SYLLABUS 2.

Cursus: De christelijke idee als aardse werkelijkheid.

Erasmus is de voorloper der hervorming. Hij eiste verdraagzaamheid en erkenning van het subjectieve element in levensen wereldbeschouwing. Hij verwierp de alleenheerschappij van het dogma en wilde Christus weer van onder de dogmatiek te voorschijn brengen.
Geen christelijke theologie, maar philosophe was zijn eis.
Hij belichaamde het ideaal van zijn tijd: de universele mens.
Hij is humanist.

In humanisme en renaissance maakt de geest van Europa zich vrij van die der kerk, zodat de geest werelds wordt. En de kerk breekt met zichzelf in de hervorming.

Het werelds worden van de geest blijkt op directe wijze uit de kunst. Die der renaissance verschilt radicaal van de primitieve middeleeuwse. Het individu gaat n.l. in de renaissance op de voorgrond treden, terwijl het in de middeleeuwen slechts middel was.
Het individu der renaissance is de als dit bepaalde - eenmalige - subject erkende wereldlijke mens, persoon.

Individu en persoon zijn niet zomaar identiek met persoonlijkheid. Een persoonlijkheid is de ethisch verantwoorde mens.
De Europese ethiek is de christelijke en is dus christelijke daadwerkelijkheid.

De idee van het christendom is die der vrijheid, want absoluut zelfbewustzijn, dus volslagen zelfbepaling.

Het christelijk geweten is de onmiddellijke idealiteit tussen de persoonlijke en de absolute wil. En deze is het absolute zelfbewustzijn, bewustzijn van het absolute Zelf.
Dit is slechts voor enkelen weggelegd.
Er waren er altijd, ook in de middeleeuwen, maar de kerk liet ze links liggen, of erger.
De paus bepaalde de ethiek. Hij was de autoriteit. Daardoor wordt zij moraal.

Als moraal ontbreekt de voornoemde onmiddellijke identiteit en wordt de absolute wil als vreemde en hogere macht ervaren, waaraan gehoorzaamd moet worden.

De autoriteit (paus of iemand anders) stelt geboden en verboden. Maar dit brengt mede - omdat deze ge- en verboden van buitenaf tot het bewustzijn gebracht worden - dat ze aan een critische beoordeling onderworpen kunnen worden door degene aan wie zij worden opgelegd.
Hiermede is de mogelijkheid van scheuring gegeven.

Tegenwoordig oecumenische congressen, waarbij men uitgaat van de praemisse, dat allen in dezelfde Christus geloven, welke praemisse mogelijk is, doordat allen Christus als een historisch persoon opvatten, wat hij niet is en niet zijn kan.
En aangezien de kerken verschillend over de persoonlijke vrijheid oordelen, is hun Christus telkens een andere.

---