website
inform.

II

Gedurende haar verblijf ten huize van Norman, had zij zich aangewend een groot gedeelte van haar tijd in zijn bibliotheek door te brengen, een gewoonte, waaraan zij zich ook later vasthield, omdat zij zich daar veilig voelde. Ook waren de mannen, die zij in zijn huis had leren kennen, nooit opdringerig.

Op een dag trad een vrouw binnen, die verschrikt rondkeek en erg zenuwachtig informeerde of dit de wachtkamer was.
Ann antwoorde ontkennend en voegde er, omdat op hetzelfde ogenblik Norman binnenkwam aan toe:
-Daar is de de dokter zelf.
De onbekende maakte zich bekend als mevrouw Bloeme.
-De vrouw van de dominee?
-Ja dokter. Ik wil graag weten of mijn man bij U komt en waarom?
-Hij heeft moeilijkheden. Waarom zou hij anders komen?
-Waarmee heeft hij het moeilijk, dokter?
-Ik geef nooit inlichtingen.
-Maar ik ben zijn vrouw.
-Dat is geen rede om U over hem in te lichten, eerder het tegendeel.
-Begrijpt U dan niet, dokter, dat ik voortdurend in onrust leef. Hij is zo veranderd, in zich zelf gekeerd, zonder belangstelling voor zijn werk. En dat alles sinds de geschiedenis met die jongenman, die hij U wel verteld zal hebben. Die jongeman met dat lichtzinnige meisje.
-Hoe weet U dat Uw man hier komt? 33
-Door een enveloppe van U, die op zijn bureau lag.
-Waarvoor bent U bang?
-Voor ... ik durf het haast niet te zeggen. Ik ben bang dat er iets is tussen hem en dat meisje. Hij spreekt nooit meer over haar. Ik weet, dat hij zijn best deed om haar af te brengen van de slechte weg. En plotseling zwijgt hij als het graf. Ik vind het vreselijk dat ik hem verdenk. Misschien bega ik een grote zonde, maar ...
-Er is niets tussen dat meisje en Uw man, interrumpeerde Ann. Ik ken haar persoonlijk heel goed.
Maar mevrouw Bloeme geloofde haar niet.
-Daar ziet U niet naar uit, dat U met zulk soort vrouwen omgaat. U wilt mij natuurlijk geruststellen.
-U vergist U. Uw man heeft haar volkomen opgegeven tot haar grote vreugde, want hij verveelde haar stierlijk met zijn gepreek.
-Zou ik haar kunnen spreken?
-Daar zal ze beslist geen behoefte aan hebben. Zij heeft meer dan genoeg van de dominee en zal op kennismaking met zijn vrouw geen prijs stellen.
Mevrouw Bloeme liet zich niet overtuigen.
-Als U zo goed ingelicht bent, zult U de naam wel kennen van de jongeman, voor wie mijn man in de bres sprong.
-Theo! Hij is kort geleden getrouwd met een vrouw met geld, ouder dan hij.
-Ja, zo is het. En zich tot Norman wendend:
-Is dit meisje Uw assistente?
-Ja voor mijn bibliotheek. 34
-Is het waar wat zij zegt, dat mijn man niet meer bij die lichtzinnige vrouw komt?
-Praat niet zo lichtzinnig over vrouwen. Uw man komt niet meer bij dat meisje.
-Vindt U het dan niet lichtzinnig om als er geen huwelijksband is, met een man te zijn alsof er wel een is?
-Mevrouw, ik heb op het ogenblik echt geen tijd voor discussies, zeker niet over de huwelijksband.
-Zeg mij tenminste wat ik doen moet, dokter.
-Afwachten! Hebt U zo weinig godsvertrouwen?
Zij wist geen antwoord.
Daarom vervolgde Norman:
-Wees liever opgewekt in huis. Door neerslachtigheid bezorgt U Uw man alleen maar schuldgevoelens.
-Maar het is toch zijn schuld, dat ik neerslachtig ben. Waarom doet hij zo vreemd?
-Waarom denkt U aan overspel? Wees niet zo zelfverzekerd, mevrouw.
Toen opende hij de deur om haar duidelijk te maken, dat zij nu echt vertrekken moest.
                        ------

Mevrouw Bloeme kwam ontevreden thuis. Door het gesprek met Norman was zij niet wijzer geworden en wat die assistente gezegd had, geloofde zij niet onvoorwaardelijk. Zo'n keurig kind zou bevriend zijn met een slet? Neen, neen, dat mocht ze niet zeggen. Jezus veroordeelde ook niet. Maar lichtzinnig moest dat meisje toch zijn, al mocht zij dat niet zeggen van de dokter. Ja zeker, zij was zelfverzekerd, zij was er zeker van, dat 35 zij een eerzame vrouw was, een trouwe echtgenoote. Waarom sloot hij haar buiten zijn moeilijkheden? Waarom kwam hij niet bij haar in plaats van naar een vreemde te gaan? Samen zouden zij kunnen bidden om klaarheid en vrede. Als zij eens tot de aanval overging? Of zou dat een zonde zijn? De vrouw moet zich schikken.
Ondanks deze aarzeling en bijna ondanks zichzelf deed zij het lang niet onverdienstelijk.

-Luister eens, man, ik doe nooit iets wat je niet mag weten. Daarom vertel ik je, dat ik vandaag bij dokter Norman geweest ben, omdat ik me zorgen over je maak. Je bent zo veranderd.
-En wat heeft hij verteld?
-Hij wou geen inlichtingen geven.
-Als je mij van je plannen op de hoogte gesteld had, in plaats van achter mijn rug Norman op te zoeken, had je je de moeite gespaard.
Hij geeft nooit inlichtingen.
-Waarom vertel je mij dan niets?
-Later misschien.
-Later, later! Enfin, één troost heb ik meegekregen: dat je niet meer bij dat meisje komt.
-Zo, heeft Norman dat wel gezegd?
-Neen, z'n bibliotheek-assistente, die zegt haar heel goed te kennen. Dat andere meisje wil je niet meer ontvangen, omdat je gepreek haar verveelde, zei die assistente. Zou je anders nog wel naar haar toegaan?
-Dat ik haar verveelde, zit me dwars. Ik praatte tegen haar niet anders dan 36 tegen anderen, maar haar ergerde ik, zij was er zelfs door gekwetst.
Vandaar dat ik me ben gaan afvragen of ik mijn werk wel goed doe.
-Maar man, zo'n zondares, blijkbaar door en door verstikt, kan die jou in twijfel brengen? Een vrouw, die voor de slechtheid leeft?
-Zijn wij niet dikwijls wat vlug met ons oordeel? Zondares; vrouw die voor de slechtheid leeft. In Johannes doet Jezus tegenover de overspelige vrouw helemaal niet uit de hoogte. Geen grote woorden, niets. Ieder mens doet kwaad op zijn tijd. Mogen we daarom zeggen, dat iedereen van de slechtheid leeft?
-Maar zo'n meisje, dat met iedereen naar bed gaat.
-Dat doet ze niet.
-Man, man. Hoe heb ik het met je? Jij, die de zonde altijd zo streng veroordeelde. Is dat het resultaat van je gesprekken met die dokter? Blijf dan bij hem weg. Jij hebt ook boeken, jouw boeken, al heb je er geen mooie assistente voor nodig. En de boeken, die jij hebt zijn goed, want ze zijn door vrome mannen geschreven.
-Waarom praat je zo hatelijk over zijn bibliotheek en zijn mooie assistente?
-Jij vindt haar dus ook mooi.
-Ik heb haar nooit gezien.
-Des te beter. Houd je bij de bijbel en je boeken en bid om kracht.
Hij gaf geen antwoord, draaide zich om en liep langzaam de trap op naar 37 zijn studeerkamer, waar een preek lag te wachten om geboren te worden. Het zou wel weer op een tangverlossing uitlopen.
                        ------

