Infor-
matie.

183.

Hoofdstuk IX.

Niet omdat zij zoo moe was, maar omdat zij wilde nadenken was Anna naar het hotel gegaan. Het gesprek met René had haar teleurgesteld, omdat ze de zekerheid, die ze van hem verwacht had, niet had gekregen. Integendeel! Zijn heele redeneering bewees, dat hij in den grond der zaak nog altijd dezelfde was, als jaren geleden   -  zonder belangstelling voor eenig levensprobleem, maar alleen door één groot verlangen bezield: zich veilig geborgen te voelen bij haar. In de weken, die achter haar lagen, had zij in een roes geleefd, aan niets gedacht, dan aan het oogenblik. Al dien tijd was René voor haar de minnaar geweest, de man die lang onderdrukte verlangens bevredigde. Geen ander kon verliefder op haar zijn, dan hij, maar daartegenover stond, dat ze in hooge mate tevens een soort van moederrol voor hem vervulde. En dat lag haar allerminst.
Zij wilde de vrouw van een man zijn en vanzelfsprekend als 't noodig was, hem troost en moreele zorg geven, maar alleen als 't noodig was d.w.z. bij wijze van uitzondering. Een moedertype was ze niet. Ze wist wel, dat ze zooals elke vrouw, een man wel eens een beetje wilde bemoederen, maar dat was niet wat René van haar vroeg.
Ze zag duidelijk wat 't worden zou: een mooi huis, misschien wel met een tuin om na het eten wat in te wandelen of te zitten; hij zou z'n practijk hebben en zij haar muziek; nooit zou hij haar critiseeren of aansporen; voor hem zou 't voldoende zijn, als ze hem van tijd tot tijd iets voorspeelde. Hij zou haar aanbidden en verwennen en zoo zouden ze samen oud worden. Kinderen? dacht ze. Kinderen. Ze had immers sinds lang afstand gedaan van het moederschap. Als ze op dit besluit terug kwam, zou het alleen maar zijn om iets te hebben, maar niet uit innerlijken drang, zelfs niet uit verlangen om van hem, van dezen man een kind te

184.

krijgen. Een dergelijk moederschap was nu niet bepaald het ware, zeker ook niet voor het kind.
En tenslotte, hoe wist ze, dat ze kinderen zou kunnen krijgen; natuurlijk was 't niet uitgesloten, maar als 't niet gebeurde, zou ze haar leven moeten wijden aan haar groote kind, haar sprookjesprins. Een teedere glimlach gleed over haar gelaat, toen ze hieraan dacht. De prins uit het sprookje. Maar ze kon hem toch niet wegsturen, nu hij zich thuis voelde.
Daartegenover stond, dat als ze met hem meeging, het te bezien stond wat Hermann zou doen? Silberstern had gezegd, dat het concern ten doode was opgeschreven, als zij weggebleven was. Hoe zou 't gaan, nu Hermann wist, dat ze zich in veilige haven bevond? Ze hadden 't samen opgebouwd. Zou hij 't alleen willen voortzetten?
Ze had aan René veel grooter verplichtingen, dan aan Hermann maar mocht ze diens werk opofferen terwille van... een goedige, maar toch ook egoïstische zwakkeling, die langs het leven ging.
Met hem meegaan beteekende   -  ze besefte het nu heel goed   -  afstand doen, haar levensdrift, heel haar energie opofferen terwille van René omdat hij eens haar sprookjesprins geweest was en nu   -  toevallig - haar pad weer gekruist had.
Als ze het kon volhouden, zou hij zeker gelukkig zijn. En dat was wel heel veel waard. Maar als ze 't niet kon? Weer dacht ze aan haar voornemen muziek te studeeren, maar hoe meer ze erover nadacht, des te sterker ze overtuigd raakte van de juistheid van Hermanns critiek. Was ze verplicht, nu ze René beloofd had met hem mee te gaan, alles op te offeren, misschien ook Hermann en het concern?
René had haar toch nooit gezocht. Het was toch puur toeval geweest

185.

