachine.
Nog altijd heeft zij de man, althans het sperma nodig voor een zwangerschap, maar de betekenis van de man hierbij moet niet worden overschat.
Heel het proces der zwangerschap speelt zich af in de vrouw, waarmede het kind, ook nog na de geboorte, in een psychologische eenheid leeft, die eerst na het eerste jaar langzaam en soms moeizaam verbroken wordt. Wij komen hier in het volgende hoofdstuk op terug.
Wat haar maatschappelijke zelfstandigheid betreft, valt te constateren, dat de mogelijkheden hiertoe geleidelijk groter worden, ondanks de hardnekkige tegenwerking in de vorm van minder salaris en eerder ontslag. 40

In het genoemde sprookje "Amor en Psyche" besluit Psyche zich te vermannen, haar mannelijke kant te ontwikkelen. Dit is nodig, want zij heeft zich (manlijk) een ver doel gesteld: het herinneren van Amor, die zij zelf van zich verdreven heeft, omdat zij hem als enkel zinnelust niet langer wenste. Om haar doel te bereiken, moet zij het in het oog houden (manlijk) en zich niet (vrouwelijk) door bijkomstigheden ervan laten afleiden. En zij moet tot zelfbewustzijn, tot haar Zelf (haar wezenseenheid) komen, van haar totale menselijke

 

-20-

waarheid en waardigheid. Dan is haar verhouding tot Amor (Eros) gezuiverd want ontheven aan de macht van het instinct; dan is die verhouding mannelijk geworden, een liefdeverhouding.

De vrouw moet dus haar mogelijkheden integreren in haar persoonlijkheid om volslagen mens te worden. Alleen daardoor en niet door aanpassing helpt zij de man naar hetzelfde doel: de volwassen mens. De meeste mannen zijn ontstellend onvolwassen, dreinende, jengelende of scheldende kinderen, die hun zin willen hebben. De meesten spelen de baas; velen zitten onder de plak. Niet alleen door C.G.Jung, maar ook door anderen zijn hierover belastenswaardige, en voor de mannen niet altijd complimenteuze opmerkingen gemaakt.
De gedachte, dat de man een wezen van hoger orde dan de vrouw zou zijn, is door de psychologie en door hedendaagse philosophen weerlegd.
Natuurlijk was het patriarchaat niet radicaal zonder verdienste, want niets gaat op in eenzijdigheid. Het heeft voor het mannelijke bewustzijn de mogelijkheid geopend om wetenschap en wijsbegeerte te ontwikkelen. Het vrouwelijke bewustzijn is daartoe niet in staat; het schenkt religie en kunst. Maar het is onmisbaar voor dit tot stand komen van de harmonie in de wereld, omdat ook hier weer geldt, dat geen enkele eenzijdigheid stand houdt, ook niet de manlijke.

Ongeveer achttienhonderd jaar geleden schreef een geniaal kunstenaar het sprookje, waarin hij de weg voortekende, die de aardse vrouwelijke ziel gaan moest om de mensheid te bevrijden van de blinde macht der zinnelust en de liefde te doen erkennen en daardoor de vrouw tot persoonlijkheid te doen uitgroeien.
Elk gezag van de man over de vrouw is onzedelijk, want in strijd met de menselijke waardigheid.
De tijd is aangebroken, waarin het sprookje werkelijkheid kan worden, maar er zal veel tegenwerking zijn uit traditie, uit gemakzucht, onzekerheid en angst der vrouwen; 42
uit onwil der mannen, welke onwil van lijfelijk verzet tot geweldpleging gaan kan, van leeg gezwets tot listig bedrog, uit domheid en slaafsheid.
Maar de mensheid is steeds onderweg naar het licht, want rusteloos gaat het geestelijk leven voort zich te ontplooien; het kan niet anders. En geestelijk leven is menselijk leven, manlijk en in niet mindere mate vrouwelijk.

-o-o-o-

 

-21-

Hoofdstuk III

Liefde als onmiddelijk identiteitsbesef, kent vele gradaties van oppervlakkigheid tot diepe innigheid, van natuurlijkheid tot vergeestelijking. In het eerste geval is van liefde eigenlijk niet te spreken, omdat het individu er niet wezenlijk door beroerd wordt en de vervangbaarheid toeneemt naarmate het identiteitsbesef oppervlakkiger is. De vervangbaarheid echter neemt af naarmate het besef der identiteit inniger is en het optimum-maximum is de ene onvervangbare, die de ware geliefde genoemd kan worden.

Terwijl de vrouw zich van zichzelf bewust wordt doordat zij moeder wordt, is van iets dergelijks bij de man geen sprake, aangezien hij niet weet, dat hij vader is.
De vrouw heeft kinderen, hij niet.
Terwijl dus de aandacht van de vrouw naar het kind uitgaat, is dit bij de man uitgesloten, maar zijn aandacht kan ook niet uitgaan naar hemzelf, althans nauwelijks, want hij is geen individu, maar aanvankelijk geheel bevangen in de eenheid van moeder, broers en zusters, een natuurlijk dus onbewust verwantschapsgevoel dat aan te duiden is als clan(stam)instinct, waaruit zijn agressiviteit hem op de duur losmaakt, d.w.z. dat hij geleidelijk het bewustzijn ontwikkelt van een individu te zijn. Maar hij is dit pas als hij zich werkelijk bewust is.
Zolang hij in de dommeltoestand van het collectief onbewuste verkeert, is hij niet in staat tot onmiddellijk agressief handelen, maar zijn hiertoe bepaalde rituele handelingen nodig; hij moet zichzelf oproepen: de ophitsingsdansen (het bevruchten der moeder aarde) wanneer hij het land wil gaan bebouwen.
De agressiviteit der mannen explodeert dan a.h.w., zij werken in een onvoorstelbaar hoog tempo, maar laten het werk ook plotseling radicaal vallen en zinken weer terug in hun lethargie.
De vrouw, wier agressiviteit secundair is, heeft het niet nodig te strijden, omdat zij onder de bescherming leeft van de (gevreesde) moeder. Het is de periode van het materiarchaat, waarin het Vrouwelijke zichzelf behoedt tegen het manlijke geweld en de vrouwen vrij houdt van elk manlijk gezag.
Op den duur verandert dit, aangezien het proces der bewustwording voortschrijdt en de man meer en meer zijn waarde leert kennen, hetgeen echter geschiedt ten koste van de waarde en waardigheid der vrouw, die zich omdat het Vrouwelijke in aanzien vermindert, onder de bescherming van de man gaat stellen.
Het eigen accent resp. de sexualiteit en de agres­siviteit blijft echter eenzijdig overheersen, hetgeen verhindert, dat zij elkaar verstaan. 45
In dit opzicht hebben de vrouwen een voorsprong, doordat zij zich intuïtief bewust worden, terwijl de mannen alles denkend moeten trachten te begrijpen en denken is een moeizame bezigheid en niet primair.
Het matriarchaat ging voorbij, wat onvermijdelijk was, en maakte plaats voor het patriarchaat, op welke verdienste reeds in het vorige hoofdstuk is gewezen. Degenen, die toen over de sexuele verhoudingen beslisten, waren de vaders, die

 

-22-

de huwelijken hunner kinderen arrangeerden, waarvoor later - maar niet overal - de toestemming der ouders in de plaats kwam, welke toestemming echter een lege voorwaarde geworden is, omdat als de ouders weigeren, de kantonrechter altijd toestemming geeft. Meer en meer is het besef doorgedrongen, dat de verhouding der sexen, ook in de vorm van het huwelijk, een persoonlijke aangelegenheid is (want de ontwikkeling ging in de richting van de persoonlijkheid) en verder dat de enige grondslag de liefde van twee mensen diende te zijn. Alleen dan is een huwelijksverbintenis, of wat daarmede gelijk te stellen is, zedelijk. In den beginne is de mens natuurmens, maar dit kan niet zo blijven. Geen ritueel kan een degelijke verbintenis zedelijk maken; de rituele huwelijkssluiting is een overgangsfase, maar zij was onvermijdelijk zolang het volharden bij het eigen accent de geboorte der liefde verhinderde. Vooral voor de man was (en is veelal nog) de liefdesbeleving een onmogelijke opgave, omdat hij door zijn agressiviteit (de kategorie van het onderscheid) bij zichzelf blijft en dus vasthoudt aan zijn natuurlijke Ik en zijn sexualiteit. Hij blijft zodoende in de natuurlijke sfeer en is op zijn best verliefd; aangetrokken door de persoonlijke lijfelijkheid der vrouw. Natuurlijk spelen hierbij psychologische factoren een rol, zelfs complexen, maar dit verandert niets aan het feit, dat er van liefde dan niet gesproken kan worden.