Toen de dominee voor zijn volgende bezoek naar Norman ging, zorgde hij ervoor een kwartier te vroeg te komen om de tijd te hebben per vergissing de bibliotheek binnen te stappen, maar zijn voornemen mislukte omdat de deur op slot was. Ann kwam nooit 's morgens.
Het was zijn bedoeling om door de assistente iets nader te horen over de vrouw, die zijn hele leven in de war gegooid had. Een mengeling van zondebesef, verlangen, hoogmoed omdat zij zo mooi en jong was, angst voor de dood en twijfel, woelde in hem als hij aan haar dacht.
Soms verwenste en vervloekte hij haar.
De tegenslag ontmoedigde hem niet en ook niet de volgende. Wel bracht deze hem ertoe Norman te zeggen, dat hij de eerstvolgende weken alleen 's middags kon. Misschien kwam dat meisje 's morgens nooit.

Ofschoon hij heel vaag met de mogelijkheid rekening gehouden had, dat de assistente en Ann dezelfde persoon waren en er in de grond van zijn hart op hoopte, schrok hij toch, toen hij haar zag. Even bleef zij hem aankijken en zei toen:
-De wachtkamer is iets verder, bij de trap. 38 Vervolgens draaide zij zich om en zette een boek op zijn plaats.
-Nu ik U toch toevallig zie, wil ik U bedanken voor de geruststellende woorden, die U tegen mijn vrouw hebt gezegd.
-Tot Uw dienst. Zij bleef met de boeken bezig.
-Bent U hier in betrekking?
-Neen, kwestie van vriendschap.
-Ik ken de wereld blijkbaar niet. Toen ik U voor het eerst bezocht, moest U zich kleden en voor tijdverdrijf gaf U mij een album met foto's van U, waaronder een, waarop U zeer spaarzaam gekleed was, mijns inziens een onzedelijke foto. En toch bent U bevriend met dokter Norman.
-Ja, zo gaat het nu eenmaal in de wereld. Eerst was ik foto model, maar dat beviel mij niet. Daarna ben ik zelf gaan fotograferen en filmen. En tussen de bedrijven door ben ik ook nog met de dokter bevriend geraakt. In alle eer en deugd, hoor. En ik heb geen ander vriend. Wat zegt U van me? Kunt U er niets in vinden om Uw gemoedsrust te herstellen? U hebt mij overstelpt met stichtelijke vertogen. Misschien hebben ze toch geholpen.
-U zei tegen mijn vrouw, dat U niets meer van mij wilde weten.
-Dat wil ik ook niet.
-Ofschoon U mijn hele leven in de war gegooid hebt.
-Bent U ongelovig geworden?
-Een twijfelaar. 39
-Dat is het begin. Maar denk erom, U moet nu naar boven. Ik neem aan, dat U een afspraak hebt met de dokter. En vergis U in het vervolg niet meer in de deur.
-Ik zou graag nog eens met U spreken.
-Laten wij dat vooral niet doen. Praat met de dokter en vertel hem van Uw toevallige vergissing. Vergeet dat vooral niet.

Bij zijn binnentreden zag Norman, dat er iets bijzonders gepasseerd was. Bloeme biechtte eerlijk op, ook dat hij in stilte gehoopt had, dat de assistente en het meisje dezelfde zou zijn. Het lichte meisje zoals hij haar destijds genoemd had, terwijl hij nu niet wist of zij niet hoger stond dan de eerbare huisvrouw. Was er eigenlijk wel te spreken van hoger en lager? Hij had zich destijds dood geschaamd voor zijn ontzinde extase, maar was die werkelijk onwaardig en alleen het ingetoomde orgasme verantwoord, waarbij enkel de voortplanting beoogd werd?
-Voor mijn kennismaking met haar had ik het gemakkelijk. Alles was in de bijbel geregeld. Dienovereenkomstig moet zij verdoemd worden. En daaraan ontwikelde zich het conflict. Natuurlijk kan haar ondanks alles de goddelijke genade ten deel vallen, maar de kans dat dit gebeurt is erg klein. En dit accepteerde ik niet meer. Hoe is het te rijmen met de goddelijke liefde, dat een zo mooi en lief mensenkind geschapen wordt met de vooropgezette bedoeling het te verdoemen? Want ze is lief. Achteraf herinner je je van alles. Toen ik zo ontzettend gilde, heeft 40 ze mijn hoofd gestreeld en zei:
-Kalm maar, jongen, 't is wel goed. Voor die woorden heeft ze de eeuwige zaligheid verdiend. En misschien is, wat ik nu zeg, godslastering.
-Hebt U er spijt van?
-Ja en neen. En dit is het beangstigende. Ik heb een zonde begaan, alleen al door naar haar te gaan verlangen. En ik weet, dat ik die zonde van tijd tot tijd nog bega. Maar als ik die zonde bega door naar haar te verlangen, is elk zondebesef afwezig.
-U hebt mij Uw leven verteld en ik heb begrepen, dat U van jongsaf in een zeer beperkte kring geleefd hebt. De wereld is heel veel veranderd, zelfs vergeleken met Uw jeugd. Zoudt U Uw blik niet eens willen verruimen?
-Hoe? Waar?
-Ik ken vrijwel niemand buiten mijn kring, die vlgs. U te beperkt is.
-Mag ik U een vreemd voorstel doen?
De dominee keek hem vragend aan.
-Volgende week krijg ik een stel mensen op bezoek van allerlei richting, allemaal mensen, die naar mijn lezingen komen luisteren. Als U ook eens kwam. Ik houd dan geen lezing, hoor. 't Is zo maar een bijeenkomst, waar wel veel gediscussieerd wordt en muziek gemaakt enz. Voelt U er iets voor?
-Komt zij ook?
-Gewoonlijk wel. 40a
-En als zij hoort, dat ik aanwezig zal zijn? Zij wil niets van mij weten.
-Ik zal 't haar vragen. Zij wil U niet alleen ontvangen, dat weet ik. Maar in gezelschap en hier in huis, acht ik 't wel mogelijk. U hebt dan een beetje houvast.
                        ------