dat hij haar weer ontmoet had.
Met een zucht stond zij op van de rustbank waarop ze gelegen had en begon de kamer op en neer te loopen.
  -  Ik ben ook een complete idioot, zei ze hardop.   -  In plaats van hem na die eerste avond weg te sturen, tenminste hem te zeggen, dat het niets meer kan worden, ga ik verder, alleen omdat hij den volgenden dag zoo zielig was en zoodoende kom ik weer onder zijn bekoring. Want   -  ze ging voor den spiegel staan   -  hij is een schat, Anna, een volmaakte minnaar, en   -  nietwaar Anna   -  je vindt het wel heerlijk om soms heel hevig aangebeden te worden.
  -  Als een kostschoolmeisje...., zuchtte zij, terwijl ze ging zitten. Maar ze begreep, dat ze deze kwestie moest uitdenken, met zuchten en zelfverwijt kwam ze er niet.
Wat nu? dacht ze. Ik zal een besluit moeten nemen, want over een uur belt hij natuurlijk op. Of ik al uitgerust ben, en wat of ik wensch te doen? En dan moet ik toch beslissen over den datum van ons vertrek. Met een ruk stond zij op en liep naar het telefoontoestel, dat naast haar bed stond. Ze wilde Silberstern spreken; ze was niet alleen de minnares van René, noch alleen de vrouw van Hermann, maar ook de algemeene secretaresse van het concern.
  -  Zoudt U mij nu direct in mijn hotel kunnen bezoeken, meneer Silberstern. Ja, nu direct. Het liefst heb ik, dat U een taxi neemt. Goed!
Kamer 147. U kunt U regelrecht laten aandienen. Dank U.

***

Een kwartier later ongeveer vertoonde zich het bleeke gelaat van Jacob Silberstern in de deuropening.
  -  Waaraan heb ik de eer te danken, mevrouw, dat U mij laat roepen?

186.

Had ik toch nooit kunnen denken, dat U mij nodig zou hebben.
  -  Toch is 't zoo, meneer Silberstern. Gaat U zitten en neem een cigaret. Daar ligt mijn koker. Neen, ik zal nu niet rooken. Ik wilde een paar inlichtingen van U.
Gespannen keek hij haar aan en in zijn oogen lag angst. Even moest ze aan haar droom denken.
  -  U zei me vanochtend, dat het misgegaan zou zijn met het concern, wanneer ik niet teruggekomen was. Beteekent dat ook, dat   -  wanneer ik nu niet zou blijven, wanneer ik dus weer wegga, voorgoed wegga - dat dan het concern verloren is.
Silberstern gaf niet terstond antwoord, maar wond de zwarte lok, die altijd op zijn voorhoofd hing om de wijsvinger van zijn rechterhand, terwijl hij strak naar de punten van zijn schoenen keek.
  -  Weggaan, mompelde hij,   -  weggaan.
  -  Ja! zei Anna luid.   -  Geeft U mij antwoord, alstublieft.
Langzaam ging Silberstern rechtop zitten, deed een lange trek aan zijn cigaret en zoog de rook diep in zijn longen.
  -  Ik vind die vraag onpleizierig, mevrouw. Ik begrijp heel goed, dat U erover denkt om weg te gaan, anders vroeg U dit niet. En ik begrijp ook wel zoo het een en ander, tenminste ik vermoed het. Daarom is Uw vraag zoo onpleizierig, omdat ik.......
Hij brak den zin af.
  -  Omdat U wat? vroeg Anna.   -  Ga toch door, meneer Silberstern; snapt U niet, dat ik U heb laten komen, omdat ik voor een heel moeilijke beslissing sta.
  -  Als ik niet zoo heel goed 't antwoord wist op Uw eerste vraag, zou ik niet aarzelen.

187.

  -  En hoe luidt dat antwoord dan?
Even keek hij haar zwijgend aan. Toen zei hij kort:   -  Ja!   -  Weet U dat zeker?
  -  Absoluut zeker. Meneer Schwarze is vanmiddag bij me geweest en heeft me gezegd, dat het mogelijk is, dat hij binnen enkele dagen de leiding van het concern aan mij zou overdragen. En toen ik hem vroeg of U dan niet de leiding wou overnemen, schudde hij het hoofd.   -  In dat geval niet, antwoordde hij.
  -  Ik heb hem gezegd, vervolgde Silberstern, dat 't onmogelijk was om me in een paar dagen in de leiding van een concern van drie en twintig bladen in te werken; dat hij, meneer Schwarze, met U het had opgebouwd en dat hij nooit iemand anders in de centrale leiding had opgenomen. Maar 't baatte niet. Hij haalde de schouders op.
  -  Probeer 't maar, 't zal wel gaan, zei hij; en anders, wat doet 't ertoe.
Silberstern sprong van zijn stoel op.   -  't Is gekkenwerk, mevrouw, gekkenwerk,   -  de zakelijke leiding, de contrôle op de redacties, de openlijke en verkapte tegenwerking, de heele ingewikkelde machinerie, 't is compleet krankzinnigenwerk, zei hij hevig gesticuleerend, waarbij de lok voor zijn oogen danste. - Dat bent U toch met me eens.
Anna knikte toestemmend.
  -  En, vervolgde Silberstern rustig nu,   -  ik begrijp heel goed, dat als meneer Schwarze op reis gaat, U niet meegaat. Als U weggaat, gaat U niet met hem.
  -  Geef me een cigaret, meneer Silberstern, zei Anna, om zich een houding te geven.

