website
inform.
Verhalen van Mr.Drs. A.Börger.

Overgetikt door Otto Dobber

Rosy.

Eindeloos strekt zich de woestenij der daken uit buiten het hoge venster van de mansarde, die vroeger aan een schilder toebehoorde.
Wat behoort tenslotte aan een schilder - aan iemand?
Die er nu woont is geen schilder.
Hij kijkt over de woestenij en ziet Rosy.
Zij is jong, haar handen zijn als ranke vogels, waaraan vormloos muziek ontstroomt als hij ze kust. Haar ogen voorjaarsvijvers, waarin de zon zich spiegelt door een lichtgroen bladerdak. Haar borsten klein en verend zacht gevormd in de welving van Gods hand.
Hij ziet haar in een wolk van tulle. Zij komt naar hem in de torenkamer van de vaderlijke behuizing, gebouwd op de helling, die afglooit naar de blauwe rivier. Hij is graag in de torenkamer, waar de geur van Rosy hangt.
Staande voor het venster ziet hij zijn moeder het bordes afdalen, waarvoor het rijtuig wacht - de koetsier in stramme houding, de steel van de zweep op de dij; de palfrenier rug gekromd wacht bij het portier.
Zij is erg mooi, zijn moeder. Mooi en voornaam. De oude keizer heeft belangstelling voor haar.
Vanuit het venster van de mansarde kan hij haar zien gaan, achter zich speurt hij de geur van Rosy.
Het is haar goed gegaan in de wereld. In de krant heeft hij gelezen dat zij in de stad is aangekomen met haar man, die een belangrijke rol speelt in de internationale politiek. Zou hij haar kunnen vragen hier te komen in de torenkamer?
Weet zij van de moorden, die hij gepleegd heeft. Dan komt zij natuurlijk niet. Maar hoe zou zij weten ? Dat kon zij natuurlijk niet. Hij is zelfs nooit verdacht geweest.
De eerste maal gebeurde het volkomen toevallig en hij weet nog steeds niet waarom hij het deed.
Bij vergissing was hij een verkeerde straatdeur ingelopen.
De gebouwen leken alle op elkaar. Het was er bevreemdend stil en alle deuren in alle gangen gesloten.
Plotseling stond er een man voor hem, een statige man met bakkebaarden. Met zijn beide handen had hij hem gewurgd. Het moest gebeuren, maar hij heeft nooit geweten waarom. Hij had de oude ogen zien uitpuilen. Meer en meer het gereutel gehoord, zwakker en zwakker tot het klonk als het droevig jammeren van een wiegenkindje. Het had hem niet geroerd, het moest immers gebeuren.

-2-

Nooit heeft hij geweten wie hij toen doodde.
Later had hij weer een moord gepleegd, maar daarvan herinnert hij zich niets, zelfs niet of het een man of een vrouw was. Vaak had hij zich afgepijnigd om deze moord in zijn geheugen terug te roepen. Tevergeefs.
De derde wist hij precies - een vrouw, donker zwaar gebouwd, ruw-hartelijk, die hem aan zijn voedster herinnerde. Hij was dronken geweest en dwars over haar heen in slaap gevallen. Toen hij wakker werd lag hij met zijn gezicht over haar zware weke borsten en de geur had hem met walging vervuld, bijna brakend was hij opgestaan en had haar gewurgd met het gordijnkoord dat naast het hoofdeinde hing.
Wat hij daarna gedaan had herinnerde hij zich niet; wèl dat hij een paar dagen later wakker geworden was in zijn bed in de mansarde. Blijkbaar was hij ziek geweest.
Er was veel bloed aan zijn handen en gezicht, vreemd - hij had haar immers gewurgd, maar misschien was het bloed uit haar keel gespoten, toen hij het koord dicht snoerde om haar hals. Hij herinnerde zich met uiterste kracht getrokken te hebben zodat het touw in zijn vingers sneed.
Hij had zich zorgvuldig gewassen en was daarna de straat opgegaan. Krantenjongens schreeuwden dat de dader gevonden was.
Op de voorpagina stond een portret, een portret van een meubelmaker, die bekend had de moord gepleegd te hebben door wurging met een touw, dat hij voor dat doel had meegenomen. Moord uit jaloezie!
Hoe kon de politie zich zo vergissen? De moord zou vierentwintig uur eerder gepleegd zijn dan de meubelmaker had opgegeven. Hij overwoog een coup de théatre. Als de jury het schuldig had uitgesproken, zou hij opstaan en de rechter vertellen dat er weer een justitiële dwaling had plaatsgevonden. Maar hij verwierp het plan. Waarom die meubelmaker hinderen? Later had hij het gehele geval vergeten, tot hij las, dat de man geëxecuteerd was, of misschien was het een ander. Drie moorden en niemand had hem ooit verdacht. Rosy kon het dus niet weten. Hij zou haar vragen te komen.
Hoe lang hadden zij elkaar niet gezien - tien - twintig - dertig jaar of nog langer?

-3-

Toen hij terugkeerde met de armzalige flarden van zijn escadron, was zij al vertrokken en had niets voor hem achtergelaten dan het visioen van haar handen, haar ogen en de welving van haar Gods hand, waaraan rozen ontloken.
Zij was weg, evenals de oude keizer, die gestorven was en wiens dood hij gevoeld had als desertie voor de vijand.