Ann was niet verrukt van het plan.
-Wat moet die man erbij? En ben ik misschien de chaperonne?
-Zover behoeft het niet te gaan. maar als jij er bent, is hij niet helemaal vreemd.
-Jij bent er toch ook?
-Ik ben de gastheer en dus is mijn aanwezigheid niet voldoende.
-Ik wou dat je met je dominee op het dak ging zitten.
-Door wie heb ik hem leren kennen?
-Maar ik heb je niet gevraagd hem in behandeling te nemen. En schei nu maar uit. Wat mij betreft, mag hij komen, maar ik beloof niets.
                        ------

De dominee voelde zich aanvankelijk als een kat in een vreemd pakhuis, maar Ann nam hem al spoedig onder haar hoede, waardoor hij stralend gelukkig was als een verliefde jongeling en van tijd tot tijd rampzalig tevens, als hij dacht aan zijn vrouw en zijn gemeente. Wat was hij voor een voorganger, in een wereld, die geheel opgaat in zinnelust en alles verzaakt wat heilig is? Maar als hij in de ogen van Ann keek en naar haar luisterde, was er geen voorganger, alleen maar een leerling.
Zij trok hem naast zich op een bank.
-Nu moet U goed luisteren. Er wordt een plaat gedraaid van Billie Holliday. Denk nu niet aan Bach of Mozart, maar luister naar de melancholie in de stem van die vrouw. En daarna komt Mahalia Jackson. Ook een negerin. Zij zingt alleen kerkelijke liederen. Trek vooral geen vergelijking met het psalmgegalm in de kerken. De negers dansen zelfs op spirituals.
Hij spande zich in, maar het duizelde hem. Had dit nog iets met muziek te maken? Vooral de eerste plaat? Die vreemde rauwe stem? De anderen vonden 42 het blijkbaar echt mooi. En die spirituals? Wat had dat te maken met hemelse bazuingeschal? Het was er zelf geen aardse weerklank van zoals het kerkorgel. Hij zij het aan Ann.
-Spaar me Uw hemelse bazuinen. Ik introduceer U op aarde, waar ik thuis hoor. Alleen dit leven hier is reëel, dit leven ondanks alle conflicten en tegenstellingen. Het leven, dat U zo belangrijk vindt, is een absurde wensdroom.
-Is dit reële leven niet veel meer absurd?
-Misschien, maar het is geen wensdroom en veel rijker dan het monotone gejubel in Uw hiernamaals. Ik zou me doodschamen, als ik een god was.
Niet alleen van Ann, maar ook van anderen hoorde hij de zonderlingste theorieën over politiek en kunst, atheïsme en geloof. En het viel hem op, dat iedereen zijn inzicht met de grootste nadrukkelijkheid verdedigde. Zoals hijzelf. Plotseling schoot hem een uitspaak van Norman te binnen: "de waarheid is altijd onderweg".
Ann stond bij een groep jongelui, die heftig discussieerden en haar volkomen kameraadschappelijk maar tegelijkertijd vol respect behandelden. 'En zij is toch een meisje van lichte zeden', Hij grimlachte. 'Idioot' Er werd veel gedronken; ook door hem.
Norman kwam bij hem zitten.
-En?
-Onbegrijpelijk. Volkomen onbegrijpelijk.
-En wat verder?
-Belangwekkend. Maar ziet U - hij lachte een beetje onbenullig; het 43 alcoholpercentage in zijn bloed was aanmerkelijk hoog - de dominee is het niet met mij eens. Dit alles is vlgs. hem uit den boze. Drank en vrouwen van lichte zeden, communisten en rooms-katholieken, anarchisten en atheïsten, allemaal des duivels. Maar het is interessant, hoogst interessant. Al die lui hebben het druk met te leven, hoe dan ook, verdriet of geen verdriet.
-Zou een beetje saai zijn, denk ik. Ofschoon ... vroom? We moeten toch eigenlijk vroom leven?
-Waarom bent U dan hier?
-Ja, waarom?
-Om dat meisje.
-Maar dat is niet goed van me, beslist niet. Ja ziet U, dat zeg ik nu wel, maar ik vind haar veel te goed voor de duivel. En als ze dan niet des duivels is en ook niet van de andere partij, wat is ze dan?
Hoofdschuddend bleef hij voor zich uit zitten kijken. Norman moest hem alleen laten, aangezien zijn gasten langzamerhand begonnen te vertrekken. Tenslotte zat enkel de dominee nog in de kamer, voor zich uit starend, terwijl hij zo nu en dan iets prevelde.
-Ik zal hem naar huis brengen, zei Norman tot Ann.
-Jij moet morgenochtend om tien uur weer beginnen en het is al over drieën. Ik neem wel een taxi en lever hem aan zij huis af.
-Neem mijn wagen maar.
-Nog liever.

