Infor-
matie.

Derde bedrijf Vrijdagochtend. Spreekkamer van de dokter. Er staan bloemen op het bureau. Madeleine, half zittend op de voorkant ervan, leest een tijd- schrift. er wordt geklopt; terzelfdertijd wordt de deur geopend en komt Henri binnen. Henri - Bonjour, Madeleine. Waarom ben je hier? M. -Mijn kamer wordt gedaan. Jullie hebt er gisterenavond zo'n zwijne- pan van gemaakt, dat hij vandaag met bezemen gekeerd wordt. Henri - 't Was lollig hè? M. - Een beetje druk. Laten wij daar (zij wijst op het zitje) gaan zitten. Henri (terwijl hij naar de aangewezen plaats loopt) - Is de dokter jarig? M. -Neen! Waarom? Henri - Om die bloemen. M. - Die heb ik er neer gezet. Hij houdt ervan enhet maakt de kamer een beetje vrolijker. (Zij nemen plaats) Henri - Zeg, wat had jij met Frits? A propos, weetje, dat hij weg is; vanochtend naar Parijs vertrokkken. M. -Wat?! Henri - Heeft hij je dat gisteravond niet gezegd? M. - Geen woord. - O, ik dacht het, omdat jullie nog een onderonsje hadden. Ja, hij is er vandoor. Ik moet je de groeten doen. M. - Wat zegt zijn vader? Of weet die het nog niet? Henri - Die is op reis en komt pas begin volgende week terug. Als ik iets verwacht had, was het niet, dat Frits zo gauw een Drakendoder zou worden. Hij studeert met de pest in in Rotterdam, maar hij doet 't toch maar, omdat z'n ouwe heer het wil. (M. geeft geen antwoord) Henri - Wat is er? Wat benje stil? Vind je het vervelend, dat hij weg is? M. -Ja! Henri - Daar snap ik geen bliksem van. Ik dacht, dat je hem een blauw- tje had laten lopen - enfi, sorry, het zijn mijn zaken niet. M. - Hoe kom je op de gedachte van dat blauwtje? Henri - Ik maakte het op uiut zijn gekanker, Dinsdag, dat jij kinderearts wordt en dat ik geen kans heb, al zou ik nog zo verliefd zijn. Jij was toen evende kamer uit. -42- M. - Hm. Henri - En door dat ander, de club - door wat ij vertelt. Henri -Daar ben je het tochj mee ens? M. -Ja, maar ik weet niet of Frits er rijp voor is. Henri - Gezien zijn escapade naar Parijs, zou je het wel zeggen. M. - Dat bewijst niet veel. Henri - Je kunt gelijk hebben, maar het lijkt me toch wel goed voor hem; hij is zo'n dociel zeuntje. M. - Niet zo dociel als je denkt. Henri - En z'n studie dan, waar hij zo de pest aan heeft. M. - dat weet ik wel, maar dat lijkt anders dan het is. Henri - Ik snap er geen bliksem van, maar enfin, laten we er niet ver- der over praten. Ik heb de indruk, dat het onderwerp je niet bevalt. Maar ik heb je nog niet alles verteld. Hij is niet alleen weggegaan. (M. kijkt hem vragend aan.) Henri -Yvonne Hasselaar is met hem mee. M. - Gelukkig. Henri - Waarom gelukkig? M. - Omdat ik het naar zou vinden, als hij in z'n eentje door Parijs zou rondzwerven. Yvonnen lijkt me erg lief. Henri - Dat is ze, maar nu moet je me eens vertellen, want het ge- heel is me nogal duister. Als hij van jou een blauwtje gehad heeft, is hij er wel vredraaid gauw overheen, mijns inziens, en niet wat je noemt een trouwe aanbidder. M. - Stel je voor, dat hij zijn hele leven zou blijven rouwen om é‚n vrouw. Henri - Zijn hele leven is nog iets anders dan drie dagen. ik begrijp zoiets niet. Als hij jou