Syllabus 3

Cursus: De Grote Moeder in onze eeuw.

Het vrouwelijke is de oorsprong van alle cultuur en beschaving.
De godin is de hierarchisch ordende en wordt de heerseres over alles, ook over planten en dieren, instincten en driften.

Het vrouwelijke is als begin van het manlijke nog niet het manlijke; dat als aanleg in het vrouwelijke is voorondersteld.
De vrouw bevruchtend maakt de man zich als aanleg waar, laat zich als zodanig gelden.
Zwangerschap en baring zijn het proces der verkering tot realiteit.

Omdat het vrouwelijke het manlijke tot werkelijkheid moet maken, leeft in het vrouwelijke de drang naar het hogere, alsook de wil dit hogere in zijn macht te krijgen - magie.
Dit leidt ertoe, dat de vrouw de mana-figuur wordt en als draagster der hogere macht geëerbiedigd.
Tegenover deze vrouwelijke magische macht heeft de man aanvankelijk bitter weinig te stellen.

De magische ketel, aanvankelijk vruchtbaarheidssymbool, is in de macht der priesteres, later wordt deze de heks.
ketel = vrouwenschoot.

Omdat vrouwelijkheid drang is naar het bovenaardse, garandeert de grote godin levensverruiming en wedergeboorte, die aanvankelijk (en nog steeds) beleefd worden in de roes, de extase, de dichtkunst en zienerschap (onmiddellijke wijsheid - intuïtief, geniaal).

In de oudheid: o.a. de Bachanten en de roes van zieneressen, zoals die van de tempel van Apollo.

Als de man zich aan roes, extase, dichterschap enz. overgeeft, stelt hij zich onder de macht der Grote Moedergodin.
Het is de manlijke aanleg in het vrouwelijke, die de geestelijke bevruchting bewerkt.
Hieruit ontstaat de gedachte der partheno-genese (geboorte uit een maagd).
De Aegyptische maangodin is het prototype van de partheno- genese.

Geestelijke bevruchting, sperma, phallus, zoon zijn figuurlijk het wekkend manlijke in de Grote Godin. In dit verband ook de zoon-minnaar, in welke situatie het manlijke nog niet onafhankelijk is van het vrouwelijke.

Omdat het vrouwelijke het manlijke als aanleg in zich draagt, heeft het de drang om het in de wereld, waar alles uiteen ligt, tot zich te laten komen, in zich op te nemen. Vandaar de liefdebereidheid der vrouw.

De Grote Moedergodin is aanvankelijk de almachtige. Deze gedachte houdt in de christelijke wereld stand tot het einde der middeleeuwen - de Vierge ouvrante, Madonnabeeld met kind, maar in zich bergend de Vader en de Gekruisigde.

---
69/2