Bij zijn woning aangekomen, bleek hij niet in staat te zijn om op eigen benen de voordeur te bereiken en dus assisteerde Ann hem erheen en geleidde hem vervolgens naar de huiskamer, waar hij in een fauteuil neerplofte. Tevergeefs had zij hem aangemaand zich rustig te houden wegens het late uur.
Toen hij zat, wenste zij hem goedenacht en verliet de kamer, maar botste in de deuropening bijna tegen de vrouw des huizes, bij wier aanblik de dominee in een luid gelach uitbarstte. Met bevende wijsvinger wees hij naar haar hoofd, overdekt met papillotten, en wist niet anders uit te brengen dan:
-Net een vogelverschrikker, net een vogelverschrikker.
-Is dat Uw werk? vroeg mevrouw Bloenme aan Ann.
-Neen! Na dit antwoord verliet zij de kamer en het huis.
-Is ze weg?
De dominee keek zijn vrouw woedend aan en herhaalde zijn vraag.
-Ja, ze is weg. Wat heb jij midden in de nacht met een vreemde vrouw langs de straat te slieren?
-Ze bracht me thuis. Heel gewoon. Ze bracht me thuis.
-Waar waren jullie dan? 45
-Op een ... hoe noemen ze dat ... o ja, op een party. Er hebben twee negerinnen gezongen. Merkwaardig.
-Je bent dronken.
-Dronken? Zo. Ja, dat kan wel. Het was heel interessant. Maar doe die dingen uit je haar. Je ziet er uit als een idioot.
-Jij bent idioot. Zolang we getrouwd zijn , zet ik papillotten. Wil je nu ineens dat ik meedoe met de mode? Ik ben een domineesvrouw.
-Doe die dingen uit je haar. Je lijkt wel een vogelverschrikker.
Toen begon zij te huilen.
-Huil niet. Ik huil ook niet en je hebt dat meisje weggejaagd. Een prachtmeisje. Dat weet ik beter dan Norman.
Hij grinnikte schunnig.
-Man, man, wat is er toch met je aan de hand? O hemel, daar heb je een van de kinderen. Nee Lisa, het is niks. Vader is laat en een een beetje overstuur. Ga maar weer gauw slapen.
Lisa nam haar vader nauwkeurig op met de vijandig critische blik van een zestienjarige.
-Sorry mams, hij is dronken. Wie ging er zo laat nog de deur uit?
-Niemand, kind.
-Lieg toch niet, schreeuwde de dominee.
-Het was de assistente van dokter Norman, Lisa, een heel mooi meisje, een prachtig meisje. Een figuur als een Griekse godin. 46
-Man, je spreekt tegen je dochter, een kind.
-Griekse godinnen zijn altijd naakt, vader. Hebt U haar wel eens naakt gezien?
-Ja zeker, zeker, spiernaakt. Ze is geweldig.
-Lisa ga naar boven! Mevrouw Bloeme duwde haar dochter de kamer uit. -Jakkes, wat flauw; 't werd net leuk. Geloof 'm maar niet mama. Als ze zo mooi is, gaat ze toch niet met zo'n ouwe sok naar bed.
Met wijd open gesperde ogen keek de moeder haar dochter aan.
-Wat zeg je? Je vader een ouwe sok? En ben jij zo goed op de hoogte van dingen, waarvan je de leeftijd nog niet hebt?
Het meisje haalde de schouders op.
-Welterusten!
Moedeloos bleef mevrouw Bloeme in de gang tegen de deurpost geleund staan. Zij huilde niet. Toen keerde zij zich langzaam om. Proberen hem naar bed te krijgen. Maar hij lag luid snurkend achterover in de armstoel en het lukte haar niet hem te wekken; hij werd alleen maar woedend.
Tenslotte gaf zij het op.
Op de slaapkamer bad zij, dat hij tijdig zou mogen ontwaken vóór de kinderen opstonden.
Haar gebed werd verhoord.
                        ------

Van Norman hoorde Ann, dat de dominee een paar maanden verlof gevraagd had en in de provincie in eenzaamheid en stilte wilde trachten zijn innerlijke evenwicht te het vinden. En hij herinnerde haar er tevens aan, dat Max 47 binnen een week vrijkwam.
-Ik ben blij voor hem, was het enige antwoord.
-Zullen we er niet een klein feestje van maken?
-Je weet, dat ik hem heb afgescheven.
Toen begon hij te spreken over het recht van Max om zich te verdedigen. Zij keek hem een beetje spottend aan.
-Beste Ronald, ik heb hem afgeschreven, omdat hij mij bezwendeld heeft. Praat dus niet sentimenteel over zijn recht. En vergeet niet, dat het niet zo innig was tussen hem en mij.
-Hij wil nu met je trouwen.
-Ik weet het. Hij heeft zijn bod verhoogd. Maak er niet zo'n ophef van. Luister goed, Ronald, ik neem hem niet terug, maar om jou een pleizier te doen, zal ik hem in de bibliotheek ontmoeten en naar hem luisteren, onder voorwaarde, dat jij er bij bent en dat je niet voor advocaat gaat spelen. Zodra je je mond open doet, ga ik weg.
                        ------

Een jongen uit een gefortuneerd gezin; vader uiterst conservatief, voor wie het woord "communisme" erger was dan een obsceniteit. Communisme en slavernij waren identiek. Rusland was een geweldig slavenkamp.48
Toen hij op de H.B.S. door klasgenoten kennis kreeg van de theorieën van het nationaal socialisme, had dit hem onmiddellijk gegrepen tot schrik van zijn vader, die trouw bleef aan de leuze: "God, Koning en Vaderland." Dit laatste bestond uit de "betere standen". De nationaal-socialisten waren in zijn ogen rapalje, hun leider een vulgaire plebejer. En dat gepraat over ras en raszuiverheid was benauwend stompzinnig. Het enige sympathieke aan de beweging was, dat zij zich radicaal tegen het communisme keerde.
De zoon echter voelde zich moderner en democratischer dan zijn vader en vond het bovendien prachtig tot het superieure ras der Ariërs te behoren, dat voorbestemd was om de wereld te regeren en te redden van het communistisch gevaar.
Zo werd hij lid van de Jeugstorm en nam later, toen het front in Rusland ging wankelen, dienst bij de Waffen-S.S. Gloeiend van enthousiasme was hij uitgetrokken.
Geleidelijk groeide de twijfel. Hij kon de inferioriteit der Russen niet ontdekken en de Duitse gruweldaden niet begrijpen.
Oorlogsnoodzaak? Altijd weer dit ene argument. Maar moesten daarom vrouwen verkracht worden en vermoord? Kinderen doodgeschoten, geslagen, voor tanks gegooid? Was dit nodig om de oorlog te winnen? Kwam het misschien doordat 49 de soldaten zo eindeloos ver van huis vertoefden, verloren in de onmetelijkheid van Rusland en daardoor losgeslagen? Maar de officieren gaven het voorbeeld. Hij had een kolonel zuigelingen zien gebruiken als schietschijf.