Aanvankelijk bij het patriarchaal gearrangeerde huwelijk ontbrak zelfs de verliefdheid. Hij, de bruidegom, kreeg een vrouw toegewezen als bedgenote en leverancier van zijn kinderen, die het geslacht in stand moesten houden, en zij, de bruid, een man, die haar tot moeder moest maken en voor haar zorgen.
Zelfs verliefdheid ontbrak, al kon zij achteraf ontstaan; en verliefdheid is nog maar het minimum aan liefde, de meest oppervlakkige, eigen nog geen liefde.

Doordat de vrouw mysterieus is, niet alleen als de barende, maar ook als de intuïtief of geniaal wetende, valt het de man moeilijk haar te leren kennen. Van deze moeilijkheid heeft hij zich afgemaakt door zich superieur te verklaren, maar zijn inzicht in het vrouwelijke leven werd hierdoor niet groter en hij bracht het niet verder dan het constateren van bepaalde verschijselen in de levensgang der vrouw, waarbij hij gemeenlijk volstond met constateren. En toch zou het voor de hand gelegen hebben aandacht te besteden aan het nadrukkelijke verschil tussen de levensgang der vrouw en die van de man; deze deze aandacht echter bleef beperkt tot wetenschappelijke kringen; voor het overige bepaalde de mannenwereld zich tot eigendunkelijke critiek.

De levensgang der vrouw kenmerkt zich door veranderingen, die zich nadrukkelijk manifesteren. Het kind wordt meisje, schiet in knop en gaat dan menstueren als teken, dat zij vrouw geworden is. Als zij als vrouw zich met de man verenigt, treedt zwangerschap op, gevolgd door baring en tenslotte bereikt zij het stadium, dat het climacterium genoemd wordt,

 

-23-

waardoor zij weet, dat de periode van het moeder worden voorbij is.
De vrouw gaat een weg, die door duidelijke mijlpalen is aangegeven, mijlpalen die van beslissende veranderingen spreken, waarbij zij met nadruk op haar vrouw zijn gewezen wordt.
Hiervan is bij de man geen sprake. Het rijpingsproces verloopt bij hem veel geleidelijker en nauwelijks opvallend.

Het ontroerende aan de menstruerende vrouw is, dat zij, terwijl zij de onnut geworden eicel uitstoot, zich tegelijkertijd voorbereidt om opnieuw "een nestje te bouwen" in haar schoot, zich opnieuw beschikbaar stelt voor de instandhouding van het mensenras, van welke instandhouding zij niet alleen de hogepriesteres, maar ook het slachtoffer is.

Van ontstellend wanbegrip, die zich uit als de onrein verklaring der menstruerende. Een typisch blijk van patriarchale hoogmoed, die het onbegrip van en de huivering voor het mysterie eerst degradeert om het vervolgens met een air van superioriteit te kunnen afwijzen.
Wat weet deze hoogmoed van de moeilijheden der vrouw in die dagen, van haar dikwijls interne vermoeidheid, van haar weemoedige onzekerheid, die haar steun doet zoeken en van haar afkeer van zoveel dingen des dagelijksen levens, waarmede zij het gewone contact verliest, omdat zij zich terugtrekt op zichzelf, zodat haar psychisch patroon tijdelijk verandert?
Hoe wil de gewone man daarover oordelen? Mannen zijn immers veel minder afhankelijk van zichzelf. Alleen door zich serieus in het Vrouwelijke te verdiepen, is inzicht en begrip mogelijk en begrip is de enige werkzame bescherming, die de man de vrouw kan geven in haar onzekerheid. Wanneer de man tot inzicht komt in het Vrouwelijke en de Vrouw, verdwijnt ook zijn zelfoverschatting i.z. zijn rol bij zwangerschap en baring. Zeer zeker levert hij een cel, die zich verenigt met de vrouwelijke en wij weten tegenwoordig "alles" van genen en erfelijkheid, maar tijdens de zwangerschap leeft het kind in de moeder en is het een deel van haar, terwijl het bovendien psychologisch door de moeder beïnvloed wordt tot ca. een jaar na de geboorte.
Het binnendringen van het spermatozoön in de eicel is verder te begrijpen als de negatie van de beslotenheid der vrouw in zichzelf. Het vrouweleven speelt zich meer af in de psyche;
haar bewustwording is intuïtief of geniaal en barend stelt zij zich als moederlijke realiteit en openbaart haar wezen langs natuurlijke weg.

De versmelting van eicel en spermatozoön, welke aan de zwangerschap voorondersteld is, heeft verder een beslissende betekenis voor het inzicht in de noodzaak, dat de mens tot liefde komt.
Hiervoren zeiden wij, dat de vrouw barend haar wezen openbaart. Het wezen echter is niet zonder meer vrouwelijk, want heeft ook een manlijk aspect, al is dit van secundair belang. Wanneer zij dus haar wezen totaal wil openbaren, zal zij zich moeten verenigen met de man, die het spiegelbeeld is van haar eigen manlijkheid, want alleen dan kan hij haar manlijk tekort aanvullen, zoals zij zijn vrouwelijk tekort moet aanvullen, (waarover wij later nog spreken). Zij stelt zich

 

-24-

daartoe open, is bereid hem te ontvangen om zichzelf te bevestigen in liefde. Ontbreekt deze, dan wordt zij bedrogen en/of bedriegt zichzelf. 49a

Als de vruchtbaarheid der vrouw teneinde gaat, geraakt zij gewoonlijk in een psychische crisis. Het *climacterium (* hier: levensperiode waarin de functies der geslachtsorganen ophouden met de daaraan verbonden verschijnselen, m.n. bij vrouwen) betekent het einde van haar natuurlijke taak: de instandhouding van het mensenras, waarbij de man, althans zijn sperma, wel nodig is, maar die toch feitelijk geheel op haar rust.
De mannen hebben zich in dit opzicht schrikkelijk veel ver­beeld, als zou het feitelijk alleen, althans in hoofdzaak om hun sperma gaan. De rol van de man in het proces der voortplanting wordt hier natuurlijk niet ontkend, maar moet vooral niet overschat worden; een taak valt hem hierbij dan eerst toe, wanneer het kind rijp is voor zedelijke ontwikkeling, want daaraan dient hij aandeel te nemen, indachtig aan het Duitse rijmpje:
 

"Vater werden ist nicht schwer,
Vater sein um so mehr."

Het climacterium betekent het einde van de specifieke taak der vrouw; zij wordt a.h.w. ter zijde geschoven - een koningin, die gedwongen afstand doet van de troon. Is het verwonderlijk, als dit verwarring wekt in de vrouwenziel? Overigens kan de man het impotent worden ook ondergaan als uitgeschakeld worden, sterven in levende lijve en ook dit kan gepaard gaan met neurotische symtomen.
Niemand sterft voor zijn plezier, al kan de dood welkom zijn als verlosser.

-o-o-o-

 

-25-

Hoofdstuk IV

Mannen zijn niet slechter dan vrouwen, maar doordat voor hen het denken de "Koninklijke weg" is, waarlangs het bewustzijn steeds wordend moet voortgaan, en denken een moeilijke en inspannende bezigheid, slagen de meeste mannen er niet in grote vorderingen te maken op dit voor hen specifieke gebied. Sprekend over het denken bedoelen wij natuurlijk niet het verstandelijke, maar het zedelijke.
Het verstandelijke is geen specifiek kenmerk der mannen, al is het een manlijke bezigheid, die echter ook door de vrouwen kan worden uitgeoefend, aangezien en voorzoverre zij ook manlijk zijn. Het is het onderscheidende en gaat op in eenzijdige uitspraken, waarbij het wat de samenhang betreft niet verder komt dan de leer de causaliteit, waarin oorzaak en gevolg nadrukkelijk gescheiden gehouden worden, omdat niet wordt ingezien, dat de oorzaak dank zij het gevolg oorzaak is en het gevolg dus het oorzakelijk-zijn van de oorzaak bewerkt, veroorzaakt. De oorzaak is dus het gevolg van het gevolg.

