Syllabus 4

Cursus: De Grote Moeder in onze eeuw.

De Grote godin is aanbiddelijk en als zodanig is zij bewaard in de r.k.kerk. Josef is van koninklijke bloede en de plaatsvervanger van de godheid op aarde.
Het godenkind heeft dus twee vaders. (Soms ook twee moeders.)

De madonna werd echter onttroond, doordat men haar met Josef een gezin liet vormen, waardoor ook hij onttroond wordt, omdat hij ophield de (antieke) plaatsvervanger te zijn.
Maar tot in de renaissance bleef het oude ritueel in de kunst voortduren. Ook zijn haar priesters nog "castraten".

De r.k.kerk is een overgangsfase, die uitmondt in het protestantisme: het woord gaat overheersen, maar het protestantisme blijft een geloof en dus wordt het conflict tussen vrouwelijk en manlijk niet radicaal opgeheven.

De christelijke wereld ging steeds verder in het verwerpen van het vrouwelijke, waartegen thans een reactie. Met het vrouwelijke verwierp het christendom de kategorie der identiteit.
Het denken blijft bij het onderscheiden: in vakjes rangschikken.
Wij proberen uit ons onderscheidend denken te leven, maar het leven valt niet eenzijdig te beredeneren. Er is tegen alle geredeneer in de innerlijke stem en er zijn de dromen, waardoor het onbewuste mededeelt, wat het Ik niet wenst te weten, omdat het niet in zijn wereldbeeld past. Dromen waarschuwen ons voor gevaren en wijzen ons de weg.
De eigen dromen uitleggen is gevaarlijk, omdat men ze onwillekeurig uitlegt overeenkomstig de eigen wensen.

De Europees christelijke wereld verliep tot natuurlijkheid en zakelijkheid en verdorde. Het resultaat was de burgerman.
Niets mag meer "vloeien" (Herakleitos), alles moet vaststaan. Hij praat met voorliefde over rechten en plichten en heel zijn leven gaat op in voorzorg en zekerheid.

Dat het leven een avontuur zou zijn, acht hij onzinnig; het moet vanaf de wieg tot het graf worden uitgestippeld.
En omtrent de liefde oordeelt hij evenzo. Liefde is voor hem het nette huwelijk met huwelijkse voorwaarden en de flinke boterham met wat erop.
Dat de liefde dichterlijk is, vindt hij bespottelijk. Hij houdt het bij Droogstoppel.

Zelfs de kunstenaar wil tegenwoordig zekerheid. De bohème was de laatste vrije kunstenaarswereld. In de bohème moest de kunstenaar zich bewijzen.

De Grote Godin aanvaardt niet, dat het intellect haar de rug toekeerde. Zij is hierdoor primitief geworden (verdringing, regressie). Zij was tot lichtende hoogten gestegen en is nu een macht der duisternis geworden.
Het is niet haar schuld, dat de Grote Vader, steriel redenerend, op weg is naar de zelfmoord.

---
69/2