De terugtocht was een ontzetting geweest. Achter het leger trok de angst mede. Angst voor de wraakzucht der Russen, oprukkend langs de onoverzienbare verwoestingen en ontelbare vermoorden.
Vandaar die honderdvijfenvijftig kilometer snelheid over een kapotgereden weg bij de Russisch-Poolse grens.
Als hij dat bos bereikte, was hij voorlopig veilig.
De man naast hem hing half uit de wagen, dood. In de voorspiegel zag hij dat de Feldwebel achter de dode niets meer had, dat op en hoofd geleek, enkel een bloederige kwast.
Toen hij de wagen het bos binnenstoof, wist hij, dat hij gered was. Hij reed tot de benzine op was en liet zijn uitrusting achter en ging te voet verder. Zouden zij hem inhalen?
Anderen waren hem voor gegeaan. De weg was bezaaid met Duits materieel. Half verhongerend, uitgeput trok hij verder. Blijkbaar werden de Russen opgehouden door een zinloze tegenaanval van een of andere halfgekke hoofdofficier en misschien redde die idiotie hem het leven. 50
Op deze eenzame tocht, verzwakt en soms het bezwijmen nabij, had hem de grote schok getroffen, waaruit zijn haat geboren werd.
Aan de kant van de weg lag een Russisch meisje, een heel gewoon meisje, dood en half naakt. Hij had er meer zo gezien, maar nooit zoals deze met haar vreemde glimlach, die hem deed denken aan l'Inconnue de la Seinne, haar glimlach tegen de dood als verlosser.
Hij begreep precies wat er gebeurd was.
Twee, drie, tien mannen; mischien nog meer. En toen het schot.
Uren had hij bij haar gezeten en hij wist, dat hij tegen haar gepraat had, maar herinnerde zich niet meer wat hij had gezegd.
Eenzelfde glimlach was op Ann's gezicht geweest na de geschiedeins met die dominee. Vandaar zijn woedende vuistslag.
Een paar Duitse deserteurs vonden hem en namen hem mee. Zij hadden nog eten. De rest was onbelangrijk. Het was hem gelukt om bij de Amerikanen te komen. Hij had zijn straf in Nederland zonder morren geaccepteerd. Een bedrogene, die betaalt, omdat hij zich heeft laten bedriegen en die zich dat niet vergeeft.
--------

Ann had aandachtig geluisterd, wat Max hoop gegeven had. Hij en Norman wachtten op wat zij zeggen zou. Eindelijk nam zij het woord. 51
-Een bedrogene, die op zijn beurt bedriegt, te laf om de waarheid te spreken. Een man, die niet gelooft, dat een fotomodel recht heeft op openhartigheid en vertrouwen; voor wie een fotomodel sowieso - laten we Duits spreken - alleen maar betekenis heeft als bedgenoot, alleen maar een buik en borsten heeft en in dit geval zo mooi.
Ik heb je verteld van mijn vader en dat mijn gewezen voogd een Jood is, en dat jouw Duitse vrienden ook zijn kinderen, twee zoons en een dochter, hebben laten verdwijnen door de schoorsteen van Auschwitz. En jij hebt gewaagd mij aan te raken.
Adieu Max, en wees gewaarschuwd, laat me met rust.

Toen zij de bibliotheek verliet, wilde hij haar nalopen, maar Norman hield hem tegen.
-Doe maar geen moeite, het heeft geen zin.
-Heb jij misschien een verhouding met haar? Zij tutoyeert je en noemt je zelfs bij je voornaam, wat zowat niemand doet.
-Er is niemand anders. Zij weigert om zichzelf, dat was toch duidelijk genoeg.
-Als er niemand anders is, kan ik het altijd nog proberen.
-Zelfoverschatting, Max en egoïsme. Je hebt haar mateloos beledigd. 52
-Omdat ik met haar geslapen heb.

-Ja!
-Ach wat, flauwe kul. Ze is toch ...
-Niet grof worden, wil je?
-Ach stik!
Woedend verliet hij het vertrek.
                        ------

De dominee schreef haar regelmatig, ofschoon zij geen enkele brief beantwoordde en ook niet de indruk had, dat hij dit verwachtte.
In zijn eerste brief reeds had hij alle reserve laten varen en haar gezegd, dat hij haar bewonderde en verfoeide, haar vereerde en veroordeelde, overtuigd was, dat zij verdoemd was en het tevens volstrekt onaanvaardbaar achtte. Door haar lag hij met heel zijn geloofsovertuiging overhoop.
"En dus is mijn overtuiging mijn overtuiging niet meer." Maar hij had er nadrukkelijk aan toegevoegd, dat haar geen schuld trof.
Dezelfde openhartigheid kenmerkte ook zijn andere brieven. Hij schreef over zijn jeugd, zijn studententijd en zijn huwelijk. En telkens weer over zijn voortdurende twijfel.
Toen ontving zij geheel onverwacht een kort briefje, waarin hij haar vroeg hem te schrijven, welke indruk zij nu van hem had. En wat zij hem raadde. 53
Ann vond het een vreemde vraag. Hoe kon zij hem raad geven? Ronald had nu wel gezegd, dat zij zijn gevoelsleven moest trachten te activeren, maar hoe kan je dat doen per brief, als je niets om iemand geeft. Bovendien was zij overtuigd reeds nu te weten, waar de activering bij hem op uit zou lopen. En daarvoor bedankte zij.
Als antwoord schreef zij hem:
"Ik ben geen type om brieven te schrijven, maar ik lees de uwe met belangstelling. T.z.t. kunnen wij er desgewenst over praten in de bibliotheek van de dokter."
In de tussentijd zou zij de hele correspondentie aan Ronald geven en zijn raad vragen. Misschien wilde hij het karwei wel overnemen.
                        ------

Een week later belde hij haar op om haar te verwittigen, dat hij in de stad was, maar zonder dat iemand het wist. Hij vroeg haar te spreken in haar woning. Weliswaar had zij Norman's bibliotheek voorgesteld, maar in dat huis hing de sfeer van consulten, van zenuwoverspannen mensen. Als hij daar met haar praatte, zou Norman voortdurend op de achtergrond aanwezig zijn. Zij moest hem geloven, dat het geen voorwendsel was. Hij wilde een gesprek met een vrouw in volle vrjheid en de enige vrouw met wie hij zijn moeilijkheden kon bespreken was zij.
-Ik heb niemand anders. Er is geen enkele vrouw, aan wie ik mijzelf kan toevertrouwen.
Zij gaf niet direct antwoord, natuurlijk was het ook een voorwendsel, al zag hij dat misschien niet in.
-Weet U wel wat U voorstelt? Terugkeer in het huis van de grote zonde. 54
-Ik weet niet meer of het een grote zonde was, zelfs niet of het iets met zonde te maken heeft.
-Dat maakt de zaakt voor mij niet eenvoudiger.
-Soms ben ik radeloos. Mijn laatse hoop is op ons gesprek gevestigd. U alleen kunt mij helpen om mij aan mijzelf terug te vinden, omdat U mij aan mijzelf ontnomen hebt. Daarom klamp ik mij aan U vast. Ik geloof zeker, dat U het kunt en wilt.
-Ik zie er tegenop. Maar enfin, komt dan maar over een half uur.