ten huwelijk gevraagt heft, moet hij zich minstens wijs gemaakt hebben, dat hij van je houdt, en nu kun je overal en altijd allerlei hoogdravends horen en lezen over de liefde, die geweldige onvolprezen liefde, waar al een paar millioen boeken over geschreven zijn. Volgens schrijven en horen zeggen is het eeb daveren- de emotie, die je helemaal van de kaart brengt. Daarom wil ik er niet van weten en bepaal ma tot vluchtiger verhoudingenm zo van goede vrien- den en wederijds dienstbetoon. Nu is Frits dus door die geweldige emotie gegrepen en wat zien we? Floep, weg, alles foetsji in drie dagen. Generale uitverkoop van alle liefdegevoelens voor Madeleine en een danderend gevoel - liefde na- tuurlijk - voor Yvonne. -43- M. - Een vrouw kan ook wel eens een bliksenafleider zijn. Henri - Dan is Yvonne in elk geval een bliksems aardige bliksemaf- leider. (Er klinkt lawaai in de gang) - Wel voor de duivel, wat is dat voor een herrie? (De deur wordtopengeworpen en Hasselaar verschijt ten tonele, een enigzins gezette man, kaal, snor, zeer zorvuldig gekleed.) Hasselaar (schreeuwend) - Waar is de dokter? Waar is die mooie men- neer, die kinderbederver, die anarchist? Henri - Zeg ouwe heer, 't is hier de markt niet. Hasselaar - Wat wil jij, snotaap? Henri - Ieder vogeltje roep zijn eigen naam. Hasselaar - Waaris Yvonne? (Henri geeft geen antwoord.) Hass. (tot M.) - En waar is de dokter? M. - Niet thuis. Hasselaar - Hoe laat komt hij thuis? M. - dat weet ik niet. Hasselaar (gaat met veel aplomb zitten) - Zo, dan zal ik wachten tot me- neer verschijnt. Henri - De dokter zal dolblij zijn U hie te zien. Een triompf voor hem - papa Hasselaar in consult. Hasselaar - Zeg, jongmens, als je een pak slaag wilt hebben, hun je het k‚n Henri - Dat met ik U afraden. Eersten wil ik geen cadeautjea van U hebben en verder ben ik amateur bokser. (Hass. geeft geen antwoord.) M. - In ieder geval kunt U hier niet wachten; daarvoor dient de wachtkame‚n Hasselaar - Ik doe wat ik wil. Henri - Hier niet, en bij U thuis ook al niet meer. Gut, gut, wat gaat U er op achteruit. Hasselaar (staat op) - Al kan je nu nog zo goed boksen - ach wat, ik lijk wel gek om woorden aan zo'n snotaap te verspillen. (gaat weet zitten.) Henri - U lijkt niet alleen maar gek. Henri (tot M.) - Weet U waar mijn dochter is? M. - Ik verzoek U nogmaals om naar de wachtkamer te gaan. Hasselaar - Ik - blijf - hier. Henri - Luister eens, zeg, maar luister erg geod. U blijft hier niet en U gaat ook niet meer naar de wachtkamer, maar het huis uit. Hier -44- worden alleen mensen ontvangen en geen brulapen. En als U Uw dochter vinden wilt, moet U haar gaan zoeken. Hier is ze in elk geval niet. Hasselaar (opstuivend) - Maar ze is in elk geval hier het laatst geweest. Henri - Mis! Om twaalf uur veertien vannacht is zij in de ouderlijke woning gearriveerd. U hebt dus niet goed op haar gepast. Ga haar zoeken en verdwijn. Hasselaar - Ah zo! U zat dus in die auto; dat weet ik alweer. Henri - Altijd prettig om iets te leren; en mens is er nooit te oud voor. Maar ga nu weg! Hasselaar - Ik - blijf - hier! De dokter is aansprakelijk met zijn on- zin over rechten van