Infor-
matie.

Romance rondom een toren.

door

Mr.Drs.A.Börger

OCR correktie: FdZ
O.T.Dobber
Laatste correktie:
H. Weggelaar

HOOFDSTUK I.


      Langs de blauwe herfsthemel zeilden statig en trots de blanke wolkenkastelen, glanzende sneeuw en wonderen van licht en een stijve bries joeg het water tegen de rivieroever op, waar het uiteenwaaierde.
      Langzaam, de handen achter het lichaam gevouwen, liep Janine tegen de wind in, die met een paar losgewaaide lokken stoeide, alsof hij er plezier in had, terwijl hij haar kleren om het lijf deed spannen, zodat haar krachtige lichaamsvormen zich zuiver aftekenden onder de regenmantel.
      Zij was zesentwintig jaar, van middelbare grootte, donkerblond, haar ogen waren goudglanzend bruin in een goedgevormd, niet mooi, doch intelligent gezicht.
      Egon, een Deense dog, draafde met lange passen voor haar uit, bleef van tijd tot tijd staan om naar zijn meesteres om te kijken en vervolgde dan, hier en daar snuffelend, zijn pad. De wind en de prikkelende herfstlucht maakten hem vrolijk, zodat hij soms plotseling in snelle ren wegstoof, een eind verder omkeerde en in volle vaart lange Janine verdween om even later weer naast haar te verschijnen, de tong uit de bek en de kop vragend tot haar gewend. Dan streelde zij hem even, waarna hij weer zijn eigen weg ging.
      Bij de toren gekomen bleef hij staan.
      De toren dateerde uit de zestiende eeuw en was gebouwd tegenover de plek, waar een zijrivier in de hoofdstroom vloeide - een brede watervlakte - in het wijde lage land.
      Toen zij de toren bereikt had, haalde zij een grote ijzeren sleutel uit haar mantelzak, stak deze in het slot en duwde de bovendeur naar binnen, waarna zij zich over de onderdeur boog en de ijzeren grendel aan de binnenzijde oplichtte. Nu kon zij de deur geheel openen.
      Onmiddellijk wrong Egon zich naar binnen en begon de stenen wenteltrap op te klimmen, spoedig gevolgd door Janine.
      De deur op de bovenverdieping, die toegang tot haar woning gaf, was open. Zij woonde geheel alleen in de toren en dus was er geen enkele reden om binnenshuis iets af te sluiten. Beneden waren nog een paar kamers, die zij echter niet als woonruimte gebruikte. Er stond allerhand rommel en zij borg er haar brandstof en levensmiddelen op.
      Na zich van haar mantel ontdaan te hebben, trad zij de zitkamer binnen en nam plaats op de stenen bank in de diepe venster nis.
      Peinzend keek zij naar het wielende water.
      Egon had zich met een diepe zucht neergelegd bij de schouw en keek, de kop op de voorpoten, het voorhoofd gefronst naar zijn meesteres.
      Het was doodstil in het vertrek; het tikken der hangklok onderstreepte de stilte nadrukkelijk.
      Ofschoon het nog pas vijf uur was, vervaagde het licht in de kamer reeds tot schemering, want wel waren er drie vensters, maar zij waren tamelijk hoog en de muur zeer dik.
      Weer zuchtte Egon. Janine keerde zich om.
      "Wat is er, ouwe jongen ? Moeten we wat praten. Maar ik weet geen onderwerp.
      De hond had de beide oren gespitst. Hij was eraan gewend, dat zij tegen hem sprak als tegen een mens en hij had geleerd uit haar