Het zedelijk denken is dat denken, dat zich geheel uit zichzelf ontwikkelt, zichzelf bepaalt, voortgaande van denkbepaling tot denkbepaling zonder enige voorstelling, hypothese of axioma. Daarom wordt het zuivere denken genoemd en is het zuiver manlijk. Maar het is ook vrouwelijk omdat het niet bij de eenzijdigheid blijft staan, maar identificerend het tegenstellige tot tegendeligheid opheft en zo het gescheiden-zijn verkeert tot ongescheiden onderscheiden zijn in eenheid van tegendelen.

Uit de natuurlijke agressiviteit werd na honderdduizenden jaren het Ik geboren, dat wanneer het als denkbepaling niet verder komt dan tot onderscheid, het subject inkapselt in ikkigheid, waardoor het onvolgroeid, onvolwassen blijft. Vandaar dat, nu het exacte wetenschappelijke denken de wereld overspoelt, de ikkigheid de toon aangeeft, terwijl dit denken zelf in specialismen verbrokkelt.
Dientengevolge is een leefklimaat geschapen, dat ver en ver beneden de menselijke waardigheid ligt en waarbinnen voor de liefde geen plaats is. En nog durven de vrouwen voor haar geen plaats op te eisen, nog durft geen van haar het hooglied van de erotiek te componeren. (Eveline Dullerot "De vrouw van morgen"), ofschoon van nature voor haar de kategorie der identiteit, de Wij-gedachte doorslaggevend is, al zijn er ook wel ver-ikkigde vrouwen, die dan in zoverre op natuurlijke wijze manlijk zijn. Wanneer en voor zoverre het Ik bij het onderscheid volhardt, zichzelf niet tot rede brengt, maar zich beperkt tot verstandelijk denken, blijft het natuurlijk en daarmede zinnig en is als eenzijdig, als radicaal negatief zo hard als staal. Het christendom heeft geen kans gezien het te onttronen en zelfs niet het te verminderen, het iets van zijn hardheid te ontnemen.
Zonder zedelijke en dus zonder menselijke ondergrond hand­haaft het zich en beheerst de wereld, weigerachtig zich met het Wij te verzoenen.
Ofschoon naar aanleg bovenzinlijk, is het zinlijke Ik-bewustzijn onwillig om zich als bewustzijn te verwezelijken, zich waar te

 

-26-

maken, en komt niet verder dan tot hebben en genieten, geweldpleginga en macht.
Macht bevredigt de natuurlijke heerszucht en hebzucht, die - wanneer zij ook jegens de vrouw tot gelding gebracht worden - de waarheid van het Vrouwelijke tenietdoen door het te ontkennen, wat onvermijdelijk is, omdat aan het natuurlijke Ik het Wij vreemd is.
Zo sterk is het geloof in natuurlijke macht, dat vele mannen bereid zijn elke machthebber, hoe misdadig ook, als ideaal-Ik te volgen. (De Hitler-vergoding)

Het spreekt vanzelf, dat het natuurlijke Ik in de man/vrouw verhouding niet verder komt dan tot sexualiteit, die als zodanig niet slecht is, aangezien zij van nature gegeven is, maar die wij te boven moeten komen, omdat wij in waarheid bovennatuurlijk zijn. Deze twee aspecten zijn niet gescheiden, maar één in en als het proces van mensworden, d.w.z. vrij worden. Ook op het gebied van de verhouding der sexen moeten wij tot volslagen menselijkheid, tot zedelijkheid, vrijheid trachten te komen.
De mens vrij doen leven wil zeggen hem geestelijk doen leven, de geest doen leven, waarbij ook nu weer bedacht moet worden, dat dit niet zonder meer, dus eenzijdig, mogelijk is. Het geestelijk zijn is dan ook niet zonder het natuurlijk aanzijn. Ook wanneer de geest als zuiver denken voor zich is, blijft de denker eraan voorondersteld.
Liefde in de zuivere zin des woords is onmiddellijk weten der eenheid; als onmiddellijk is dit weten vrouwelijk, ondoordacht en niet te doordenken. Het is onmiddellijk weten van identiteit, geboren uit de psyche.
Vrouwelijk is de psyche, die te begrijpen is als het proces van het omslaan, het zich verkeren van natuur tot geest, die ge(open)baard als "de zoon" zich stelt als negatie van het vrouwelijke en zich tot manlijke zelfstandigheid ontwikkelt, tot zelfstandig zijn der waarheid als begrip. Als de liefde stelt de waarheid - die alleen is in de identiteit - zich op vrouwelijke wijze. Zij is "de dochter" waarin het vrouwelijke zich bevestigt, zich als waarheid stelt.
In begrip en liefde maakt de mens zich waar.
Omdat echter de liefde vrouwelijk is, psychisch, ondoordacht want onmiddelijk, is zij niet zonder het natuurlijke, het lijfelijke, in dit geval de sexuele daad, die echter als uiting van liefde zich opheft tot erotiek, waardoor zij niet uitmondt in wellust, maar in de extase, waarin het gevoel van zuivere harmonie zich openbaart van twee, die hun een-zijn beleven als gelukzaligheid.

Als de erotiek is de sexualiteit geestelijk doorlicht, boven het enkel natuurlijke uit, zoals een waarachtig kunst- werk doorlicht is door de idee.
Er zijn weinig ware kunstenaars; er is weinig ware liefde.

Erotiek heiligt de geslachtsdaad. Geen kerkelijk ritueel is hiertoe in staat, behalve formeel. Daarom kon de kerk niet verder komen dan de voortplanting als doel der omhelzing. De voortplanting echter vindt slechts achteraf haar heiliging in de liefde van de moeder tot het kind, die helaas al te vaak ontbreekt. Het burgerlijk huwelijk, dat enkel op fatsoen

 

-27-

berustte, schonk zelfs formeel geen heiliging; het was door en door schijnheilig.

Het is een lange weg, waarlangs de mensheid getracht heeft zich aan de macht der natuur te ontworstelen; taboes, conventies en wetten, religieuze en wereldlijke instellingen; de lange weg naar vrijheid, d.w.z. naar geestelijk leven en beleven.
Langs deze weg kwam de mensheid ook tot de liefde, die in tweede eeuw werd aangekondigd door Apuleius, maar in Europa pas in de middeleeuwen ontwaakte, toen minstrelen haar bezongen. Zoals alle kunst, was ook die der minstrelen vrouwelijk, een geopenbaard, een onmiddellijk doorbrekend inzicht omtrent de waarheid van de eenheid van het manlijke en het vrouwelijke als de eenheid van man en vrouw. 55

-o-o-o-

Wie niet tot geestelijke vrijheid komt, wordt niet volwassen. C.G.Jung heeft hieromtrent gesproken van de grijsaard van tachtig jaar, die als zuigeling ten grave gedragen wordt. Natuurlijk is deze uitspraak overdreven, maar minder dan de meesten zullen denken, want volwassenheid is niet een kwestie van leeftijd, maar van integratie en individuatie, van de mate der ontplooiing der psyche, zowel van het van het manlijk als van het vrouwlijk psychische van het individu en van de mate van integratie van beide. Met ontwikkeling van het verstandelijke denken en met knapheid heeft dit niets te maken. Een knappe zakenman, leraar, ambachtsman kan een volslagen kind zijn; de man voor wie zijn personeel siddert, kan thuis volkomen onder de plak zitten.
"Alle mannen zijn kinderen", is een veel gehoorde uitspraak, die in zijn volstrektheid weliswaar onhoudbaar is, maar voor de meeste mannen opgaat, ook voor degenen, die thuis de baas spelen. Zij eisen, dat de vrouw dit en dat en nog veel meer voor hen doet, hen op hun wenken bedient, wat niet anders betekent dan dat zij verzorging eisen, maar verzorgen is wat de moeder doet. Zij spelen dus met veel vertoon van manlijke superioriteit de zoon die voortdurend door de moeder verwend wil worden; een belachelijke vertoning. Maar er zij ook andere "zonen" - echtgenoten, die niet eisen, maar op het medelijden der vrouwen speculeren: zij zijn gauw moe, hadden een zware dag, voelen zich niet lekker en moeder de vrouw draaft met thee, koffie, schuift een makkelijke stoel aan en stopt een kussen in zijn rug. Natuurlijk brengt zij hem ook zijn pantoffels.
De derde categorie is die der pantoffelhelden, die geen nadere toelichting behoeft.

