website
inform.

Verhalen van Drs. A. Börger

Ingetikt door Otto Dobber

Nagekeken door Harrie Weggelaar

MOERASLICHT

Met het zijden dekbed opgetrokken tot haar kin lag zij op de rustbank, die naast het venster stond. Haar grote ogen keken onrustig naar de man bij haar bed, een verlopen uitziende figuur wiens dure kleren smerig en slordig om zijn forse lichaam hingen. Hij zag eruit alsof hij in de goot gelegen had.
"Je moet me met rust laten", zei de vrouw. "Ik kan niets voor je zijn. Waarom blijf je niet weg?"
"Omdat ik dat niet kan. Noem het voor mijn part pathologisch of gebruik andere grote woorden, die lui zijn er tegenwoordig gul mee - projectie, sexuele horigheid, als je dat nog mooier vindt, maar ik kan niet van je wegblijven. Ik ben bezeten van je en ken maar een wens, dag en nacht bij jou zijn, in je verdrinken. Omdat je dat niet wil verdrink ik me in de whisky, om nog een beetje te kunnen slapen, stom bewusteloos."
"Ga op reis." Haar stem klonk hees met een zeer eigen muzikaliteit.
"Als je meegaat! Schei uit met die onzin, ik kan immers niet van je weg. En begin om godswil niet over psychiaters, die heb ik niet nodig, alleen jou."
"Zul je dan nooit ophouden mij elke dag opnieuw te mishandelen? Ik heb je toch gezegd, dat het onmogelijk is."
"Maar je zegt niet waarom. Ben je getrouwd, of zit je op een andere manier vast? Zeg het dan tenminste!"
Hij breidde zijn armen uit in een woedend pathetisch gebaar en boog zich over haar heen. De whiskystank maakte haar wee. Hij merkte het en trok zich verlegen terug.
Zij zweeg.
"Dus is het alleen omdat je niets voor me voelt, waarom heb je dan destijds voor ik naar New-York ging, gedaan alsof je me graag mocht? Daar heb ik me niet in vergist, en daarom ben ik weer zo gauw teruggekomen, omdat het verblijf in de States mij met de dag zwaarder viel. Ik dacht op het laatst aan niets en niemand dan aan jou. Mijn retourbiljet van de boot heb ik ingewisseld en het vliegtuig genomen, omdat ik niet langer buiten je kon. En toch heb ik daarginds geen druppel gedronken."
"Waarom dan nu wel? Waarom versmijt je je leven?"
"Omdat jij zo veranderd bent als een blad op een boom."
"Ik heb je mijn vriendschap aangeboden, maar dat is blijkbaar niet genoeg." "Waarom niet meer? Is er een ander?"
"Neen!"

-2-

"Hou je dan helemaal niet van mij? Vóór ik wegging ..." "Had ik geen syphilis."
Alsof hij een vuistslag tussen de ogen gekregen had, zonk hij terug in zijn stoel, de mond scheefgetrokken als in een beroerte. Zijn ogen staarden leeg.
Angst kroop in haar omhoog en deed haar klappertanden, toen zij zijn ogen troebel zag worden, zijn dronkemansogen. Zij verwachtte elk ogenblik, dat hij zich op haar zou werpen om haar af te ranselen, zoniet erger, maar hij stond niet op, begon te lachen met korte, hevige schokbewegingen, erger, steeds erger. Het lachen schudde hem doorheen als een boom in de storm, hij kromp van pijn, tranen vloeiden langs zijn gezicht.
Eindelijk viel zijn hoofd achterover tegen de stoelleuning, rolde opzij. Zijn lichaam schokte nog een paar maal hevig, alsof iemand hem heen en weer schudde. Toen werd hij stil. Hij hield de ogen gesloten en ademde zachtjes. Blijkbaar niet geheel bij kennis.
Zij wachtte. De blik onafgebroken op hem gericht. Haar angst was nog niet verdwenen.
Lange tijd bleef hij zo zitten en toen hij zich tenslotte oprichtte, trok zij de dekens om zich heen. Bang voor wat komen ging. Hij keek haar rustig vriendelijk aan. "Is dat de reden? Anders niet?"
"Vind je het niet voldoende?"
Hij haalde de schouders op. "Laten we het geld dat ik nu verzuip aan jouw behandeling besteden."
"Je weet niet wat je zegt. Kijk!" Ze schreeuwde het laatste woord uit terwijl zij de deken wegsloeg en haar onderlijf ontblootte. "Zie je hoe ver het al is, ik heb het nooit aan iemand durven zeggen."
"Stommeling doe dat weg, ik word er beroerd van."
Beschaamd schikte zij haar kleren terecht en trok de deken weer over zich heen.
"Hou je nu nog zoveel van me, of ben je genezen?"
"Jij moet genezen en dan gaan we samen op reis. Ik zal niet meer drinken, alles bij elkaar schrapen voor de dokter en een reuze-vakantie. Maar nu ga ik eerst een dokter halen - wacht eens, weet je wat, sta op, dan gaan we naar zo'n knul toe, of ben je te beroerd om op te staan?"
"Ik voel me wel zwak en ziek, maar - misschien als we een taxi nemen - dan hoeft hij niet te weten wie ik ben."
"Schaam je je er zo voor?"