de kinderen. Mijn dochter is minderjarig en hij heft haar zonder mijn toestemming verschillende keren ontvangen; hij heeft haar het hoofd op hol gebracht, de idioot! M. - Geen wooord over de dokter, begrpen! Hasselaar (kijkt haar met grote ogen aan) - Wel heb ik van mijn leven. Geen woord over de dokter!? Wie heeft haar dan zo gek gemaakt? Sinds ze hier gewest is, is ze hoe langer hoe onhandelbaarder geworden - maar ik zal het haar inpeperen - reken maar. Henri - Dan moet U voortmaken, want over een week of zes is ze een en twintig. Ik zou echt maar gauw gaan zoeken. Misschien heeft ze zich voor de grap thuis in een kast verstopt om haar lieve pa eens leuk te foppen. (Verandert van toon) - En donder nou op en een beetje gauw, ouwe blaaskaak. (Hij staat op.) - Je mag kiezen of je door de politie of door mij de deur uitgebliksemd wil worden. Maar denk erom, ik ben erg harthandig. (Hij trekt zijn jasje uit.) Hasselaar (staat op) - dat zal ik het betaald zetten; daar kun je op reke‚n De politie? Ik ga naar de politie, nu meteen, begrepen, en dan zien jul- lie me wel weer verschijnen. (Gaat naar de kamerdeur.) Henri (sarrend) - Dag opa! (Hass. kijkt woedend om en blijft staan) Henri - Ja, je kunt nooit weten; Yvonne is een mooie vrouw. (hass. af.) M. - Dat was hatelijk van je. Henri - Laat 'm barsten. Ik ben blij, dat ik hier was, want 't' zou niet leuk voor je geweest zijn, als je hier in je eentje gezeten had, toen die brulboei kwam binnenrollen. (Er wordt geklopt.) M. - Binnen. Het dienstmeisje ( komt een beetje zenuwachtig binnen) - Wat is ie -45- tekeer gegaan, juffrouw, ik kon hem op de gang horen schreeuwen. En ik kon er echt niks aan doen, want hij heeft me gewoonweg op zij geduwd. Ik zag 'm net de deur uitlopen; hij wild gewoonweg. Henri - Hij is ook een wilde. Die vindt je tegenwoorig in alle landen. Het meisje (tot M.) - De dokter niet thuis en mevrouw ook al niet - ik stond doodsangsten uit, dat hij U iets zou doen. M. - Ik had een uitmuntende beschermer. Het meisje (kijkt met aandacht naar de biceps van Henri, die nog steeds in shirt zit) - Was ie bang voor U, meneer? Henri - Ik kreeg de indruk. Enfin, we zijn hem kwijt en laat kem er niet weer in, wil je. Het meisje (tot M.) - Wilt U misschien iets drinken voor de schrik? (tot Henri) - U zal ik dat maar niet vragen. M. - Heb je koffie? Breng dan meteen dan ook een kop voor meneer, wil je? Het Meisje Goed, juffrouw; ik kom zo. (Af.) Henri - Ik hoop maar, dat Yvonnen uit zijn handen blijft, want als hij haar te pakken krijgt, is ze niet gelukkig. Zou hij de politie er ach- teraan sturen? M. - Weten meer mensen waar ze naartoe is? Henri - Neen, alleen jij en ik. Wij hebben haar gisterenavond met Frits z'n wagen naar huis gebracht en toen vertelde Frits, dat hij vanochtend naar Parijs ging en vroeg of ze mee wou. Ze zei meteen ja! M. - Juist! Praat er dan verder met niemand over. Henri - Goed, goed, ik zal eraan denken. Laat die ouwe maar zoeken. Zeg jij het de dokter? M. - Niet waar ze is; het is gemakkeliker voor hem, als hij het niet weet‚ Henri - Zou dit onder de rubriek minderjarigen vallen, of bestaat dat nie‚n M. - Zoiets