SYLLABUS 4.

Cursus. De Europese idee.

Omstreeks 1800 komt de burgerij massaal op en neemt de leiding door middel van de democratie.

Kenmerk van de burgerman: het zakelijk-nuttige als levensdoel.
Hij is dus krachtens zijn aard beperkt. Vandaar o.m. de Ik-cultus; de verheerlijking van het eigenbelang.
Hij verwaarloost ziel en geest, is verstandig abstract, eenzijdig natuurlijk. Liefde in de ware zin is hem vreemd.

De burgerij spreekt over de vrijheid, maar kent haar niet.

Reactie op de burgerlijke bekrompenheid is de romantiek, die twee wegen gaat: een reactionnaire en een progressieve.
Zij streeft ernaar om alle grenzen te overschrijden.
Ook is zij te begrijpen als heimwee naar het grootse en schone, naar de droom der mensheid.
Vele romantici keren terug naar de r.k.kerk. Er is in het algemeen een sterk verlangen naar de middeleeuwen. Deze echter waren aan het humanisme nog niet toe.

Romantiek als vlucht naar binnen.
In Duitsland: Novalis, die de nacht verheerlijkt, verloofd was met een kind en volslagen neurasthenisch. Hij stierf 29 jaar oud. Hoffmann, gespleten persoonlijkheid, die echter achter de verschijnselen het andere, hetverhevene zag. von Kleist, niet vrij van sadistische fantasieën, pleegde zelfmoord. Ook bij hen de Ik-cultus, maar tegengesteld aan de burgerlijke. In Engeland zijn de grootsten Shelley, Keats en Byron. In Frankrijk: Joseph le Maistre, aartsreactionnair, Chateaubriand, zachtmoedig, de Nerval, krankzinnig. Andere kategorie: Alfred de Musset, neurasthenicus, houdt van George Sand (ook bekend door haar relatie met Chopin), die hij wil behouden en verliezen. George Sand is ook romantisch, maar tevens realistisch, progressief, evenals Victor Hugo: "Ons drukt een drievoudig noodlot: 1/ van de dogma's, 2/ van de wetten en 3/ van de dingen.
Na de romantiek komt het realisme met romantische inslag.
Beroemd zijn Balzac en Flaubert, de schrijver van "Madame Bovary", in welk werk hij de tragiek van het romantisme beschrijft.

Het realisme gaat over in
a) het sociale realisme van Emile Zola, die naturalistisch wordt, en

b) het aesthetisme (o.a. Baudelaire) dat vervalt tot de decadentie.
Tenslotte komt het symbolisme o.a. Paul Verlaine.
---