-3-

"Anders had ik het je wel eerder gezegd. Of dacht je dat ik 't niet ontzettend vond, dat je om mij zo dronk? Om mij - nogal wat moois om je daarom te verzuipen."
"Hou je bek. Wat dacht je. Wat dacht je? Alleen daarom - zou ik alleen daarom niet meer van je houden? 't Is immers niet de moeite waard. Had je het al voor ik wegging?" "Waarschijnlijk een week na je vertrek kreeg ik de eerste verschijnselen. Ik wist niet wat het was, maar omdat het daar zit, durfde ik niet naar een dokter en heb ik in allerlei medische werken over ziekteleer zitten snuffelen. Een paar weken heb ik nog geaarzeld, toen wist ik het zeker."
"Welke schoft heeft je dat geleverd?" "Ik weet het niet." Zij bloosde. "Het is gebeurd na een feestje, waar ik stomdronken geworden ben. Hoe, weet ik ook niet; ik drink niet veel. Je gelooft me natuurlijk niet."
"Zeg niet zulke rotdingen. Ze hebben je erin laten tippelen. Kende je die lui?"
"Ja, verschillende, ook de meeste vrouwen en voorzover ik ze kende, was het heus een behoorlijk stel."
Hij keek haar aan. "Ben je nog zo groen?" "Ik weet niet precies wat je bedoelt, maar ik heb nog maar een enkele keer iets met een man gehad. Die kende ik natuurlijk. Je hebt als meisje wel eens een vriend, een echte goeie vriend en ..."
"Allicht! Maar die vent, die je dat geleverd heeft, ken je niet en hij is beslist ook geen goeie vriend van je maar een schoft of misschien was hij niet zo stapelgek op je als ik en wist niet dat hij ziek was."
"Hij stapel op mij? Ik had hem nooit gezien voor die avond. Neen, dat is het beslist niet geweest, maar wil je er nu niet verder over praten, nu niet. Nu niet en nooit meer. Zullen we gaan, of zal ik eerst zo'n pil opbellen? 't Is nu elf uur, ik kan dan een afspraak maken." "Je gaat toch mee?"
"Wis en waarachtig. Tot zometeen!"
Zij hoorde hem vlug de trap oplopen. Zou hij terugkomen? Angstig kroop zij onder de dekens, waar zij zachtjes begon te huilen. Tien minuten later stond hij weer bij haar bed.
"Wat is er, waarom huil je? Vooruit meid, opstaan! Over een maand ben je beter."
Zij schudde het hoofd. "Ik heb het al zo lang en het is al zo erg."

-4-

"Dan over twee maanden. Kom vooruit, het komt allemaal in orde."
Schuchter stapte zij van de bank af. Hij keek niet naar haar, terwijl zij zich aankleedde.

De behandeling pakte haar erg aan, waardoor zij bijna voortdurend het bed moest houden, maar hij kwam drie - vier maal per dag op bezoek en zorgde voor haar als een moeder. Hij dronk niet meer, zag er verzorgd uit en zij liet toe dat hij haar zoende. Zij was stralend gelukkig. Toen zij voor het eerst samen een dag naar buiten gingen, voelde zij zich als een bruidje.

--------

Een paar dagen na hun uitstapje verscheen een van zijn vrienden in zijn kantoor, die hem na een paar onbenullige opmerkingen inlichtte dat hij hen gezien had.
"Een schat vind je niet?" "Een schat waarmee je moet oppassen", was het antwoord.
"Wat bedoel je?" Een diepe rimpel stond loodrecht tussen zijn neuswortel en zijn blik was dodelijk vijandig. "Word maar niet boos. Ze is waarschijnlijk aangebrand."
Hij greep een marmeren presse-papier en sloeg een diepe put in het blad van zijn bureau.
"Kalm aan", zei de ander haastig. "Ik kom je alleen maar waarschuwen. Ik ken die vent, met wie zij een paar maanden geleden op stap is geweest. Als 'n mispel m'n waarde, als een mispel. Haar heb ik bij een fuif voor het eerst gezien, maar ik ken haar verder niet."
"Wie is die vent?"
"Doet er niet toe."
"Zeg op, wie is die vent." "Ik denk er niet over, ik ..."
Plotseling zag hij de zware presse-papier boven zijn hoofd. Zeg op, of ik sla je de hersens in."
"John Forst van Tercom N.V."
Ineengedoken sidderde hij in de leren clubfauteuil onder de dreiging van het blok marmer. "Haal geen stommiteiten uit, adviseerde hij angstig. Ik zou de naam niet genoemd hebben als je niet..."
"Hou je smoel en donder op ! En denk erom, als je tegen wie ook één woord zegt, breek ik je nek."