zal het wel zijn. Henri - En als ze wegblijven tot zij meerderjarig is? M. - Ik weet het niet; ik ben geen jurist. Laten wij daarover maar niet gaan tobben. naar mijn mening moet Yvonne zelf uitmaken of ze naar Parijs wil - al of niet in gezelschap van Frits. Ze is oud en wijs genoeg. Henri - Ik was alleen even bang, dat hij misschien gedonder zou kunnen krijgen met de justitie. Zullen we een eindje gaan tippelen? M. - Ben je vergeten, dat je koffie krijgt? En verder kan ik op het ogenblik niet weg; je zult dus alleen moeten gaan wandelen. -46- Het dienstmeisje komt binnen met koffeie. M. en Henri zitten enige ogenblikken zwijgend bijeen. Henri verbreekt het zwijgen.) Henri - De stilte na de storm. (M. glimlacht als antwoord.) Henri - Wil je een cigaret? M. - Graag. Henri (Geeft cigaretten en vuur) - Als deze cigaret op is, ga ik er vandoo. Laat wat horen, als de brulboei bij de dokter geweest is. M. - Ik denk niet, dat hij terugkomt. Henri - Waarom niet? M. - Omdat hij er een politiezaak van maakt. Henri - Denk je, dat de dokter er last me krijgt? M. - Misschien. Het hangt er vanaf hoe Hasselaar de zaak voorstelt. Henri (staat op en trekt zijn jasje aan) - Dat zou ik verrekt ver- velend vinden. Laat me in elk geval wat horen. M. - Goed, ik telefoneer wel. (Geef hem een hand)-Dag! (Henri af.) Madeleine alleen. Zij rangschikt wat aan de bleomen, gaat daarne even voor het raam staan kijken, vervolgens naar het tafeltje na het tijd- schrift waarin zij in het begin van dit bedrijf las, te hebben mee- genomen; gaat zitten lezen, maar staakt dit weer en droomt voor zich uit. Er wordt geklopt, de deur gaat open vóór zij heeft kunnen antwoorden en mevrouw van Oudenaerdee verschijnt. Mevr.v.O. - O, pardon, ik dacht, dat de dokter hier was. Neemt U mij niet kwalijk. Ik moest om elf uur komen en er was niemand in de wacht- kamer, daarom ben ik maar doorgelopen. Ik dérangeer U toch niet? M. (op matte toon) - De dokter is er nog niet. U kunt het beste in de wachtkamer gaan; hij zal U wel leaten roepen. Mevr.v.O. - O ja. Zou het lang duren, denkt U? (M. haalt de schouders op.) Mevr.v.O. - De dokter had gezegd om elf uur en het is nu bijna zo laat. Ik houd er namelijkniet van om iemand te laten wachten. M. - De dokter zal wel direct komen en ik zal hem vragen of hij U dan meteen wil laten roepen. Mevr.v.O. - Graag, als U zo vriendelijk wilt zijn. (Gaat naar de deur, die zij opent, maar dan weer sluit; wendt zich glimlachend om tot M.) Mevr.v.O. - U bent toch dat meisje..... o ja, ik herken U. Ik heb U trouwens destijds ook direct van Uw portret (maakt een hoofdbewe- ging naar de schoorsteenmantel) herkend. U hebt zulke sprekende ogen; -47- die vergeet iemand nooit. ik ben blij, dat ik U toevallig even alleen tref. Hebt U één minutje voor me? De dokter heeft U zeker wel ver- teld van de vreselijke moeilijkheden, die ik met mijn dochter heb, vreselijk! M. - De dokter praat nooit over zijn cliënten. Mevr.v.O. - Ook niet tegen U? M. - Tegen niemand. Mevr.v.O. - Ach zo! Ach - Natuurlijk, dat begrijp ik ook eigenlijk wel, het is vertrouwelijk. Maar dan moet ik U eerst even inlichten - één minuutje. (Madeleine, die