Zij kleedde zich uiterst stemmig en belde vervolgens Norman op.
-Vertrouwelijke mededeling. De dominee is in de stad. Hij komt zo meteen bij me praten ... Ja, natuurlijk kan dat tot situaties leiden. Maar erg grote kans is daar niet op, want ik geef niets om hem ...
Allicht bestaat die kans, maar wat deert dat jou? En wie anders kan het deren? Er is immers niemand, die van mij houdt ...
O ja, jij, maar je hebt zo je principes, Ronald. Een leeftijdsverschil van dertig jaar sluit erotiek uit, nietwaar? Ik weet het. Vaderbindingen enzovoort. Ik ben niet zo orthodox Freudiaans ...
Jij ook niet? Machtig! Er wordt gebeld. Denk eraan: mond dicht. Tot morgen.

Hij was erg nerveus.
Traag kwam het gesprek op gang. 55
-Ja, weet U, het is moeilijk voor mij. Ik kwam bij U als de dominee, maar die weet heel goed dat hij hier niet in de eerste plaats aanwezig is.
-Er is hier helemaal geen dominee. Die is overleden sinds ik U verleidde, zoals U het noemt.
-Zou het niet kunnen zijn, dat de dominee zoekt naar een wedergeboorte, een nieuwe overtuiging omtrent de verhouding tussen de aardse mens en de hemelse?
-Geen hemel alstublieft. Laten we zeggen, zoals Norman, natuur en geest.
-Wat U wilt! Maar zou ik niet als vrijzinnig predikant uit dit conflict te voorschijn kunnen komen? In mijn brieven hebt U gelezen, dat ik het aardse - ik bedoel het natuurlijke - nu anders zie en wel als ook bedoeld voor ons geluk of ongeluk. En dat wij het zo ook moeten beleven.
-Over de soorten predikanten heb ik geen oordeel, maar als U het woord "vrijzinnig" gebruikt, zal dat wel betekenen, dat zo'n dominee minder stroef is. Daar zal Uw gemeente wel niet mee accoord gaan.
-Ik kan mij voor een ander beroep aanstellen.
-Zou Uw vrouw meedoen?
-Dat denk ik wel.
-En wat dat beleven betreft? Wij snappen allebei wat U daarbij op het oog hebt.
-Juist. En wat denkt U?
-Grote god man, hoe moet ik dat weten?
-Ja, ja, dat is waar. Maar U hebt haar gezien.
-Dat is niet voldoende, geloof me. 't Enige wat ik kan zeggen is, dat ze geen frivole indruk maakt. 56
-Moet een vrouw frivool zijn?
-Neem niet alles zo letterlijk.
-Ik begrijp U; ik begrijp U. Ze is nu eenmaal zo opgevoed.
-En heeft zo moeten zijn in haar huwelijk.
-Zou ze nog kunnen veranderen?
-Hoe kan ik dat nu weten? Maar wat moet er gebeuren als U vrijzinnig wordt en het natuurlijke wilt gaan beleven (Ann had moeite niet te gillen van het lachen) en zij kan U niet volgen? Gaat U dan over tot echtscheiding of begint U een liaison? U bent, vermoed ik, ongeveer vijftig en het lijkt mij bij Uw verleden niet eenvoudig om nu nog tot allerlei radicale veranderingen over te gaan.

Hij verzonk in gepeins en zijn zwijgen duurde lang. Ann wachtte verveeld.
Hij verknoeide haar avond, want ze had Pierre een lange brief willen schrijven. Hij wist niet hoe lang hij nog in Italië zou blijven, vond het er heerlijk omdat zijn werk er zo goed vlotte en hij met belangrijke cineasten omging, maar toch verlangde hij soms zo hevig naar haar, dat hij er over dacht om naar Nederland terug te gaan. Natuurlijk zou het ook een oplossing zijn, als zij naar hem toekwam, maar hij begreep, dat zij niet gemakkelijk al haar vrienden en kennissen zou opgeven voor hem.
Inderdaad was het niet eenvoudig. Wel zou ze van de dominee af zijn, maar ook van Norman en dit woog zwaar. Als ze met Pierre zou kunnen trouwen en een gezin vormen, dan misschien ...
-Kan een mens, doorbrak de dominee haar gedachtengang, - kan een mens 57 zijn leven door vroomheid verknoeien?
-Weet ik niet. Ik heb nog nooit een vroom mens ontmoet. U bent 't ook nooit geweest. 't Was alles zelfbedrog.
-Goed, laat ik 't dan zo stellen: kan een mens z'n leven verknoeien en kan het door een ander verknoeid worden?
-Wat een vragen allemaal. Moet ik soms Uw leven verknoeid hebben? Ik vind 't best hoor.
-Neen. Ik schreef U al, dat U niet de schuld draagt van mijn conflicten. 't Gaat mij om de vraag of niet elk leven zo is als 't alleen maar zijn kan.
-Ja! Iedereen doet wat hij niet laten kan en laat wat hij niet doen kan.
-Door U ben ik tot het inzicht gekomen, dat ik dingen kan doen, waarover ik niet het minste vermoeden had.
-U had Uzelf van alles wijs gemaakt over Uzelf. U was net zo opgeblazen als die god van U. Daarom kan ik jullie niet uitstaan. Niet omdat U me uitmaakte voor hoer en zelfs geld aanbood, maar om de verwaandheid.
Dominee stond mijlen hoog en z'n god nog hoger. Ach, ach wat een fraai stel. Maar in laatste instantie ging het niet daarom, maar omdat U mij Theo hebt afgenomen en verkwanseld aan een rijke kwezel. U en Uw verdomde god hebben twee mensen verhinderd om gelukkig te worden. Met welk recht?
(Regel wit.)
'Zij lastert en ik verzet mij niet. Hoe zal ik dat ooit moeten verantwoorden?'
'Wat is zij mooi in haar toorn.'