Toen hij weer alleen was liet hij zich in zijn bureaustoel vallen, stutte het hoofd in de handen en kreunde als een gewond dier.

--------

Hij wist niet wat hij van plan was, toen hij de volgende morgen het kantoor van Tercom N.V. binnenstapte. Wel had hij een voorgevoel van dreigend onheil, maar desondanks moest hij naar binnen gaan.
Toen hij zijn naam noemde keek Forst hem onderzoekend aan, waarna een vermoeide glimlach zijn mondhoeken neertrok. "Ik verwachtte U. Arthur heeft me opgebeld. Die had jullie samen gezien. Hij heeft ons destijds samen zien weggaan. U komt om me van kant te maken, maar ik houd er van zelf mijn zaken te regelen. Ga zitten, ik heb eerst nog wat te vertellen."
Zonder te antwoorden nam hij plaats. Op een dergelijke wijze van ontvangst was hij niet voorbereid. Forst ging dwars in een armstoel zitten en wierp zijn benen over de zijleuning. Met een uitdrukkingsloos gezicht keek hij naar buiten.
"Ik ben geboren in een slop in Londen. Mijn vader stierf toen ik acht jaar oud was. Mijn moeder was geen deugdzame vrouw, ze ging haar gang en keek niet naar mij om, wat zijn voordelen heeft.
Toen ik dertien was betrapte zij mij eens toen ik bezig was mezelf een plezier te doen. Zij vond dat verkwisting en liet mij voortaan bij zich slapen, maar aangezien ik niet de enige was, lag ik een paar maanden later in het hospitaal. Ik was er uit mijzelf heengegaan, omdat ik verrekte van de pijn en bijna niet lopen kon. Eerst schudden de dokters hun hoofd over de jonge verdorvenheid, maar toen ik op hun verdere vragen mijn moeder noemde als de auteur, rezen hun de haren te berge.
Nadat ik genezen was werd ik in een gesticht geplaatst, iets voor hele en halve wezen, waaruit ik op mijn vijftiende jaar deserteerde en als verstekeling op een boot van de wilde vaart mijn zeemansloopbaan begon. Ik leefde erg solide, want ik had een verdomde angst gekregen voor vrouwen. Bovendien was er altijd wel een oude matroos of bootsman, die me in de gaten hield, als we in een haven lagen. Maar tenslotte werd ik daarvoor te oud en bovendien bleek de natuur sterker dan de ondervinding, met als gevolg, dat ik op m'n twintigste syphilis opliep in Antwerpen.
Toen kwam er een merkwaardig plan in me op. De duivel in me werd wakker en stuurde me naar Londen om mijn moeder op te zoeken.

-6-

Het weerzien was harerzijds niet hartelijk, maar ik wist haar te lijmen met geld en veel whisky, verdomd slechte whisky, maar zij lustte geen betere. Zo kreeg ik gedaan dat wij weer net zo leefden als toen ik dertien was. Een dankbaar kind beloont zijn ouders voor de weldaden die het van ze ontvangen heeft.
Na acht dagen droste ik en ging weer naar een hospitaal, waar ik het verdomd goed had. Ze behandelden mij alsof ik een rijke blindedarm-patiënt was. Op een ochtend las ik in de krant dat mijn moeder vermoord was door een kerel die zij mijn cadeautje had doorgegeven. Dat had zij niet moeten doen, want ik had het echt voor haar alleen bestemd, maar zij was nu eenmaal een gulle vrouw.
Toen ik beter was monsterde ik op een Zuid-Amerikaan. De kapitein was een Duitser, de eerste stuurman een Noor en ze zopen om het hardst, waren wel geschikte lui, behalve dat ze wat al te veel van het eten van de bemanning verzopen. In Augustus liepen we Shanghai aan, waar ik deserteerde, niet omdat de kapitein een Duitser was, maar omdat ik een kans zag. Ik ging in de handel, ontdekte capaciteiten in mezelf, die ik nooit vermoed had, verdiende veel, zoop niet, en ging niet naar de bordelen en werd voor de eerste maal in mijn leven verliefd op een Chinees meisje. Wij trouwden en waren erg gelukkig. De tijd met haar was de mooiste periode in mijn leven. Ik weet zeker dat ik toen een goed mens was.
Zij is in Londen gestorven, in 1924, vijf jaar nadat wij er gearriveerd waren. Zij stierf op een ontzettend koude winterdag. Een mens kan zoveel verdriet hebben en het toch overleven.
Dat ik dat gedaan heb is mijn grootste stommiteit geweest - dat ik niet met haar ben mee gegaan. Dan zou ik als een goed mens met haar gestorven zijn. Veertien jaar later trouwde ik met een vrouw boven mijn stand, maar ik was tamelijk rijk. Zij was zover boven mijn stand, dat wij in 1945 naar Holland verhuisden, want haar familie zat me overal dwars. Later zij ook. Zij kon Engeland en haar stand niet kwijtraken.
Ons huis krioelde altijd van de Engelsen. Natuurlijk waren er allerlei lui van standing onder. De ruzie was niet van de lucht. Zo sleepte ons huwelijk zich verder, en wij sleepten ons huwelijk altijd maar voort, stompzinnig, walgelijk.
Toen ik eens zes weken op reis geweest was - ik had geen vrouw aangeraakt in die tijd - liep ik syphilis bij haar op, waarschijnlijk van standing.