is blijven zitten, draait zich een weinig in de rich- ting van de bezoekster. Het is duidelijk, dat zij niet de minste be- langstelling heeft, wat zij nog onderstreept door een cigaret op te steken, terwijl mevr.v.O. intussen voortdurend doorpraat. De houding van M. echter is niet werkelik onbeleefd.) Mevr.v.O. - U permiteert wel, dat ik even ga zitten. Ik dérangeer toch niet? Mijn dochter dan, hè - ze was op het gymnasium, maar het ging niet zo best, ofschoon ze een uitstekend verstand heeft. Ik heb er toen destijds - dat is nu zeker een half jaar geleden - met de dokter over gesproken en die raadde mij aan om het kind bij hem te sturen; hij wilde eens met haar praten. Zij is toen wel een keer of zes in consult geweest en daarna schreef de dokter aan mijn man en mij, dat het beste was om haar van het gymnasium af te nemen en een tijdlang ergens buitenshuis te laten wonen. Als het kon, moest ze het een of ander doen - assistente of zoiets. In die tijd, zei de dokter ons, zou Amelie wel ontdekken wat ze wilde worden. Wij hebben haar daarom naar een vriend van ons gestuurd, een atrs in Arnhem, en daar heeft ze zo'n beetje van dit en van dat gedaan. U begrijpt wel, ze kan natuurlijk nog niet veel, want het gymnasium is voor een heel ander doel. Maar enfin, nu is ze van de week thuis gekomen met de boodschap, dat e weet wat ze worden wil. En wat denkt U - wat denkt U in vredesnaam dat ze wil worden? (Zij ziet M. afwachtend aan, maar deze vertoont geen enkele reactie, weshalve mevr.v.O. haar verslag crescendo voortzet.) Mevr.v.O. - Opera-zangeres! O-pe-ra-zangeres!! Hoe vindt U? IS het niet belachelijk? Een meisje met gymnasiale opleiding en dan opera- zangeres. M. (zonder een zwem van interesse) - Waarom niet? M. - Maar juffrouw - waaròm niet? Zoudt U dat willen worden - operazangeres? M. - Als ik als een roeping voelde? ja zeker. -48- Mevr.v.O. - Maar U studeert voor Uw artsdiploma; U bent wel wijzer. Ik denk, dat Uw ouders ook niet zouden weten wat ze hoorden, als U ze vertelde, dat U operazangeres wilde worden. (M. geeft geen antwoord.) Mevr.v.O. - Dàt zult U mij toch moeten toegeven, nietwaar, dat .... M. (intrrumpeert op licht geprikkelde toon) - ALs ik operazangeres zou willen worden, zou ik beslist niets anders worden. Mevr.v.O. (Kijkt haar verschrikt verbaasd aan enweet de eerste ogen- blikken geen antwoord. Daarna) - O, pardon, U staat misschien niet op goede voet met Uw ouders. M. - Wat hebben mijn ouders er mee te maken? Mevr.v.O. - O neen, dat ben ik beslist neit met U eens. U zult wel an- der redeneren, als U zelf moeder bent. M. - Dan hoop ik nooit moeder te worden. Mevr.v.O. - Zegt U dat neit, zegt U dat voorla niet. Een vrouw zonder kinderen is niets. M. - U hebt geen hoge indruk van de vrouw, dunkt mij. (Zij staat op en gaat naar de telefoon.) - Ik zal even informeren of de dokter al thuis is. (In de hoorn) - Is de dokter er al? (Tot mev.v.O.) - Dokter komt juist binnen. (In de horn) - Zeg de dokter, dat er een dame op hem zit te wachten ............... neen, niet in d wachtkamer, in zijn spreekkamer ............. ja nu direct. (Tot mevr.v.O.) - De dokter