-2-

gesprekken op te maken, wat zij bedoelde; of hij mee uit mocht of thuis moest blijven; of de vrouw eten zou gaan klaarmaken of naar bed wilde.
      Uitgaan en eten brachten hem in een staat van opwinding; driftig liep hij dan heen en weer, soms kort en blij blaffend. Wanneer hij thuis moest blijven, volgde hij haar met de ogen tot zij de kamer verliet, zuchtte dan en ging liggen. En wanneer zij hem vertelde dat zij ging slapen, volgde hij haar, strekte zich uit op de schapenvacht voor het bed en genoot daar wakend-slapend zijn nachtrust.
      Hij was nu twee en een half jaar oud; sterk en groot. Wanneer hij op zijn achterpoten stond en de voorpoten op haar schouders legde, keek hij haar recht in 't gelaat.
      Doordat zij hem gekocht had toen hij zeven weken oud was en altijd met hem alleen gewoond had, was hij uiterst gevaarlijk voor vreemden.
      Kwam een onbekende op bezoek, dan was deze verplicht zich nadrukkelijk aan de van te voren gegeven instructies te houden - geen hand geven, niet dicht bij de gastvrouw komen, geen drukke gebaren. Bovendien hield zij Egon dan aan een korte riem, die zij voor die gelegenheid aan haar pols bevestigde.
      Dit was meer schijn dan werkelijkheid en eigenlijk alleen bedoeld als psychologische maatregel tegenover de hond, wie het niet de minste moeite zou kosten om Janine met stoel en al om te trekken. En de gast mocht eerst binnenkomen, wanneer zij zich met Egon geïnstalleerd had; tot zolang moest hij wachten buiten de kamerdeur.
      Als hij eenmaal aan iemand gewend was, dan konden alle voorzorgsmaatregelen achterwege blijven, al bleef het ongewenst haar te beroeren; want dan kwam hij onmiddellijk tussen beide.
      "De vrouw is een beetje neerslachtig, ouwe jongen. Sinds jij Herman de deur uitgejaagd hebt is 't hier zo stil geworden. Maar waarom moest hij je ook een schop geven ? Je kon immers niet helpen, dat de staart over zijn schilderij veegde. Eigenlijk moest je je toch ook een beetje schamen omdat het mijn portret was en bijna af."
      Egon lag roerloos, de ogen strak op zijn meesteres gericht.
      Ik geloof, dat jij de enige man bent, waarop te rekenen valt. Je bent een echte ridder; sans peur ni reproche. Ik zal maar wat gaan werken, vind je ook niet ?"
      Zij stond op, ging aan haar werktafel zitten en stak de petroleumlamp aan - een ronde dof glazen bol op een doorschijnende hoge witporceleinen voet. Het zachte goudgele licht viel op haar papieren.
      " 't is hier kil, vind je niet ?" wendde zij zich weer tot de hond. "Ik zal maar een beetje vuur aanmaken. Even hout halen."
      Egon bewoog niet toen zij opstond; ook niet toen zij de kamer verliet.
      Op de trap lichtte zij zich bij met een zaklantaarn, die zij ook gebruikte, toen zij een bos eiken hakhout uit de benedenkamer haalde. "Nu nog wat kachelhout", zei ze nauwelijks hoorbaar.
      Langzaam steeg zij de wenteltrap weer op; even later knetterde het houtvuur in de schouw.
      "Ik zal maar ook wat turf halen, vind je niet?"
      Toen ze voor de tweede maal was teruggekeerd, ging zij naast de hond op de grond zitten, sloeg een arm om zijn hals en trok zijn kop in haar schoot.
      Samen staarden zij in de roodgele vlammen.