-U haat mij nog?
-Soms, maar ik heb ook medelijden met U. Mannen zijn vaak zulke stuntels en meestal zijn ze overtuigd van het tegendeel.
-Wat niet wegneemt, dat U altijd met een of andere man leeft. Ook na Theo van wie U vlgs. Uw zeggen zoveel hield, was er al heel gauw een ander.
-Er was geen ander. Alleen een verhouding. Waar moest ik heen, toen U mij Theo afgenomen had? Max kende ik al zo lang en hij was erg verliefd op me. U hebt mij naar hem toegejaagd, U de prediker van goddelijke liefde en wat al niet meer, maar zonder enig respect voor de menselijke.
Weer viel een lang zwijgen. Ann had moeite om de verbittering tegen de dominee niet tot een uitbarsting te doen komen. Ze voelde er het meeste voor hem de deur te wijzen.
Toen zei hij een woord, dat haar stemming verzachtte.
-Ik deed U veel verdriet. U bent heel anders dan ik dacht; zo heel anders, dat ik verwonderd ben, dat een mens zich zo kan vergissen. Vergeef mij.
Hij zou het liefst voor haar zijn neergeknield om de verdrietige glimlach waarmede zij hem toeknikte, maar hij durfde niet.
-Laten we een glas wijn drinken. 59
-Graag. Alstublieft.
Toen zij de kamer verlaten had, keek zij rond en dacht aan zijn eerste bezoek. Sindsdien was een wereld ondergegaan, een wereld waarin het onmogelijk was, dat hij in het huis van een mondaine vrouw wachtte op wijn, die hij met haar zou drinken. Sodom en Gomorra! zou hij gekreten hebben.
Holle woorden, humbug.
Ann kwam binnen.
-Laten wij nu eens over wat anders praten. U gaat vanavond natuurlijk niet naar Uw huis en U hebt nog geen hotel besproken.
-Daar heb ik helemaal niet aan gedacht.
-Allicht niet. Verder dan deze kamer gingen Uw gedachten niet.
-Stoor ik misschien? Verwacht U Uw vriend?
-Ik heb geen vrind. Met Max heb ik 't uit gemaakt. Hij heeft me bedrogen. Niet met een andere vrouw, maar dat doet er niet toe. Prosit! Weet U, als je echt van iemand houdt, kan er nooit een ander tussen komen. En als je je misschien toch vergist, komt die ander er nog niet tussen. Norman zegt, dat echte liefde volstrekt exclusief is. Met Theo was dat zo. Er was alleen hij. Met Max niet. Daarom kon ik met U naar bed gaan.
-God is liefde, heb ik altijd verkondigd. Als ik U hoor, ben ik bang niet te weten wat liefde is en dat is erg, want dan weet ik ook niet wat god is.
-Als Uw god liefde is, is hij een zij. 60
Hij glimlachte.
-Het zal wel zo zijn, maar ik begrijp het niet.
-Is ook niet nodig. Laat de hemel weg en Uw verleden en laten we over nu praten. U bent in een soort Faust-situatie vóór hij zich aan Mephisto verkoopt. Maar ik ben geen Gretchen, denk daarom. Er moet dus een Gretchen gevonden worden.
-Ik ben getrouwd, vergeet dat niet. Faust is vrijgezel.
-Alles goed en wel, maar U zoekt net als hij een hevige erotiek en U wilt de verloren jaren inhalen, maar dat kan nooit. Hoogstens zou U, zoals Faust een nieuw leven kunnen beginnen en dat wil dan zeggen het leven van de andere kant aanpakken. Maar zoiets kan niet met een vrouw, die nooit iets anders mocht zijn dan echtgenote en moeder. Als U dus opnieuw wilt beginnen, zit U aan een liaison vast. Voor de goede orde, herhaal ik, dat U die beslist niet met mij kunt aangaan, want ik houd niet van U en U hebt een hevige liefde nodig.
-Heb ik beslist een vrouw nodig?
-Ja! Misschien wel meer dan een, maar drink niet zo schielijk.

Zij dronk de wijn omzichtig alsof zij voortdurend proefde. Hij probeerde haar te imiteren, zoals hij ook in ander opzichten trachtte haar voorbeeld te volgen, als een kind, dat in houding en gebaren de volwassenen nadoet.
Maar zo de wijn te drinken als zij deed, was hem niet goed mogelijk. 61
Hij was niet gewend te drinken. De wijn smaakte verrukkelijk; hij voelde een heerlijke stemming en zichzelf los van de dagelijkse beslommeringen, een man van de wereld, die met een mooie vrouw levensvraagstukken bespreekt, een ruimdenkende vrouw, want hij had haar grote liefde ontnomen en desondanks praatte zij kameraadschappelijk met hem. Over alles, ook over erotiek. Geweldig zoals die vrouw dat alles zag.

-'t Is al over twaalven en dus moet ik vlgs. goed burgelijk gebruik koffie gaan zetten ten afscheid. Of hebt U liever whisky-soda?
-Lijkt me verrukkelijk.
Hij had nog nooit whisky-soda geproefd, maar als zij het voorstelde, moest het wel het enige waardige sluitstuk van de avond zijn.

Toen hij opstond, werd hij door een duizeling bevangen.
-Taxi? vroeg Ann. Maar apropos, U hebt nog altijd geen hotel. Zal ik opbellen om te zien waar nog een kamer vrij is? 62
-Graag, maar - een beetje vervelend onderwerp - niet te duur. Ik behoor niet tot de hoog gesalarieerden. En niet in het centrum. Een mens wordt daar licht gezien en hoe zou ik mijn aanwezigheid hier in de stad midden in de nacht moeten verklaren? Overdag is dan niet overkomelijk. Ik kan dan naar mijn huis gaan; een voorwendsel is altijd wel te bedenken. En dan weer weggaan. Ben ik erg lastig?
-U bent lastiger geweest.
Zij overlegde even. Wijn en whisky en licht in 't hoofd. Hij zou wel meteen in slaap vallen.
-Ga nog maar even zitten. Ik zal in de zijkamer een bed voor U opmaken op de divan.
Weg was zij.
Merkwaardig resolute vrouw. Zeldzaam gastvrij. Hartelijk, verduveld hartelijk. Fijne avond.