komt, mevrouw, ik ga dus maar. (Zij vertrekt met een vluchtige hoofdknik, nagekeken door mevr.v.O. die meewarig het hoofd schudt, een zakspiegeltje en lippenstift uit haar tasje neemt en de lippen aanstrijkt. De dokter komt binnen.) De dokter - Wacht U allang, mevrouw? Mevr.v.O. - Ik weet het echt niet, dokter. Ik heb zo prettig met Uw huis- genootje zitten praten; de tijd is omgevlogen. Een aardig meisje, bui- tengewoon aardig, maar wel erg modern. Zijn al Uw pupillen zo, dokter? De dokter - Als madeleine? Neen! Zij is een heel apart type. (Hij neemt achter zijn bureau plaats enzoekt in zijn aantekeningen.) Mevr.v.O. - O juist, ik dacht al, ze is zóóó modern. De dokter - Wat bedoelt U daarmee, mevrouw? Mevr.v.O. - Nu - eh - zoals zij over haar ouders sprak. De dokter (bladerend) - Wat vertelde ze dan? Mevr.v.O. - dat die - ja ovr haarouders zei ze eigenlijk niets, maar ze sprak als haar mening uit, dat ouders niets te zegen hebben over wat hun kind wil worden. De dokter - En? Bent U het daar niet mee eens? -49- Mevr.v.O. - Natuurlijk niet, dokter, en U ook niet. Stel U voor, dat Uw zoon inbreker zou willen worden. De dokter - Dat is eenberoep, dat ik nooit iemand zal aanraden. Ik zou mijn zoon zeker in behandeling geven of nemen, maar ver- tel mij eens mevrouw, wat verschaft mij het genoegen van Uw bezoek? Mevr.v.O. - Ik kom weer een over Amelie praten. de - Ach zo, juist, de dochter. Heeft ze al een besluit geno- men? Mevr.v.O. - Ja dokter (lacht gemaakt) belachelijk - U zult niet weten wat U hoort. De dokter - Koortdanseres? Mevr.v.O. - neen, dokter, neen, zo erg is het nog niet. (Met aplomb) - Operazangeres! De dokter - Geweldig! Heeft ze een goede stem? Mevr.v.O. - O ja, prachtig, heus waar. De dokter (noteert) - Nu, laten we dan maar hopen, dat ze raak geschoten heeft. Mevr.v.O. (geagiteerd) - Ja maar, dokter, mijn dochter kan toch geen opreazangeres worden. De dokter - En ze heeft een prachtstem. Mevr.v.O. - Nu ja maar ... De dokter - Wat maar, mevrouw? Mevr.v.O. - Meent U dat? Meent U dat heus? De dokter - Wat mevrouw? Mevr.v.O. - Dat Amelie ..... neen, het is te gek om over te praten, aan kind met zo'n goed verstand. neen, dokter, er komt niets van in. Ik stuur haaar naar het gymnasium terug. De dokter - wel allemachtig! Omdat ae een goed verstand heeft, moet ze leren, en omdat ze een prachtige stem heeft, mag ze niet# zingen. Leuk voor Uw dochter. Ze zal nu zowat achtienjaar zijn (kijkt in zijn papieren) juist, volgende maand - leuk, achttien jaar en dan in de derde klas; buitengewoon bevordelijk voor haar zelfvertrouwen en zelfrespect. Alles vanwege dat goede verstand. De prachtioge stem wordt gereserveerd voor bruiloften en partijen, als een lieve nicht of neef trouwt. Dan mag het lieve dochtertje met de gymnasiale opleiding laten horen wat voor prachtstem zij heeft. Weet U wat, mevrouw. Ik zal uw dochter aanraden om zo gauw mogelijk te trouwen, dan kan ze op haar eigen bruiloftde lof zingen vanhet gymnasium, die heerlijke tijd, en is ze tenminste van de vloek -50- haar goede verstand verlost. Mevr.v.O. (zwijgt beduust, staat dan resoluut op, blijkbaar boos) - Ik ga maar, dokter; met