SYLLABUS 2.

Cursus: Het ontwaken der mensheid.

Uitgaande van een gemeenschappelijke voorloper van mens en mensaap is te zeggen, dat deze voorloper dus de mogelijkheid tot mens-zijn was.
Aangezien echter het mogelijke tevens het onmogelijke is, is bedoelde voorloper dus ook de onmogelijkheid tot mens-zijn, welke zich dan als mens-aap realiseert.

Bij de mens-aap ligt het accent op het natuurlijke; bij de mens op de opheffing daarvan.

Leven is het principe der eenheid, want opheffen van het verschijnsel impliceert opheffen der veelheid.

De eenheid op de wijze van het natuurlijke leven is de eenheid in de vorm der verdeeldheid.
Daarom is de grondslag van het leven sexueel-agressief, maar aanvankelijk niet onderscheiden.

Het levende is organisme. Elk orgaan is dienaar van het geheel en bestaat tevens door het geheel, dat dus de dienaar is der organen. Leven is als negatie van uiterlijkheid verinnerlijking.
Uiterlijke verinnerlijking - de inwendige organen.

Leven als streven naar eenheid - het ene verslindt het andere en verkeert het tot het eigene.

Aan het leven laat zich de wisselwerking bedenken.
Het proces der aanpassing van het levende aan zijn omgeving.
Streven naar harmonie. Eenheid impliceert harmonie.

Ook het laagste organisme, dat bezig is de omgeving af te tasten, is bezig met onderzoek. "Studie."
Als de soort zijn speciale levensles geleerd heeft, spreken wij van instinct.

Elke soort is specialisatie en binnen de soort gaat deze verder.
De specialisatie heeft een gevaar in zich: de eenzijdigheid.
Bij veranderende omstandigheden sterven dientengevolge de te sterk gespecialiseerde vormen uit.

De mens wordt wegens zijn extreem ontwikkelde hersenmassa het hersendier genoemd, maar hij is geen dier.

Het grondplan der hersenen van mens en mensaap is hetzelfde, maar die van de mens heeft meer windingen en de centra zijn meer ontwikkeld.

Aangenomen wordt, dat Azië of Afrika het oorsprongsgebied is van de mens.

De Neanderthaler heeft geen kin, zodat zijn spraakvermogen niet sterk ontwikkeld geweest kan zijn.
Aanvankelijk kon hij in Europa niet leven wegens het ongastvrije klimaat (de ijstijd) maar voor ongeveer 100.000 jaar heeft hij zich aangepast.
Daarom is het verloren tijd om in Europa naar oudere mensenresten te zoeken dan die van de Neanderthaler.

---