Met hetgeen hiervoor over de kinderlijke mannen gezegt is, wordt niet gesuggereerd, dat de vrouwen wel volwassen zouden zijn. Elke vrouw, die haar man al of niet op zijn eis bemoedert, is onvolwassen en even onvrij als haar echtgenoot.
Twee kinderen, die huwelijkje spelen.
En dan spreek ik maar niet van de kindvrouwtjes, die niet anders zijn dan vervelende wichten, die iedereen uitbuiten met hun snoezige kinderlijkheid.

 

-28-

De huidige jeugd, voorzoverre zij in protest is, wenst haar eigen weg te gaan, zichzelf te bepalen door nieuwe wegen te zoeken, die naar een nieuwe wereld voeren met nieuwe idealen. Zij wil creatief zijn. 57
De oudere generaties en de volgzame jongeren willen geen vernieuwing, doch enkel herhaling, tevreden met zichzelf en hun prestaties. Geen enkele creatieve gedachte komt bij hun op.
Denken, kunst en ambachtelijkheid zijn principieel creatief, maar wanneer zij tot niets anders leiden dan tot herhalen, zijn zij productief en daarmede waardeloos voor de menselijke ontwikkeling.

De huidige moedercultus is ook een belemmering voor de mannen om volwassen te worden. Deze cultus wordt bevorderd door het veelvuldig vertoon van de vrouwenborsten, waardoor de man voortdurend aan zijn eigen zuigelingentijd en de daarbij behorende afhankelijkheid van de moeder, dus van de vrouw, herinnerd wordt.
In het oude Kreta lieten de vrouwen de borsten onbedekt uit religieuze motieven; daar werd n.l. de Grote Moedergod ver- eerd. Doorzichtige blouses waaronder geen b.h. gedragen wordt en monokinie zijn dus allerminst een nieuw "idee", welk woord hier bedenksel betekent. Het verschil met Kreta is slechts dat de religieuze ondertoon ontbreekt.
De opstandige manlijke jeugd van thans is meestal weinig gevoelig voor dit soort "modernismen", doordat zij zich van de ouders emancipeert en haar eigen weg wil gaan naar persoonlijke vrijheid, waarmede ook het jong trouwen samenhangt: een eigen tehuis stichten, geheel zelfstandig zijn. 58
Het is een gunstig teken, dat er zoveel jongeren zijn, die de persoonlijke vrijheid weer als levensdoel stellen en zich krachtdadig verzetten tegen de tactiek van het manipuleren, die door de ouderen die de maatschappij nog steeds dirigeren, wordt aangewend om de macht in handen te houden. Van het verzet der jongeren hangt de vrijheid af en daarmede de toekomst der mensheid.
Zonder vrijheid geen menselijkheid.

-o-o-o-

 

-29-

Hoofdstuk V

Over het huwelijk

Het huwelijk is een specifiek menselijke aangelegenheid, ofschoon in de dierenwereld wel verhoudingen zijn, die er aan denken.
Van huwelijk is sprake, wanneer twee mensen besluiten tot een duurzaam samengaan met als normaal doel om na langere of kortere tijd een gezin te vormen. Dit geldt zowel voor wettige als onwettige huwelijken, alsmede voor huwelijken, die niet uit hoofde van verliefdheid of liefde gesloten worden, maar uit verstandelijke overwegingen of uit angst (de vlucht in het huwelijk).

Het begin van het huwelijk is het afwezig zijn van het element der duurzaamheid, al moeten wij niet teveel waarde hechten aan de wilde voorstellingen van ongebreideld geslachtsverkeer van iedereen met iedereen zoals die ook wel door wetenschapsmensen worden opgedist, wanneer zij over de vroege mensheid spreken.
Zoals reeds opgemerkt, zijn reeds in de dierenwereld verschijnselen, die aan huwelijksbetrekkingen doen denken, is er voorkeur te constateren. Waarom zou de vroege mens volkomen ongebreideld geleefd hebben? Zou ook bij hem het instinct niet gevoerd hebben tot het vormen van paren in de bronstperioden. Laten wij ook niet vergeten, dat de mensheid een presexuele fase heeft doorgemaakt waarin sommige primitieve stammen nog verkeren - in welke fase het voedselvraagstuk op de eerste plaats staat. 60
Natuurlijk treedt de mens op den duur uit deze fase, terwijl de bronstperioden vervagen, aangezien het bovennatuurlijk leven zijn waarlijk menselijk leven is. Bij de prehistorische volkeren nemen wij gezins- en stamvorming waar, naar anologie waarvan te wijzen is op de kuddevorming in de wereld der dieren.
Van monogamie is natuurlijk geen sprake en kan geen sprake zijn, omdat individualiteit en persoonlijkheid nog onmogelijk zijn. Het leven speelt zich hoofdzakelijk onbewust af. Dat er geslachtelijke verhoudingen waren tussen bloedverwanten, staat vast. Abraham was getrouwd met zijn halfzuster Sarah; de dochters van Lot slapen met hun vader na hem dronken gevoerd te hebben; in nuchtere toestand zou hij dus naar wij moeten aannemen geweigerd hebben. En buiten deze twee algemeen bekende voorbeelden zijn er vele andere bekend, ook in de antieke vorstenhuizen.
Maar het is voor ons onderwerp niet nodig hierop nader in te gaan.
Wat de huwelijksvormen betreft onderscheiden wij polygamie en monogamie, waarbij de eerste uiteenvalt in polyandrie en polygynie, welke laatste de harem-mentaliteit teweegbrengt. Als vormen van huwelijksuitbuiting noemen wij het roofhuwelijk, waarbij de man zijn leven op het spel zette, en vervolgens het koophuwelijk, waarbij de vrouw werd gekocht, zodat de man geen levensgevaar meer liep. Het roofhuwelijk hangt evenals het daar uit voortgekomen koop- 61

 

-30-

huwelijk samen met het matriarchaat, als het Vrouwelijke, nog oppermachtig, zichzelf behoedt tegen het manlijk geweld.
In die tijd is de a.s. schoonzoon de doodsvijand van de moeder der jonge vrouw, en legt de moeder zich slechts bij het voldongen feit neer, d.w.z. dat zij het huwelijk aanvaardt, als de rover met haar dochter zijn dorp heeft bereikt, of als de koop gesloten is.

Ook in Europa was het koophuwelijk usance, waarbij tot voor kort de bruidsschat een belangrijke rol speelde, d.w.z. dat de man niet meer de koper der vrouw was, maar deze haar aandeel in de kosten van de huwelijkse staat inbracht.
Tevens was in Europa reeds vóór het christendom de monogamie de enige huwelijksvorm, waarbij door de patriarchale opvattingen de man steeds sterker het gezagscentrum en de vrouw de collectiviteit vertegenwoordigde. Deze gang van zaken was onvermijdelijk, omdat in de man het Ik-bewustzijn sterker wordt, naarmate de bewustwording voortschrijdt. Tijdens de polygynie vindt de collectiviteit vorm in de veelheid der vrouwen; tijdens de monogamie in het gezin, dat een typisch vrouwelijke aangelegenheid is - moeder en kinderen zijn het "Wij". Ofschoon dus eigenlijk de vrouw de spil is, verdringt de man haar patriarchaal steeds meer, wordt het hoofd en de enige gezags­drager, aan wie vrouw en kinderen gehoorzaamheid verschuldigd zijn. 62
Er is maar een Ik, dat geldt. De vrouw staat op het zelfde vlak als de kinderen; het wordt haar onmogelijk gemaakt een persoonlijkheid te worden. Zij is aangewezen op de keuken en de kinderkamer en is de onderworpen bedgenote.
Door deze structuur sluit de man zich buiten het gezin en neemt hij een afzonderlijke plaats in, terwijl tevens het huwelijksprincipe wordt aangetast, aangezien het een verbinding is tussen twee ongelijkwaardigen zodat geen eenheid tot stand kan komen: de tegendeligheid ontbreekt. De vrouw is immers onvolwaardig.
De eerbied, die zij voor de man moet hebben, is die van de mindere voor de meerdere, van de recruut voor de sergeant. Het behoeft geen betoog, dat zo een huwelijk gebrekkig is en dat wegens de ongelijkwaardigheid liefde onmogelijk is, tenzij wij haar reduceren tot sexualiteit en kameraadschappelijke omgang.
Van waarachtig huwelijksgeluk kan geen sprake zijn.