-3-


      Haar gedachten wijlden bij hetgeen zij tot Egon gezegd had. Ruim twee maanden was het nu al geleden, dat Herman vertrokken was, plotseling na een korte, hevige woordenwisseling. Zes weken had hij in de toren gelogeerd. Egon was volkomen aan hem gewend, zodat zij er zelfs met hun beiden op uittrokken, terwijl Janine het huishouden verzorgde.
      Toen plotseling was het gebeurd.
      De doffe donder uit de strot van de hond bewees, dat hij Herman als een vreemde beschouwde. Alle vriendschappelijkheid ten spijt. Om onheil te voorkomen had zij Egon aan zijn halsband vastgegrepen en Herman had zij toegesnauwd. Wie gaf hem het recht de hond te trappen ?
      Rotbeest had hij gescholden en daarna was een vuurwerk van harde woorden losgebarsten.
      Tenslotte had hij het schilderij van de ezel genomen en het op de grond gelegd, zijn ezel samengeklapt, zwijgend zijn bagage gepakt en was zonder groet vertrokken.
      Al die tijd had zij volhard in haar trotse houding, de hond aan de halsband. Eerst toen zij de buitendeur hoorde dichtvallen had zij hem losgelaten.
      Egon had zijn vaste plaats opgezocht bij de schouw en zij was in de vensternis gaan zitten, zoals deze namiddag en zo talloze malen. Want wijd was het uitzicht over het brede water en de verre lage landen en wijd de hemel.
      Langzaam had zich haar toorn gelegd. Wat overbleef was een grijze weemoed, omdat het nu voorgoed uit was.
      Meer dan eens waren er schermutselingen geweest, want zij was een onafhankelijke vrouw en Herman had tyrannieke neigingen, waarachter hij zijn innerlijke onzekerheid verborg. Maar zo hevig als die laatste maal hadden zij nooit getwist. Er was te veel gezegd. Te duidelijk hadden zij open kaart gespeeld, getoond welke gedachten omtrent elkaar zij tot dien verborgen gehouden hadden.
      "Toch is 't beter zo, ouwe jongen" zei ze tot de hond. "Maar nu moet ik overeind, want 't wordt veel te laat." Egon bewoog niet. Zijn grote kop drukte zwaar op haar dijbeen. "Lieve luiwammes, m'n been slaapt".
      De hond knipperde met de ogen.
      "Dan maar 't onfeilbare middel. Egon, allerliefste egoïst en aanbidder, ik wil eten klaar maken".
      Met een bijkans onbegrijpelijke snelheid kwam de hond overeind, zwaaide druk met zijn staart, schudde zijn kop en schoof in de haast om in de keuken te komen een Dagobertstoel opzij.
      "Ja ja. Zo zijn de mannen; als 't maar om eten gaat. Enfin ouwe jongen, het is je goed recht."

-o-


      's Avonds zat zij weer achter haar werktafel, die groot en zwaar was, zoals alle meubelen in de toren. Zij had ze geerfd van haar grootmoeder van moeders zijde; meer dan honderd jaar oude familiestukken, die door de tijd en het gebruik op onnavolgbare wijze waren gepolijst. De vrouw van de dijkwerker zorgde ervoor dat alles zijn glans behield. Egon beschouwde haar als erbij te behoren en ging wel eens, wanneer hij alleen er op uittrok, bij haar op bezoek. En wanneer Janine op reis