-7-

Ik heb haar in het bad verzopen.
Het gerechtelijke onderzoek samen met het medische leidde tot de conclusie: zelfmoord. Die lui hebben me geamuseerd en geërgerd! Schutters! De arme dode had blijkbaar gedacht, dat zij ongeneeslijk ziek was. Ambtsgeheim en phrasen over eerbied voor de overledene die haar geheim had meegenomen in het graf. Ik had er genoeg van en liet me niet behandelen. De duivel in mij amuseerde zich. Waarom niet? Ik gunde hem wel een enkele keer een pleizier onder conditie, dat ik de baas bleef. Maar de laatste keer ontglipte hij me en kreeg me smerig te pakken. Waardoor? Schijnbaar iets onbenulligs - een stem die mij aan mijn tweede vrouw herinnerde, die had ook een eigenaardige stem; als kind had zij tuberculose gehad.
Ik ontmoette die vrouw met die stem op een feest en meteen had de duivel mij te pakken. Ik liet haar straffe cocktails drinken. Zij dacht dat het onschuldig goed was.
Ik heb haar meegenomen naar een hotel, zij was stomdronken. Voor zij wakker werd was ik vertrokken. Zij wist alleen dat ik John heette. Dat is mode tegenwoordig. Een mens heeft alleen een voornaam en geen familie meer.
Toch heb ik die nacht een poging gedaan om die duivel de baas te blijven. Ik heb altijd de baas willen zijn. Toen het zover was nam ik een preservatief. Na afloop bleek het gescheurd te zijn; dat was me nooit eerder overkomen.
Hoe het mogelijk was, mag de duivel weten, maar hij krijgt van mij geen kans meer. Hij heeft me beledigd en dat vergeef ik hem niet. Vanavond schiet ik hem overhoop.
Waarom ik het niet eerder deed. Omdat het laatste geval me dwarszit. Gek hè? Als ik die avond zelf niet teveel had gedronken zou ik haar waarschijnlijk wel met rust hebben gelaten, maar ik was niet nuchter en het was een verdomd knappe meid en ik had in tijden geen vrouw aangeraakt. Omdat zij nog zo'n kinderlijke indruk maakte koos ik toen de tussenweg van dat preservatief en werd bezwendeld. Eerst hoopte ik haar tegen het lijf te lopen, dan had ik haar willen waarschuwen. Daarna hoopte ik iemand te ontmoeten, die haar kende om haar adres te weten te komen. Maar ook dat mislukte. Hoe zij in dat gezelschap verzeild was geraakt, weet ik niet; zelf was ik er helemaal toevallig. Ook dat is tegenwoordig mode - een samenraapsel van voornamen heet een party, heel deftig Engels of ondeftig Amerikaans. Ik had haar bij wijze van excuus mijn levensverhaal willen vertellen. Misschien is het

-8-

maar goed, dat ik het niet deed, tenminste niet aan haar. Mijn geschiedenis is weinig stichtelijk voor een jong meisje.
In elk geval heb ik het nu aan iemand verteld, en nog wel aan iemand die haar kent. Vanavond reken ik af. Ik betaal altijd mijn rekeningen.
That is all".

Hij stond op, wierp zijn sigaret in het asbakje en liep naar de deur, die hij opende om zijn bezoeker uit te laten. "Good luck."

Mistroostig lag de verlaten straat in de druilende regen - een grijze verveling.

--------