De ouderlijke behuizing lag vreemd verlaten - spookachtig - nergens was enig levensteken.
Toen hij het bordes betrad, lag het huis open alsof het eeuwen niet meer bewoond was.
In de hal stond hij stil. Geen enkel geluid. Hij doorliep de benedenvertrekken. Niemand.
Een huivering doorkilde hem en deed hem aarzelen voor de brede marmeren trap.
Eindelijk in zijn moeders boudoir vindt hij zijn vader, die tussen de dieprode gordijnen hing. Van zijn moeder geen spoor.
Later, veel later vernam hij dat zij vermoord was om haar juwelen. Hij zou Rosy vragen te komen. Hij hongerde naar haar handen, naar het goudgroene zonlicht van haar ogen en naar de veilige geborgenheid in Gods hand. Nergens ter wereld is muziek, nergens zon, nergens God. Alleen bij haar.
Hij zou haar gaan zoeken en zeker vinden.

Een surveillerende politieagent vond hem in het park op een bank, zijn gezicht, handen en kleren waren met bloed bevlekt.
Aan zijn bed zit een jonge verpleegster en houdt de wacht. Zij bekijkt aandachtig zijn magere gezicht met de haviksneus en de iets slappe onderlip. Een brede grijze streep loopt door zijn donkere haar als maanlicht over een herfstakker.
Hij had geen papieren bij zich.
Zij is mooi en donkerblond. Haar kleine sterke handen liggen gevouwen in haar schoot en haar verpleegsterskleed staat strak gespannen over haar borst.
Terwijl hij naar haar kijkt, denkt zij aan Alfred. Deze hier ligt zo weerloos onder haar blikken, maar zij is niet wreed.
Zij vergelijkt de onbekende met Alfred, die over trouwen praat, omdat hij niet begrijpt, dat hun liefde een voorlopige situatie is in haar leven. Zij is aan het definitieve nog niet toe. Evenmin als de wereld.
Als deze hier nog niet sterft, wil zij voorlopig bij hem blijven.

-4-

Hij is oud, een overblijfsel en zij voelt hem aan als onwezenlijk als één, die niets met het eigenlijke leven te maken heeft. Zijn gezicht hoort er niet meer bij. Een cultuur die voorbij ging evenals die der Azteken.
Er is om hem een sfeer die haar trekt, zoals een magneet ijzervijlsel, de dood het leven.
Langzaam opent hij zijn ogen en kijkt haar aan, zijn ogen vragen.
Annette staat op van haar stoel, waarbij zij hem glimlachend toeknikt, en drukt op de bel naast de deur. Even later verschijnt het gelaat van een collega.
"Roep dokter Almeire."
Als de dokter verschijnt, buigt hij zich over de man in het bed en ziet de vraag in zijn ogen.
"Wat is er met uw longen gebeurd?"
Een glimlach is het antwoord.
"Kunt u spreken?"
De onbekende slikt moeilijk. "Mitrailleurschot - Karpaten - 1917."
"Beide longen?" De onbekende bevestigt het met een beweging van de oogleden. Daarna is er weer de vragende blik.
"Wilt u het precies weten?"
Een zwakke hoofdbeweging.
"Wij kunnen er niets meer aan doen, het is een ravage, volkomen verwaarloosd."
De onbekende glimlacht. Almeire kijkt Annette aan. "Blijft u waken?"
"Ja dokter."

De man in het bed heeft de ogen weer gesloten. Als de schemering daalt begint hij te delireren. Annette luistert gespannen naar de fluisterend gesproken woorden, die aanvankelijk verward klinken. "Laat de rozen bloeien, Rosy." Ik verlang naar god, Rosy - de muziek van je handen - ik wil stil zijn in het zonlicht met de rozen in mijn handen - Rosy, hoor je de rivier. Het is zo stil.
Ik adem de geur van Rosy, Rosy."
Zijn ogen staan nu wijd open. "Rosy, ik wil sterven in jouw geur van rozen."
Angstig-hongerig vragend houdt hij zijn blik strak gericht op de borst van Annette, het zweet stroomt langs zijn slapen.
Zij buigt zich over hem heen, veegt met een zakdoekje over zijn gezicht, terwijl zij met haar andere hand haar japon losknoopt.

-5-

Haar borsten dringen naar buiten als een uitdaging van de dood.
Zijn ogen starren in koortshonger, zwak beweegt hij zijn linkerhand.
Zij helpt hem en voert zijn lange magere vingers naar haar borst.
Het is alsof het heelal een ogenblik ophoudt te wentelen, alsof alles stil geworden is op de grens van leven en dood.
Dan voelt zij zijn arm wegglijden, legt hem voorzichtig neer om de stilte niet te breken.
Langzaam buigt zij zich verder voorover, streelt zijn lippen met haar tepels. Er is in haar een gevoel van sereen volmaakt geluk. In haar ogen is de glimlach van een heilige.
Zij keert zich naar de spiegel om zich zelf te bezien - de vroomheid in haar ogen - de zegen van haar borsten. Zij weet dat zij niet naar Alfred kan gaan, nooit meer.
"Rosy."
Op haar tenen verlaat zij het vertrek.

---