188.

Silberstern doorzag het.   -  Ik wil niets weten, zei hij; zoo waar als ik leef, wil ik niets weten. Ik had U liever niet gesproken over wat meneer Schwarze me gezegd heeft, want ik begrijp heel goed, dat dat invloed op U heeft en ik mag U toch eigenlijk niet beïnvloeden, want ik kan de zaak waar't voor U om gaat niet beoordeelen. Maar ik moest U toch antwoorden en...... ik wil niet liegen, juist omdat ik de zaak niet beoordeelen kan.
Anna stond op om hem de hand te geven. Ik ben U heel dankbaar, heel dankbaar. Ik   -  zal   -  vandaag   -  nog beslissen, eindigde zij langzaam.
Silberstern maakte een diepe buiging en liep achterwaarts naar de deur.   -  Ik wensch U heel veel kracht toe, zei hij voordat hij de deur opende.
Toen was hij verdwenen.

***

Even later rinkelde de telefoon.
René natuurlijk, dacht Anna. En hij was het inderdaad.
  -  Ja, ik ben uitgerust. Kom me maar niet halen. Ik ga met een taxi naar het "Romanisches". Ja, ik ga nu direct weg. Dag! tot zoometeen.

Zij wilde nog even alleen zijn om te overleggen. Kracht had Silberstern haar toegewenscht. Maar ook kalmte zou ze noodig hebben, om misverstand te voorkomen.
In het "Romanisches" was René al aanwezig, toen zij binnentrad.   -  Laten we eerst wat eten, zei ze haastig om te vermijden, dat hij direct zou gaan vragen.   -  En vertel eens wat je hebt uitgevoerd. De bestelling en het af en aan loopen van den kellner maakte het

189.

haar mogelijk zich met haar eigen gedachten bezig te houden, terwijl ze deed, alsof ze naar René's gebabbel luisterde. Het gelukte haar deze situatie gedurende den maaltijd te doen voortduren en reeds voor de kellner afgeserveerd had, was zij klaar met haar plannen, had zij volledig overwogen, hoe zij de moeilijkheden zou oplossen.
  -  We zullen ons vertrek naar Amerika nog wat moeten uitstellen, begon zij, zoo luchtig mogelijk.   -  Jij moet maar vooruit gaan en ik kom dan later. Dat is ook beter, omdat je dan de noodige voorbereidingen kunt treffen. Per slot van rekening is 't toch een landverhuizing, die we gaan ondernemen.
  -  Onzin, antwoordde hij.   -  Vertel me eens, waarom kan jij nog niet weg?
  -  Om 't concern. Zij vertelde nu wat ze van Silberstern vernomen had.   -  Ik zal Hermann zeggen, vervolgde zij, dat ik nog geen besluit genomen heb, maar voorloopig naar Zwitserland ga om muziek te studeeren. Hij kan dan rustig alle voorbereidingen treffen om de leiding over te dragen, wanneer hij tenminste bij dat plan blijft. Als hij eenmaal aan mijn afwezigheid gewend is, ziet hij er misschien wel van af; waarschijnlijk zelfs.
  -  Ga je dan ook muziek studeeren? , vroeg René. Zij knikte.   -  Zeker! En wat hard.
  -  En als je dat niet bevalt? Wat dan? Maar vooral dit: als Her- mann voor 't een of ander je raad of hulp noodig heeft? Dat zal hij zeker, want hij zal naar je verlangen en bewust of onbewust een voorwendsel zoeken om je in Berlijn terug te krijgen, je te spreken. Intusschen zit ik in Amerika zonder eenige mogelijkheid

190.