Wat is geluk?
In harmonie zijn met onszelf, wat echter niet alleen van onszelf afhangt, omdat door de buitenwereld hierop inbreuk gemaakt kan worden. 63
Onverschilligheid, misverstand, vijandigheid, onverdraagzaamheid, tegenwerking, miskenning zijn, zowel in de naaste omgeving mogelijk, als daarbuiten.
Het behoeft zich niet altijd spectaculair te openbaren, maar kan evengoed onopvallend, doch hardnekkig voortgang hebben vooral in de naaste omgeving: "speldeprikken" zijn een beproefd middel, evenals altijd tegenspreken, aanmerkingen maken, met de bedoeling alle weerstand op den duur te breken en de ander sluipend te vernietigen.
Vooral in huwelijken komt deze methode veelvuldig voor; zij is bedoeld om de onvrede, de vijandigheid van de een jegens

 

-31-

de ander af te reageren; een voortdurend wraaknemen, omdat de ander teleurstelt.
Natuurlijk zou het juist zijn om weg te gaan, maar tot deze stap zijn de meesten niet zo gauw bereid, en het kan ook persoonlijk heel moeilijk zijn hem te doen uit domweg practische redenen, waarbij men zich echter wel moet afvragen of ze opwegen tegen het ongelukkig zijn.
Mensen zijn gelukzoekers, omdat zij ordenend zijn d.w.z. alles in de juiste verhouding zoeken te plaatsen om tot een overzichtelijk en doorzichtig geheel samen te voegen. Zij kunnen het zoeken naar geluk niet laten. Gelukzoeken en zelfverwerkelijking hangen samen en omdat er van zelfverwerkelijking sprake is, verschilt het geluk van de een van dat van de ander en is er ook in dit opzicht ontstellend veel misverstand. 64

Een rijk gehuwde jonge vrouw - een ijverige echtgenoot, attent, gul, vriendelijk - veel prettige relaties. Op zekere dag zegt de jonge vrouw: "Ik ga weg; dit is het niet."
Alom verbazing; zij was immers zo gelukkig getrouwd. De critiek van "gek" tot "onverantwoordelijk, je kunt toch niet zo maar je man in de steek laten". Hier kwam natuurlijk het thema "huwelijkstrouw" op de proppen, waarop wij hierna nog terugkomen.

In dit verband moge even gewezen worden op de opvatting, dat mannen zo behulpeloos zijn zonder een vrouw. Waarschijnlijk is deze opvatting door de vrouwen in de wereld gebracht ter compensatie van haar onderworpenheid en verder kan er steun voor gevonden worden in de bijbel, waar gezegt wordt: "De vrouw zij de man een hulpe", wat dan wordt uitgelegd als onderdanig, hulpvaardig aan haar heer, maar ten eerste is de bijbel en zeer oude compilatie van geschriften, waarin goeddeels volkomen verouderde wetenschappelijk, ethische en religieuze uitspraken bijeengebracht zijn, zo onoordeelkundig, dat zij elkaar vaak tegenspreken. En ten tweede is de uitdrukking dat de vrouw de man helpen moet, omkeerbaar. Is het niet zo, dat wij elkaar moeten helpen, mannen, vrouwen, kinderen?
En tenslotte: mannen zijn heus niet zo hulpeloos al stellen zij zich vaak zo aan uit pure gemakzucht.

De meeste mensen menen al gauw dat zij gelukkig getrouwd zijn: geen of weinig meningsverschillen; een behoorlijk inkomen; geen moeilijkheden met de kinderen. Desondanks vertonen zij op den duur vaak de neiging om het begrip "gelukkig huwelijk" min of meer geringschattend te interpreteren. Ze vertellen dan, dat het geloof daarin goed is voor jonge mensen, zolang ze verliefd zijn op elkaar. Inderdaad voelen hevig verliefden zich erg gelukkig, maar omdat bij de verliefdheid de sexuele aantrekkingskracht waardebepalend is, d.w.z. de natuurlijke verhouding, en het natuurlijke aan slijtage onderhevig is, slijt hun geluksgevoel, het gevoel van harmonie, en ondermijnt het huwelijk, het geloof in eenheid.
Verliefden geloven elkaar lief te hebben; naarmate echter de verliefdheid wegebt, verwijderen zij zich allengs van elkaar, vervreemden.
De man valt meer en meer terug op het Ik - het onderscheid groeit, de relatie wordt objectief en als zij voortduurt

 

-32-

leeg, dor, mechanisch, wat zich ook laat gelden in het sexuele contact, dat dan verarmt tot een objectief zakelijk doen, een enkel lichamelijk proberen. Alles wordt uiterlijk; zelf de liefdewoorden, zo zij nog gezegd worden (schat, lieverd, vrouwtje enz.) worden lege klanken, de ochtend- en avondzoen een hol gebaar.
Het is ook niet verwonderlijk, dat degene, die niet in een dergelijke volkomen leegte wil ondergaan en verdorren, openstaat voor levend contact, op welke kwestie wij nog nader zullen ingaan.

Een andere oorzaak van het mislukken van het huwelijk en het verdwijnen van het geluksgevoel is gelegen in het zich in verschillende richting, psychologisch en geestelijk ontwikkelen. De huwelijkspartners kunnen, als zij trouwen, beiden jong zijn; dan is het risico groot, dat zij uiteen groeien, het contact verliezen en op deze wijze van elkaar vervreemden. Van de aanvankelijk veronderstelde identiteit is dan geen spoor meer te bekennen en de slijtage der verliefdheid doet de rest.

Is een van de beide jong, de ander niet, dan ligt het risico van het uiteen groeien normaal bij de jongste, die geleidelijk kan bemerken de ander te hebben overschat, hetzij karakterologisch, hetzij psychologisch of geestelijk, of alles tesamen.

Tenslotte is er de invloed van de maatschappij op het huwelijk. Elk huwelijk, wettig of onwettig, heeft een maatschappelijke kant; de gehuwden leven nu eenmaal noodzakelijkerwijze in de maatschappij, de zakelijke buitenwereld met haar opdringerigheid, die storend werkt op de beslotenheid en eenheid van huwelijk en gezin. 67
Wanneer het in het maatschappelijk leven zou gaan om bevrediging van de noodzakelijke levensbehoeften, waartoe ook de adaequate middelen tot ontspanning behoren, zou de invloed, die van de maatschappij uitgaat nauwelijks verstorend zijn. Maar zij is verworden tot een jacht- en gevechtsterrein, waar de hebzucht met hebzucht strijdt en de jacht naar steeds meer allen voortdurend heviger in beslag neemt.
Alles draait om het hebben. Het woord "genoeg" is een onbekende klank geworden.
Het maatschappelijk leven ondermijnt daardoor in steeds hoger mate de behoefte aan zedelijk, aan menselijk leven en daarmede de behoefte aan vrijheid. Het inkomen is levensdoel geworden voor heel het gezin, althans voor de meeste ouders. Is het dan vreemd, dat in de moderne glazen huizen de beslotenheid en eenheid teloorgaan omdat het eigene, dat elk gezin zou dienen te kenmerken, vervlakt wordt door een allen gelijkschakelende jacht naar status, die alleen blijkt uit de hoeveelheid goederen, die iedereen zich critiekloos laat aanpraten? En is het vreemd dat er jongeren zijn, die deze wereld afwijzen en iets anders vragen dan materialisme?

In alle bovengenoemde gevallen van vervreemding tussen de echtgenoten, is er kans dat een der echtgenoten de sexuele gemeenschap weigert of het huwelijk wenst te beëindigen, maar ook dat een of beiden gaan openstaan voor levend 68

 

-33-

contact buiten het huwelijk, waarbij het eventl. formeel in stand gehouden wordt als een leven naast elkaar.

