Syllabus 5 Cursus: De Grote Moeder in deze eeuw. Toen het verstandelijke denken het Grote Vrouwelijke de rug toe- keerde, verwierp het niet alleen de kategorie der identiteit en de liefde, maar ook het mysterie. Het mysterie is in het vrouwelijke voorondersteld. De zon komt op uit de nacht. Het doorgrondelijke is om te beginnen ondoorgrondelijk. Het ondoorgrondelijke (numineuze) kan alleen beleefd worden. Bewustzijn en onbewustzijn laten zich wel tot een eenheid denken, maar het denken zegt ook, dat zij in het reële proces, dat de psyche is, reëel onderscheiden blijven. Bewust en onbewust zijn de polen in dit proces. Het verstandelijk denken is het beperkende; het is het denken, dat zichzelf beperkt, want het denkt beperktheden.
Welbegrepen is alles in laatste instantie Zijn, dat tevens Niet- Zijn is en dus Worden.
Al wat is, maakt zich waar door zich te negeren. Het om te beginnen enkel uiterlijke Verschijnsel doet dit door zich te verinnerlijken, maar ook dit geschiedt om te beginnen uiterlijk, want de organen zijn ook uiterlijke verschijnselen. Vervolgens wordt uiterlijkheid genegeerd door haar te vervluchtigen. Zo komt het Zijn tot leven. Het verstand wil alles doorschouwen door het uiteen te rafelen. Zo echter komt het niet tot het Wezen. Het is mateloos knap en dito onwijs en blijft in het donker wroeten. Toen het hoofd van Lodewijk XVI viel, viel de staat ten prooi aan verbrokkeling. De staat dient te leven in het bewustzijn der burgers, maar in hun bewustzijn leeft slechts het eigenbelang, ook als partijbelang. De Verschrikkelijke Moeder is momenteel dominant, doordat het Vrouwelijke verworpen (verdrongen) is. Daardoor is het erbij be- horende Manlijke tot natuurlijke agressiviteit geregredieerd. In onze tijd wordt de dood over de wereld gezaaid. De Verschrikkelijke Grote Moeder: het collectief onbewuste krijgt meer en meer de overmacht over het persoonlijke en zijn vrijheid. De maatschappij wenst geen spontaniteit. Het verstandelijke denken is niet spontaan. In de vorige eeuw komt de psyche in verzet in de sfeer der psycho- logische wetenschap. Baanbreker is Freud. Hij beschouwt het lustprincipe als de allesbeheersende macht; wilde er een dogma van maken, wat volkomen onwetenschappelijk is. Adler verving het lustprincipe door het machtsprincipe. Beide waren materialistische denkers. C.G.Jung was een paragnost; had een afkeer van logica; wiskunde vond hij immoreel, ze maakte hem ziek. Hij bewoog zich in de sfeer van het collectief onbewuste. Men verwijt hem, dat hij het niet kan bewijzen. Maar ook de weten- schap kan niets bewijzen, want zij steunt op hypothesen en axioma's. Jung noemt het intellect een miniscuul spiegeltje. Wegens zijn afkeer van logisch denken, bestudeerde hij de psyche volkomen empirisch. --- 69/2