U valt niet te praten. De dokter - Madeleine moest pianojuffrouw worden; haar moeder is des- tijds op het conservatorium gesjeesd. Mevr.v.O. - (onverholen boos) - bedankt voor Uw insinuatie! De dokter - Volgens de gangbare opvatting is zij mijn grootste suc- ces. Dat is eigenlijk onzin, want ik hebniet anders gedaan, dan haar wegwijs maken in zichzelf. Mevr.v.O. - Maar ze houdt er buitengewoon vrijmoedige opvattingen op na omtrent de rechten van kinderen. De dokter - Ouders zoals U zijn de oorzaak van die zogenaamde vrij- moedigheid. Er was niets van haar terecht gekomen, helemaal niets, wanneer haar ouders niet zover weg woonden. Haar moeder is om geen haar beter dan U. Mevr.v.O. - Dus komt er volgens U van Amelie niets terecht, wanneer ik mijn wil doorzet? De dokter - Neen, niets! Mevr.v.O. (is onder de indruk, kijkt de dokter onderzoekend aan, ner- veus) - Niets? Niets? (treed op het bureau toe, gaat recht voor de dokter staan en ziet hem in het gelaat) - u zegt dat naar eer en geweten? De dokter -Ja, mevrouw Oudenaarde. Mevr.v.O. (zucht, maakt een gebaar van overgave) - Dat durf ik niet op mijn geweten te nemen - en dus zal ik haar naar het conservato- rium sturen, maar luister goed, dokter! - de verantwoordelijkheid hier- voor ligt bij U en bij niemand anders. De dokter - Ik kom op voor Uw kind, waarvoor U de verantwoordelijk- heid draagt, maar die wil ik met genoegen overnemen, mevrouw. Mevr.v.O. (haalt haar zakdoekje te voorschijn en bet zich de ogen) - Wilt U een beetje contro#le ophaar blijven uitoefenen, dokter. ik weet het nu niet meer. De dokter - Met alle genoegen, mevrouw. Mevr.v.O. - Dan ga ik nu maar, dokter. (met een betraande glimlach) - Wat zal ze blij zijn. (zij reikt hem de hand. Af.) De dokter alleen. hij bergt zijn papieren op. madeleine komt binnen. M. - Dag! De dokter - Ha, ben je daar? Nog wat bijzonders? Neen zeker. -51- M. - Nog al. Je weet, dat Frits me laatst ten huwelijk gevraagd heeft en je kent Yvonnen Hasselkaar. Ze waren hier gisteren allebei voor die vergadering op mijn kamer en nu zijn ze er allebei vandoor. De dokter - Wàt vertel je me daar? M. - Haar vader is hier geweest en heeft een ontzettende herrie ge- schopt, maar henri was er en die heeft hem de deur uitgejaagd. Hasselaar is vreselik op jou gebeten en stelt jou verantwoordelijk. Hij heeft gezegt, dat hij naar de politie ging. De dokter - Wat is het voor een man? Ik ken hem niet. M. - Henri noemt hem een brulboei. De dokter (lacht hartelijk) - Is ie dat? M. - Hij is gek mijn insziens. De dokter - En is hij nu naar de politie? M. - Hij zei, dat hij er heen ging. De dokter - Waar zou dat stel naar toe zijn? (M. geeft geen antwoord.) De dokter - Weet Frits z'n vader het al? M. - Die is op reis en komt volgende week terug, Dinsdag of Woensdag geloof ik. De dokter - Hoe zou die jongen daar ineens toe gekomen zijn? M. - Nogal duidelijk, dunkt me. De Drakendoders en ik. De dokter - Jij? En hij is er met dat meis vandoor - Dat zegt toch niets. De dokter - Neen, daar heb je gelijk aan. 