Wat het eerste geval betreft, dringt zich de vraag op of de echtgenoot of echtgenote daartoe het recht heeft. In het oudhollands recht en daarvóór werd deze vraag ontkennend beantwoord; beide echtgenoten waren verplicht tot coïteren, als de ander het eiste en impotentie van de man, die daadwerkelijk moest worden aangetoond, was een grond voor echtscheiding. Deze bepalingen zijn uit de wet geschrapt; er valt op dit gebied niets meer te eisen; de plicht tot gemeenschap is dus vervallen, hetgeen verband houdt met de veranderde opvatting over de grondslag van het huwelijk. Het is voor ons een feitelijke verbintenis, die al of niet wettelijk is gesanctioneerd, maar die vrijwillig tot stand is gekomen op grond van een veronderstelde innerlijke eenheid, die liefde genoemd wordt.
Deze verbintenis is wel feitelijk, maar gezien de ondergrond niet zakelijk en heeft daarom als zodanig met recht niet te maken. Tussen de echtgenoten kan van een rechtsverhouding geen sprake zijn.
Liefde kan niet op recht gegrondvest zijn, want zij heeft niets met verstand te maken. Aan de liefde laat zich de vrijwilligheid bedenken en elkaar wederkerig vrijwillig en vreugdevol dienen. De behoefte der vrouw om te verzorgen en van de man om te zorgen voor, hebben de arbeidsverdeling binnen het gezin bewerkstelligd, waarbij echter wel bedacht moet worden, dat deze verdeling niet onwrikbaar vaststaat, aangezien de man ook vrouwelijk en de vrouw ook manlijk is.
Wij herhalen echter, dat alles op vrijwilligheid gebaseerd moet zijn. Wordt het tot plicht gereduceerd, dan is er geen huwelijk meer. Zij kunnen dan natuurlijk bij elkaar blijven uit allerlei overwegingen, zowel practische als uit hoofde van het gewend zijn (ik heb het hier goed, waarom zal ik een ander nemen?), maar zij zijn dan niet verder dan de hond, die aan zijn baas, de kat, die aan het huis gewend is. Het is afstand doen van alle illusies i.z. geluk en geluksbeleving.

De eis van echtscheiding, die wij als tweede mogelijkheid noemden, moet worden ingewilligd, omdat een verbintenis, die vrijwillig voor onbepaalde duur is aangegaan, ook krachtens wilsbesluit van een der partners kan worden ontbonden, al is tussenkomst van de rechter nodig, wanneer en voorzoverre de andere partner bescherming behoeft, maar niet om de ontbinding te verhinderen.
In het bovenstaande noemden wij het huwelijk een verbintenis, die voor onbeperkte duur is aangegaan, en welbewust van het feit, dat de meesten het huwelijk beschouwen als in principe voor het leven gesloten. Alsof een mens ooit zijn gehele leven zou kunnen voorzien, nooit tot het inzicht zou kunnen komen een vergissing te hebben gemaakt, die voor hem ondragelijke gevolgen heeft, nooit een aanvangsfout zou mogen herstellen.
Niet alleen een bedrijf, maar ook een huwelijk kan failliet gaan, weliswaar niet zakelijk, maar moreel. Maar omdat het huwelijk vroeger als voor het leven gesloten werd beschouwd en de bijbel er zelfs bijgehaald werd om de juistheid van

 

-34-

deze opvatting te bewijzen en omdat verder de meeste mensen conservatief zijn uit angst voor verandering en voor wat "men" ervan zal zeggen, en last but not least omdat jonge mensen overtuigd zijn, dat hun liefde "eeuwig"-durend is, overheerst nog de opvatting van het levenslange huwelijk. Met als gevolg, dat het vaak verwordt tot levenslange opsluiting. En dit heet dan zedelijkheid.

Natuurlijk moet men niet lichtvaardig tot echtscheiding besluiten; het huwelijk is een ernstige aangelegenheid. En dus moeten wij elkaars eigenaardigheden accepteren, waarbij echter in het oog gehouden moet worden, dat wezenlijke verschillen en tekortkomingen geen eigenaardigheden meer zijn.
Wanneer liefde verwacht wordt, terwijl niet anders wordt aangeboden dan sexualiteit, niets anders dan egoïsme en onverschilligheid, wanneer er een aanmerkelijk zedelijk niveauverschil is, zodat liefde onmogelijk is of als het huwelijk lijdt onder de onzuiverheid van de verhouding der sexen, zodat van gelijkwaardigheid, gelijkberechtigdheid en persoonlijke vrijheid van beiden of een van hen geen sprake is, dient de huwelijksverhouding te worden opgeheven.

Het is hier de plaats om over de huwelijkstrouw te spreken, waarover de meest oppervlakkige opvattingen gemeengoed zijn. Het begrip trouw drukt identiteit uit met onszelf. Vandaar dat wij trouw kunnen beloven aan iemand in wie wij onszelf herkennen.
Deze uitspraak vereist toelichting.
De mens doet wat hij is. Wij verwezenlijken onszelf in onze daden en realiseren zo onze aanleg. In deze verhouding zijn wij identiek met onszelf, terwijl wij de identiteit kunnen uitbreiden tot diegenen in wie wij onszelf herkennen, met wie wij ons dus identiek voelen.
De trouwbelofte is dan niet anders dan een verklaring van identiteit, die echter reeds voorondersteld is. Een Engelse lord beloofde aan Disraeli diens schulden te zullen betalen, wanneer Disraeli minister zou worden en hij hield zijn woord, ofschoon het hem op dat moment in het geheel niet schikte. De identiteit tussen de lord en Disraeli lag natuurlijk op het politieke vlak; de lord had vertrouwen in de politieke inzichten van zijn beschermeling.
De Germanen waren beroemd om hun trouw, maar wanneer een aanvoerder, die zij trouw beloofd hadden zich anders ontpopte dan hij zich had voorgedaan, of wanneer hij in strijd handelde met hun zedelijk oordeel bijv. i.z. persoonlijke vrijheid, achtten zij zich van hun belofte ontslagen. In beide gevallen bleek dan de identiteit te ontbreken. Zelfs de Romeinse keizers, die er een Germaanse lijfwacht op na hielden, omdat zij hun praetoriaanse lijfwacht niet altijd konden vertrouwen, moesten hiermede zeer nadrukkelijk rekening houden.

Als de identiteit ontbreekt, kan geen band tot stand komen; deze band is immers een zedelijke; men weet zich innerlijk gebonden. Een openlijke verklaring kan geen innerlijke band doen ontstaan. In geval van een wettig voltrokken huwelijk echter bepaalt de wet dat men dan toch gebonden blijft, tenzij er gronden zijn naar het oordeel van de rechter om

 

-35-

het huwelijk te ontbinden, de uiterlijke band te verbreken. Wanneer gezegd wordt: "Als ik geweten had, dat je zo bent, was ik nooit met je getrouwd" wordt i.z. de vooronderstelde identiteit een duidelijke taal gesproken. Er is blijkbaar een trouwbelofte afgelegd in dwaling en deze dient als niet bindend beschouwd te worden. Deze trouwbelofte zei: wij behoren bij elkaar, maar dat bleek achteraf niet waar te zijn. 72a
Wie in een dergelijk huwelijk volhoudt, is ontrouw aan zichzelf en deze ontrouw is niet zonder gevaar, niet alleen in het geval van een huwelijk, maar in het algemeen, want zij kan tot psychische en geestelijke storingen leiden, alsook tot moord en zelfmoord (lijfelijk of moreel).

Iemand vertrouwen wil zeggen hem identiek achten met zijn woorden en daden.

-o-o-o-

In het voorgaande spraken wij over het zichzelf in zijn daden en woorden verwezenlijken (van het wezen naar buiten doen blijken) en de eigen aanleg realiseren. Aangezien echter ieder onzer zowel vrouwelijk als manlijk is, is het noodzakelijk, dat zowel de vrouwelijke als de manlijke aanleg tot ontwikkeling komt en gerealiseerd wordt, natuurlijk niet afzonderlijk, maar in eenheid; de beide kanten moeten geïntegreerd worden, waardoor de mens tot individuatie komt, een volgroeide vrije persoonlijkheid wordt en dientengevolge creatief. Ook in dit opzicht dienen wij trouw te zijn aan onszelf.
Man en vrouw zijn in onderscheiden verhouding van bewustzijn en onbewustzijn identiek; het onderscheid spreekt vanzelf, omdat anders niet van identiteit gesproken zou kunnen worden; deze begrippen gaan samen in eenheid.