om je te zien. Je bent jarenlang Hermanns vrouw geweest, vergeet dat niet. Zooiets doet zich gelden, speelt een geweldige rol, vooral omdat je hem niet haat; integendeel, hij verveelt je zelfs niet. Anna zweeg; zij voelde, dat hij gelijk had.
  -  Als je nu niet meegaat, kom je nooit.
  -  Ik ben vast besloten te komen, antwoordde zij.
  -  Je was ook vast besloten nu met me mee te gaan, antwoordde hij; maar je gaat niet. Er is een reden voor zeg je. Allicht! Maar die reden is niet je belangstelling voor het concern. Je besluit hangt samen met ons gesprek van vanmiddag. Als je werkelijk zooveel van me hield, als ik van jou; als je nog zoo voor me voelde, als in de bergen, als de liefde voor mij in je leefde, dan zou je doorzetten, ondanks alles, ondanks concerns en ik weet niet wat. 't Is hierbij precies, als bij je kunst, zooals Hermann je zoo heel duidelijk maakte, nietwaar. Al te duidelijk! Ik heb vanmiddag de boel weer bedorven op een of andere manier. Ik had handiger moeten zijn. Jij stond voor een te moeilijke beslissing.
  -  Zullen we gaan? eindigde hij toonloos.
  -  Wankelend stond zij op. Het gonsde in haar hoofd. Zij kon niet denken; slechts één ding wist ze zeker: dat hij haar zelfbedrog had doorzien. In haar was een gevoel van ontzetting en angst.

Zwijgend reden zij naar haar hotel. Bij het uitstappen hielp hij haar, zooals gewoonlijk, maar zonder een woord, zonder glimlach.   -  Morgen bel ik je op, bracht zij met moeite uit.
Hij knikte zwijgend; stapte in de taxi en reed weg.

***

191.

Toen zij den volgenden dag naar zijn hotel telefoneerde, kreeg zij ten antwoord, dat hij vertrokken was zonder adres achter te laten. Langer dan een uur zat zij verstard op de rand van het bed.
Toen zij eindelijk opstond duizelde het haar, zoodat zij zich moest vastgrijpen; maar ze kon niet loopen en viel ruggelings op het bed terug. Een langgerekte jammerklacht scheurde zich uit haar keel los, gevolgd door kreunend, klagend weenen..........
Eerst 's middags kon zij het bed verlaten.

***

Nu weggaan. Uit Berlijn. Weg van de menschen. Ergens heen waar niemand haar kende, niemand wist van haar wanhoop en tranen.
Zij nam plaats aan de schrijftafel om aan Hermann te melden, dat zij voorloopig naar Zwitserland vertrok, niet naar Amerika; dat René weggegaan was; dat ze nu geen verklaring kon geven, maar dat ze eischte op grond van de offers, die gebracht waren, dat hij op zijn post zou blijven. Haar nader adres zou ze hem telegrafisch mededeelen, zoodat hij niet weer in onrust behoefde te zitten. Tenslotte vroeg zij hem om Silberstern op de hoogte te brengen van het feit, dat zij slechts tijdelijk wegging.

***

Denzelfden avond verliet zij Berlijn; ze ontvluchtte de stad, die ze haatte en vreesde; maar tevens trachtte zij de radelooze angst te ontvluchten, die haar teisterde, en die lag opgesloten in de eene vraag, die zij zich voortdurend stelde, die zich onafgebroken aan haar opdrong: waar zou hij nu zijn?

***

192.

Varen!
De zee was rustig; gelijkmatig gleed het reuzenschip voort door den laten avond, verder en verder weg van het Duitsche vaderland, alsof het haast had dit te verlaten.
Uit de salon klonk dansmuziek.
Aan dek was het stil; de passagiers waren binnen, want de nevel, die ijl over het water hing, was bitter koud.
Eén slechts was buiten.
Met droge brandende oogen keek René in de richting van het land, dat zij met elke schroefwenteling verder achter zich lieten.
Zijn gedachten waren leeg; er was alleen een felle pijn achter zijn oogen.
Varen? Waarheen? Na Anna was alleen maar het Niets.
Hij was moe, zoo moe.

Er was geen angst in hem, toen hij over de verschansing klom.
Ruggelings liet hij zich in het water vallen, als ging hij ter ruste.
Gelijkmatig gleed het reuzenschip voort door den laten avond. Met elke schroefwenteling liet het dien eenen passagier verder achter zich, dien eenen verloren mensch.

***