Zijn hoofd gonsde, maar hij kon de slaap niet vatten, op de rand van het bed zittend, bekeek de pyama waarin hij zich gehuld had. Zeker van die vroegere vriend van haar. Duur ding. Wat bofte zo'n vent toch en wist het niet te waarderen. Stommeling. Hoe zou zij er uitzien in haar slaap? Beeldmooi natuurlijk.
Een toren sloeg drie uur. Verder geen geluid.
Voorzichtig schuifelde hij de gang op. Hier was haar slaapkamer. De deur piepte niet.
'Vader in de hemel, wat is ze mooi en rein'
Door het gordijn zeefde een zwak licht.
Langzaam liet hij zich op zijn knieën zakken naast haar bed. Zijn knieën kraakten. Onbewust vouwde hij zijn handen. Ann opende de ogen.
-Dit was niet de afspraak.
-Vergeef me, ik kon niet anders, ik moest U zien.
Ze knipte de schemerlamp aan.
'Een geslagen hond'
-Ik aanbidde U. Ik sterf van verlangen. Alleen naar U. Help me, help me, stuur me niet weg.
Haar eerste opwelling was te zeggen - sterf dan, maar zij bedwong zich, zuchtte en sloeg de deken opzij.
Een doffe kreun; toen was hij bij haar en evenals de eerste maal kwam het einde bijna onmiddellijk, maar anders; hij gilde nu niet, maar gromde als een boosaardig dier, beet in het kussen, hamerde met zijn vuisten op zijn hoofd.
Ann observeerde hem, zoals de bioloog de reacties van een proefdier bestudeert. De hevige schokken namen geleidelijk af, zo nu en dan vergezeld van een zwakke zucht. Tenslotte lag hij stil te huilen.
Zij sloeg haar arm om hem heen, trok hem tegen zich aan, schoof haar pyama opzij en vleide zijn gezicht tegen haar borst.
Nog één rilling. Zijn mond zocht de tepel. Toen hij die gevonden had, viel hij onmiddelijk in slaap. 64
Zij wachtte nog enige tijd, stond voorzichtig op en ging naar de kamer waar hij de nacht had moeten doorbrengen.

Laat in de ochtend werd hij wakker. Op het tafeltje naast zijn bed lag een briefje: "De douchecel is vrij". Desondanks voelde hij zich schuw, toen hij er binnentrad.

Hoe zou zij hem ontvangen? Het briefje was geruststellend en ditmaal had zij niet uit wraak gehandeld, maar waarom had zij het goedgevonden? Waarom was zij zo lief geweest op het laatst? Zij hield niet van hem. Medelijden? Verlegen trad hij de zitkamer binnen.
-Goedenmorgen! Ga zitten. Hier is thee. En wat wilt U eten? Beschuit, brood, yoghurt, fruit?
-Een paar beschuiten alstublieft.
Wat moest hij verder zeggen?
-Neem nog wat marmelade, ze is heerlijk, rozenbottels.
Eindelijk vond hij een aanloop.
-Ik ben U zo dankbaar, onuitsprekelijk dankbaar, maar waarom hebt U mij niet weggejaagd?
-Er zijn grenzen.
-Ik ben weer erg tekeer gegaan. Ik schaam me. Heb ik U pijn gedaan?
-Helemaal niet. Ik kwam er niet aan te pas.
Verwonderd keek hij naar haar, maar aarzelde om verder te spreken. Tenslotte meende hij de juiste formule gevonden te hebben, maar toen hij begon te spreken, werd hij weer onzeker.
-Kan een vrouw dan ... heeft een vrouw ..
-Laten wij daar niet meer over praten, wilt U. Ik heb gezegd, dat er grenzen zijn.
-Heb ik U beledigd?
-Neen. Wilt U nog thee? 65
-Graag.
Toen zij hem de kop reikte, barstte hij plotseling los:
-Hoe is 't mogelijk, dat een vrouw zo mooi is en zo goed? Het kopje rammelde op het schoteltje.

-Wat ben ik een schoft geweest, de eerste keer, een erbarmelijke schoft, en wat een stomme idioot.
-Niet meer daarover praten, wilt U.

Zij stond op om de tafel af te ruimen.
Nu zou hij natuurlijk moeten gaan. Maar wat te zeggen bij het afscheid?
-Het zal het beste zijn, als ik een taxi neem naar het station.
Ann achtte het beter nog een uurtje te wachten, omdat hij bang was gezien te worden. Als hij dan in het station een bekende ontmoette, kon hij rechtsomkeer maken en zeggen, dat hij eens ging kijken hoe ze het thuis maakten.
-U denkt aan alles. Bij U is het zo veilig. Mag ik nog een vraag stellen?
-Als 't beslist moet, vooruit dan maar.
-Er is op 't ogenblik niemand voor U, hebt U gezegd, maar gesteld dat er een man was van wie U hield, wat zou U gisteren dan gedaan hebben?
-Geen risico nemen. Norman opbellen om U op te halen en mee te nemen naar zijn huis.
Ernstig keek hij voor zich uit.
-Ja, ja, bij Norman. Dat zou ik toch niet prettig gevonden hebben.
Hij begreep niet waarom zij lachte.
-Ik moet even telefoneren. Voor U weggaat, krijgt U nog koffie. 66
Weggaan. Naar huis gaan was onmogelijk. Dus weer naar buiten. Weer alleen zijn en toch voortdurend met deze vrouw. De middeleeuwen zouden haar van hekserij beschuldigd hebben. Nog niet lang geleden was hijzelf een heksenjager. Hoe nu verder te gaan? Norman? Dat sloot in dat hij naar zijn huis en zijn werk moest terugkeren.

Toen Ann binnen trad, zag zij een totaal teneergeslagen man, die afwezig voor zich uit staarde.
-Is dit het resultaat?
-Ja en neen. Ik kan mijn vroegere leven niet meer opnemen en wat moet ik anders doen? Ik voel me totaal mislukt.
-Ga nog een tijd naar buiten, al is het maar een maand en schrijf Norman om raad. Als U daarna terugkomt, kunnen wij nog eens praten.
-In de bibliotheek. U neemt natuurlijk geen risico meer.
Zij bleef hem aankijken zonder te antwoorden.
-U neemt natuurlijk geen risico meer.
Hij sprak nu zeer nadrukkelijk.
-Zoudt U deze kwestie niet uitstellen tot na Uw briefwisseling met Norman?
-Ik heb zo weinig vertrouwen in het resultaat.
Omstreeks het middaguur vertrok hij. Het kostte haar moeite om niet te zeggen: "blijf maar". Maar wat viel daarmee te bereiken? Enkel uitstel. Lang bleef hij naar haar kijken, terwijl hij haar hand vasthield.
Toen keerde hij zich abrupt om zonder een woord ten afscheid.

67 Terstond na zijn vertrek belde Ann Norman op en zei hem te vrezen, dat zij de dominee niet meer zouden terugzien.
-Ik heb alles voor hem gedaan wat ik kon. Meer was onmogelijk, maar dat wil niet zeggen, dat het genoeg was. Ja ik weet wel, dat er hopeloze gevallen zijn, maar wat heb ik daaraan? Kom liever hier. Ik voel me als iemand, die niet kan zwemmen en een kind ziet verdrinken. Je moet nu komen, Ronald, ik kan niet alleen blijven. Zeg je patiënten maar af.
's Avonds hoorden zij via de radio, dat dominee P.B. door een vrachtauto overreden en op slag dood was. "De politie heeft de zaak in onderzoek."

                        ------