Er waren grote mannen, maar ook grote vrouwen. Doordat de vrouw meestal in de schaduw geplaatst werd, viel zij niet gauw op, behalve wanneer haar optreden spectaculair was, zoals dat Judith, Theodora, Jeanne d'Arc, Mad.Curie. Er waren echter ook vrouwen die in alle bescheidenheid een grote rol vervulden, doordat zij het haar geniale mannen mogelijk maakten zich ten volle te ontplooien. Voorbeelden hiervan zijn Hendrikje Stoffels (Rembrandt) Christiane (Goethe), de tweede vrouw van Dostojewski.

Wat het individuatieproces betreft, diene nog het volgende. Het is fout te geloven, dat wij enkel uit ons bewustzijn moeten en kunnen leven; het onbewuste speelt een zeer grote rol, vaak zelfs de grootste rol. En degene, die alleen uit zijn verstandelijk denken wil leven, spreekt over zich als mens het doodvonnis uit. (Blauwbaard)

-o-o-o-

Als derde mogelijkheid noemden wij het formeel in stand houden van het huwelijk gepaard met buitenechtelijk contact.

 

-36-

Ook te dien aanzien wordt een dogma gehuldigd n.l. dat het huwelijk volstrekt exclusief is in die zin dat het elk persoonlijk contact met een ander dan de echtgenoot of echtgenote uitsluit.
Hier is weer de bekende fout in het spel: de substitutie van innerlijk door uiterlijk.
Niet het huwelijk is exclusief, maar de liefde, want deze is het krachtens haar wezen.
En omdat de meesten dit zeer wel beseffen alsook, dat hun huwelijk echt niet op een exclusieve liefde gegrond is, daarom leggen zij de partner zo graag aan de graag aan de ketting en maken van het huwelijk de verhouding cipier-gevangene; het vonnis luidt onverbiddelijk levenslang, maar het kan gebeuren - en dit is dikwijls het geval - dat de veroordeelde uitbreekt. Zo niet dan is die mens voorgoed gefrustreerd.

Om tot zelfontplooiing te komen is wisselwerking met anderen noodzakelijk en natuurlijk van beide sexen.

Het ligt voor de hand om hierbij in de eerste plaats te denken aan ontmoetingen in gezelschap: de gezellige visite, de party. Maar dit contact blijft uiteraard aan de oppervlakte en kan nooit werkelijk persoonlijk worden, omdat het element der collectiviteit overheerst. En om de persoonlijke wisselwerking gaat het, om het elkaar geestelijk wekken en bevruchten.
Zo kan het dan gebeuren, dat een getrouwde man een vrouw ontmoet, waar hij niet "langs kan komen". En hetzelfde geldt voor de getrouwde vrouw.
Wordt dit ontdekt, dan is meestal Leiden in last. Het bezitsinstinct is aangetast. IJdelheid gekwetst. Minderwaardigheidsgevoel gewekt. Het egoïsme bedreigd. En toch treft de overspelige of hoe men hem of haar benoemen wil, geen schuld.
Wat geschiedt heeft n.l. niet te maken men opzet; het overkomt een mens en is als zodanig een openbaring van het Zelf aan het Ik.
De enig juiste oplossing is om degene, die dit overkomt, vrij te laten; wij dienen elkaar te eerbiedigen; maar gemeenlijk leidt het tot woedeuitbarstingen, vijandigheid, hardnekkige pogingen om de ander te beletten zichzelf te zijn. "Je bent van mij". Dit betekent niet anders dan: je bent mijn bezit en ik heb niets te maken met wie je bent, met je zelfverwerke­lijking; je hebt mij te dienen. Dit betekent dan tevens: Ik houd niet van je. 77
"Ik heb je lief" is de meest misbruikte uitdrukking.

Een huwelijk is een moeilijke opgave. Twee, die gaan samenwonen en vanaf dat moment op elkaar zijn aangewezen, met elkaar rekening moeten houden en elkaar dan beperken. De beperking is alleen dan niet storend als zij tevens zelfbeperking is, aangezien deze vrijwillig geschiedt. Twee, die elkaar meer en meer leren kennen, ook in allerlei details, die aanvankelijk niet gezien worden of als onbelangrijk ervaard. Alleen als zij werkelijk onbelangrijk zijn, leveren zij geen gevaar op, maar ook details kunnen op den duur onverdragelijk worden.
En tenslotte staan de twee voor de moeilijke taak te voorko-

 

-37-

men, dat hun huwelijk in een sleur geraakt, waardoor alle inspiratie verdwijnt.
Sleur, maatschappelijke invloeden, beperktheid der wis­selwerking, zodat tenslotte van geestelijk wekken en bevruchten geen sprake is, het uit elkaar groeien, tot inzicht komen, dat het huwelijk op een misverstand berustte, doordat het onderscheid veel groter blijkt te zijn dan aanvankelijk vermoed werd, dit alles kan afzonderlijk of in combinatie tot mislukking voeren.
Daarom zou het beter zijn de vooropstelling van het voor het leven gesloten huwelijk prijs te geven.
De geest des tijds is daarvoor thans niet bijster geschikt, want in het algemeen wordt het leven niet meer als avontuur beschouwd, maar wil men zekerheid. Het verzekeringswezen bloeit. En dit ondanks het feit, dat de geschiedenis, ook de jongste, leert, dat zekerheid en onzekerheid samengaan, en dat zekerheden, waarop men zo vast vertrouwde, ineenstorten. De mensen willen weten waar zij aan toe zijn, maar ook waar zij over tien, twintig of nog meer jaren aan toe zullen zijn, ook waar het om het huwelijk gaat, terwijl zij toch tegelijkertijd zeggen, dat niets veranderlijker is dan een mens.
In dit veranderen ligt de beslissende moeilijkheid. Het kan zowel positief: het ontplooien van eigen voorheen ongekende mogelijkheden, als negatief: tot stilstand komen en langzaam in elkaar zakken, dat als verworden in de zin van verdorren te kwalificeren is.
Wanneer beide echtgenoten deze laatste weg gaan, hebben zij grote kans hun 50-jarig huwelijksfeest te vieren.
"Het is toch mooi, hè" zeggen de gasten dan, wat vanzelf spreekt, want zij weten niet beter, evenmin als het bruidspaar. De schijn voor het wezen nemen is wijd verbreid.

Wat hiervoren gezegd is over noodzakelijkheid der wisselwerking met anderen, geldt natuurlijk evenzeer voor vrouwen als voor mannen, ook voor de gehuwde vrouw; ook zij moet tot zelfverwezenlijking komen, wat onmogelijk is, als zij zich beperkt tot de taak van huismoeder en huisvrouw. Moeder-de-vrouw is een afschuwelijke kwalificatie. Zij is immers ook een sociaal wezen, wat zij niet in de enge sfeer van huis - slaap- en kinderkamer kan waar maken. Ook de vrouw moet de wereld in, moet zich daartoe ontworstelen aan haar achteruitstelling en streven naar individuatie, hetgeen voor haar betekent, dat zij haar manlijkheid aanvaardt, deze activeert en integreert.
Manlijk wil zeggen: afstand nemen (onderscheidend beschouwen) en objectief beoordelen en ook op deze wijze tot een oordeel komen i.pl.v. altijd identificeren (uit een of andere vrouwelijke grond) hetgeen wil zeggen: zich laten bepalen. Deze manlijke wijze van oordelen is te begrijpen als een eventl. correctie op het onmiddellijke tot stand gekomen identiteitsoordeel. (Dit heeft niet te maken met het intuïtieve of geniale inzicht der vrouw d.w.z. met de specifieke vrouwelijke bewustwording).
Manlijk betekent verder: zich een doel stellen, waartoe zij haar zedelijke wil, positief en negatief, moet ontwikkelen. Zij moet aan dat doel vasthouden en zich niet door bijkomstigheden identificerend laten afleiden.
(Hier zij herinnerd aan het medelijden als specifiek gevaar voor de vrouw. Zij verspillen haar medelijden zo vaak en mannen weten er dikwijls zeer handig op te speculeren.) Het

 

-38-

verre doel voor de hedendaagse vrouw is de persoonlijke vrijheid, die voor haar (en voor de man) van beslissend belang is, omdat zij anders niet tot waarlijke liefde kan komen, terwijl toch juist zij de hoedster der liefde is en de leermeesteres.