-4-

was, logeerde hij overdag in het huis van de dijkwerker, 's nachts echter in de toren.
      Was haar vertrek in zo'n geval moeilijk omdat hij altijd sentimenteel en neerslachtig werd wanneer hij zag, dat zij haar koffer pakte, de thuiskomst was veel moeilijker, niet voor de hond maar voor zijn meesteres, aangezien zijn vreugde geen grenzen kende en hij deze uitte door heen en weer te rennen en tegen haar op te springen met heel het geweld van zijn sterke lichaam. Zij begroette hem dan ook - of beter gezegd onderging zijn begroeting - buiten de toren. Tegen de muur gedrukt wachtte zij tot hij uitgeraasd was en telkenmale liep zij een of andere beschadiging of blauwe plek op. Maar toch vond zij het altijd heerlijk om zijn laaiende blijdschap te ervaren.
      Nu lag hij stil zich koesterende in de behagelijke warmte van het vuur.
      "Ouwe jongen" wees blij, dat je dit boek niet hoeft te vertalen. 't Is ontzettend vervelend", zei ze plotseling zonder op te kijken. Zij verdiende haar inkomen door te vertalen uit het Slavisch en was altijd voldoende van werk voorzien, daar zij de reputatie had zeer nauwkeurig en consciëntieus te zijn.
      Egon was eraan gewoon dat zij onder het werk zo nu en dan tegen hem sprak en de hevigste reactie, die hij vertoonde, bestond uit een paar klappen met de punt van zijn staart op de grond.
      "Ik geloof niet Egon, dat een Rus ooit zo'n miserabel boek zou schrijven. Dit is van een Tsjech, zie je. Ik heb niets tegen Tsjechen hoor, maar ontzettend veel tegen dit boek."
      Zij legde haar pen neer, rekte zich uit en gaapte.
      "Een heel enkele maal verlang ik wel eens naar een radio, ouwe jongen. Maar dan ook heus een heel enkele maal. Vergeef me deze zondige gedachte Egon. Ieder mens is wel eens zwak. 't Zou hier niet staan, zie je. Een toren, die eeuwen oud is, kan geen radio herbergen. We kunnen tenslotte de Apollo van Belvedère ook geen hoed opzetten. Nietwaar ? En bovendien Egon, er is hier nu eenmaal geen electriciteit in huis. Maar desalniettemin, trouwe ridder, is 't soms wel eens een beetje erg stil, want ook jij zegt niet veel."
      Zij schoof haar stoel achteruit en stond op.
      "Was ik een man Egon, dan zou ik nu een borrel kunnen nemen, naar aangezien ik dat niet ben, ga ik thee zetten."
      De dog ging overeind zitten en keek haar vriendelijk vragend aan.
      "O ja zeker hè, ouwe schrok. Thee - dat betekent koekjes. Natuurlijk, vat der Danaiden. Heb geduld, anders zal ik je." Zij ging naar de keuken om theewater op te zetten. Teruggekeerd in de kamer wierp zij een paar turven op het vuur en nam plaats op een haardbankje.
      "Ridder Egon, ik ga zo meteen piano spelen, als de thee klaar is. Kijk maar niet zo verwijtend. Een piano hoort ook niet in dit oude bastion, maar in elk geval stamt ze af van het spinet en is dus uit een zeer eerbiedwaardig oud geslacht. Maar een radio is van geen familie. Een sans-culotte onder de muziekinstrumenten, wat zeg ik ? Helemaal geen muziekinstrument. Een soort telefoontoestel. Geloof me Egon, bij een radio vergeleken is een draaiorgel een heer. En na zal ik eens gaan kijken of het water kookt."

-5-


      Toen de thee gezet was en zij de theemuts over de pot stulpte, wendde zij zich weer tot de dog. "Egon als ik nu ga spelen, gedraag je je fatsoenlijk. En als ik ga zingen, zing je niet mee hoor. Je bent niet in 't minst muzikaal. Denk erom."
      Chopin-walsen. Daarna Schubert-liederen van Heine, toen impromptus.
      Bijkans geruisloos stond zij op, schonk zich thee in. Egon wendde de kop naar haar toe. Uit een trommeltje nam zij een biscuitje, wierp het achteloos naar hem, maar hij ving het onfeilbaar. Met een hap sloegen zijn kaken op elkaar. Stilte. Alleen het geluid der klok.
      Nu begon de wind om de toren te klagen.
      Als de mensen de stilte meer liefhadden, zou de wereld beter zijn, dacht zij. Toch kan ook dit teveel worden. Als ik het boek af heb, ga ik naar Amsterdam. Ik kan dan meteen met van Schaik spreken over het nieuwe Russische werk dat hij voor mij heeft. Ik ben benieuwd of 't interessant is. Een roman. Wie weet ? Zonder romantiek is 't leven kleurloos. Deze toren is romantisch genoeg. Zou hij ook zo hunkeren naar levende romantische werkelijkheid als ik doe ? Met Herman was een mislukking. Egon was alleen maar een aanleiding. We horen niet bij elkaar. Ik geloof, dat ik ga slapen. De volgende dagen hard werken en dan een week eruit. Zalig om dan weer in de toren te komen.
      "Egon we gaan naar bed". Traag stond de dog op.
      Zij nam het theegerei en een boek mee naar de slaapkamer.
      Eerst nog wat lezen. De nacht is zo lang.

-o-