't Is een mooi meisje. M. - Erg mooi en erg leif. De dokter - Henri's denkbeelden maken school. Als alle Drakendoders er nu maar niet vandoor gaan, want dan is de club ontbonden. - Dat is niet erg, als die gek maar geen moeilijkheden maakt. De dokter - Wie? Hasselaar? M. - Ja, wie anders? Hij stelt jou verantwoordelijk, noemt je een an- archist, en die twee zijn verdwenen na de vergadering op mijn kamer. De dokter - Wat heb ik er mee te maken? M. - Niets - alles. Het hangt er maar van af welke voorstelling van zaken Hasselaar geeft. De dokter - Ach, lieve schat, maak je toch niet bezorgd; het zal wel meevallen. M. - Optimist! Je moeder heeft beslist veel in de zon gelopen, toen ze jou verwachtte. De dokter - Ik kan het je niet zeggen, want ik herinner het me niet. Zullen we een glas bier gaan drinken bij Willem? Ik heb -52- vanochtend toch verder niets te doen. M. - Als Hasselaar veel herrie maakt, zal het je wel een stuk van je praktijk kosten. M. - Wees niet zo somber; ga nu maar mee een glas bier drinken. (M. schud glimlachend het hoofd en aait hem over de wang. De telefoon zoemd.) De dokter (neemt de telefoon op) - Ja hallo! War! het hoofdbureau van politie? Goed, ik zal overnemen. (Hij schakelt over. M. kijkt in gespan- nen aandacht.) De dokter (aan de telefoon) - Hallo! Ja daar spreekt U mee ........ meneer Hasselaar? ............ die ken ik niet ........ zijn dochter ......... ja, die is een paar maal bij mij geweest ..... .... daar weet ik niets van en daar bemoei ik me ook niet mee ..... ...... dat weet ik niet, wacht even! (tot M.) - Waar is Yvonne hasse- laar gisterenavond heengegaan, toeb ze hier wegging? M. - Naar huis. Henri heeft haar thuis gebracht om kwart over twaalf. De dokter (telefoneert) - Zij is van hier naar huis gegaan. meneer van Doorn heeft haar thuis gebracht ..... neen, ik heb haar niet gezien .......... neen, ik heb me niet met die vrgadering bemoeid ....... wat in mijn huis gebeurt, is mijn zaak en zegt U aan meneer Hasselaar, dat hij zich in het vervolg behoorlijk heeft te gedragen als hij in mijn huis is ......... bij U komen? Ik denk er niet over ..... ... neen, beslist niet. Goeden dag, heren. (Legt de hoorn op het toestel. (tot M.) - Of ik bij ze wil komen. Ze zijn niet goed snik. Zeker omdat meneer Hasselaar getikt is. M. - Maakten ze een opmerking over die vergadering? - Of ik wel wist, wat er in mijn huis gebeurt. Stel je voor! M. - Ik vind hehet niet prettig. De dokter - Lieve schat, maak me nu niet m'n humeur. Als jij de Drakendoderes op je kamer wilt ontvangen, doe je dat. Daar heeft niemand aanmerking op te maken, zolang er niet zoveel komen, dat ze uit de ramen vallen. M. - Jij vindt altijd alles goed, wat ik doe. De dokter - Jij doet niemand kwaad. M. - Dat weet ik niet. De dokter (legt de handen op haar schouders) - Ga niet in de put zitten, wil je? Waar ben je bang voor? M. - Laar maar. (zij kijkt op haar palshorloge) - 't Is te laat ge- worden om nog de deur uit te gaan; over een half uur moeten we koffie drinken. -53- De dokter - Jammer, want ik geloof, dat jij wel een opkikker kunt gebruiken. M. - Ga nu maar mee en laten we over iets anders praten; we zullen wel zien. (Zij slaat haar arm om zijn middel en verlaat met hem het vertrek) -------------