Wat de genoemde doelstelling betreft, valt een ontstellende tegenwerking te constateren, ook van de zijde der vrouwen en, zowel ten gevolge van de angst voor verandering als van gemakzucht en traditie en angst voor de vrijheid, die persoonlijke aansprakelijkheid meebrengt. Een voor de hand liggend argument wordt geleverd door de kinderen, alsof er geen crêches zijn en kleuterscholen; alsof het voor een kind schadelijk zou zijn als het niet altijd onder moeders vleugelen, maar ook elders in een collectiviteit van kinderen van ongeveer gelijke leeftijd zich ontwikkelt. Kleine kinderen zijn nog overwegend collectief en moeder heeft, als zij ze mee naar huis neemt, tijd genoeg om aandacht aan het kind te besteden en het een beetje - niet al te zeer - te vertroetelen.
Het is nodig dat de vrouw, ook de gehuwde, maatschappelijk werkzaam is, al of niet voor salaris, omdat er werk is, dat betaald dient te worden, maar ander werk, dat hiervoor niet in aanmerking komt, omdat ook de misdeelden en hulpbehoevenden rechten hebben.

Onder de jeugd is het streven naar persoonlijke vrijheid duidelijk waarneembaar. Voor zoverre opstandig verzet zij zich tegen het gemanipuleerd worden voor een technocratische bureaucratie, voor wie de computer de heiland is, die de mensheid naar het paradijs van de materiële welvaart zal voeren. Maar in dit paradijs is de mens van zijn waarheid en waardigheid ontbloot, is alle zedelijkheid, elk waarachtig idealisme teloorgegaan.
Laat de ouderen luisteren naar wat de jongeren zeggen; laten zij bedenken, dat zij dan luisteren naar de generatie der toekomst, een generatie, die het gevaar van de huidige maat­schappij aanvoelt, maar natuurlijk niet in staat is een afgerond programma ter tafel te brengen, wat de ouderen hen altijd schijnheilig voor de voeten werpen, terwijl zijzelf niets menselijks hebben aan te bieden.
De keuze gaat tussen persoonlijke vrijheid, ook in een socialistische wereld, of onvrijheid in een geminupuleerde, ontmenselijkte wereld van gerobotiseerde consumptieslaven. Wie langs de weg, waarop wij ons thans bevinden, wil voort­gaan, moge zich troosten met de woorden: "Na ons de zond­vloed", maar hij bedenke dan, dat hij geen liefde heeft voor de jeugd, ook niet voor zijn eigen kinderen. Maar de jeugd zal triompheren.

-o-o-o-

 

-39-

Naschrift 

Zoals in het voorwoord aangekondigd, is ook dit boek geen zedepreek en ook geen handleiding voor het gedrag de sexualiteit. De grondgedachte is, dat liefde identiteitservaring is die hoger zedelijke waarde heeft naarmate de identiteit minder oppervlakkig, naarmate zij wezenlijker is. De oppervlakkige wordt in de psychologische literatuur betiteld als projectie, waaromtrent G.G.Jung zegt, dat dikwijls één haakje voldoende is om de hele projectie aan op te hangen, wat dan wel het minimum aan identiteit uitdrukt.
Er kunnen meer haakjes zijn, meer punten van overeenstemming, maar zolang van projectie gesproken wordt, blijft de identiteit een oppervlakkige aangelegenheid, een nog niet wezenlijke belevenis.
Het zou dwaasheid zijn te veronderstellen, dat iedereen hiertoe in staat zou zijn en dus deze beleving als levensdoel zou moeten stellen. "Ik ben niet in staat tot een grote liefde", zei een man eens tegen mij, waarop ik antwoordde, dat dat ook niet nodig is. Het enige, wat ik als mensonwaardig aanduid, is het samen zijn uit pure zinnelijkheid.
Niemand is in staat om voorschriften te geven, wij kunnen alleen mogelijkheden tonen, maar moeten daarbij erop wijzen, dat niet ieder dezelfde mogelijkheden bezit. Aanleg is verschillend en het is niet ongevaarlijk zich hieromtrent iets wijs te maken en dientengevolge zedelijk boven de eigen stand te leven. Overigens is ook onder het eigen ethisch niveau leven gevaarlijk. Wij kunnen onszelf niet straffeloos verkrachten.
Wij zijn gegeven; niemand heeft zichzelf gemaakt en daarom is het enige wat ons te doen staat: van onszelf te maken wat ervan te maken valt. Niet iedereen is voorbestemd om het hoogste te bereiken, en wie er niet toe in staat is, wordt daardoor niet ongelukkig. Wie geen gehoor heeft voor muziek, mist de schoonheid ervan niet. En dit is evenzeer toepasselijk t.a.v. alle andere categorieën van schoonheid en wijsheid.
Wie geen aanleg heeft voor zuiver denken, wordt daarvan evenmin ongelukkig, als de degene, die geen aanleg heeft voor zuivere liefde, die ik in dit verband, waar wij over schoonheid en wijsheid spreken, wil omschrijven als bovenaardse esthetiek. Een huwelijk tussen twee simpele zielen kan echt gelukkig zijn, al is hun geluk niet verbijsterend. De man, die sentimentele en andere kitsch mooi vindt, zal niet stil worden bij Rembrandt, zelfportretten of bij een Madonna van Michel Angelo, de "Quernica" van Picasso of een liggende figuur van Moore.
Wel echter zal hij met aandoening kijken naar een kerkje in de sneeuw, dierbaar onderwerp voor kerstkaarten.
Zo is het ook met de huwelijken. De meeste mensen zijn gauw gelukkig, omdat zij het geluk zoeken in het alledaagse, en tot dit niveau kan het huwelijksleven gemakkelijk afzakken, waarbij dan ook het geslachtsleven een banale bezigheid wordt, voorzoverre het althans nog nodig geoordeeld wordt door beiden of een van beiden.
Zo kan het gebeuren, dat mevrouw lief doet tegen haar echtgenoot vanaf het moment, dat hij thuiskomt, omdat zij een nieuwe jurk wil hebben, of dat een man, die nooit enige

 

-40-

belangstelling toont, allercharmantst doet, waardoor zijn vrouw weet wat hij van haar later op de avond verwacht.
Als de jurk er is, resp. als meneer 's morgens opstaat, is de liefdoenerij voorbij en alles weer teruggekeerd tot de gebruikelijke alledaagsheid. En het is helemaal niet zeker, dat deze mensen zich ooit van de kleurloosheid van hun leven bewust worden, maar rustig voortdommelen, niet beter wetend, niet denkend behalve aan het alledaagse.
Zij zullen veel van wat ik hiervoren geschreven heb dwaas en overdreven vinden, maar ofschoon zij de meerderheid vormen, zijn zij voor zoverre het om de ontwikkeling des geestes gaat, niet de belangrijksten, integendeel want de ontwikkeling des geestes is die tot vrijheid en deze is aan de alledaagse mens vreemd.
Er zijn echter anderen, die door het verlangen naar de hoogste toppen van het leven worden bewogen, daarheen dus, waar het vlgs. Nietzsche eenzaam is. Deze anderen banen de weg der mensheid; de rest volgt, maar het verlangen naar de eenzame hoogten kent deze rest niet.

Laat niemand zich vehoovaardigen als hij het verlangen wel kent. Dit is geen verdienste; wij zijn immers gegeven en de mensen aan wie het niet gegeven is, zijn niet minderwaardig en schieten niet tekort; ook is het geen zwakheid, die gecorrigeerd zou kunnen worden.
Wel kunnen wij onze stem laten horen, omdat er zeker hier en daar enkelen zijn, die nog in het duister tasten omtrent zichzelf en de weg zoeken naar het licht; die zichzelf moeten ontdekken om, trouw aan zichzelf, te geraken tot een leven in vrijheid, want dit is het ware menselijke doel.
Vrij zijn wij in zoverre wij onze waarheid, onze zedelijke (bovennatuurlijke) aanleg tot levende werkelijkheid, tot onze levenswerkelijkheid maken.

Onze welvaartsstaat is het graf der vrijheid.

 

-o-o-o-o-