Syllabus 6 Cursus: De Grote Moeder in deze eeuw. Oosterse wijsheid heeft voor Jung wel waarde, maar hij acht ze voor de Europese mens niet practicabel. Belangrijke begrippen bij Jung: de overdracht, het Zelf, de pro- jectie en de introjectie. De overdracht heeft bij Jung identieke betekenis als het commu- niëren bij Jaspers. Het Zelf vindt zijn afspiegeling in het godsbeeld, waarin het zich voor alle leden van de collectiviteit uitdrukt. Het is het archetype van de orde en als archetype collectief. Uit het Zelf wordt het Ik, uit het collectieve het individuele geboren. Het Ik is een nieuwe start; is resultaat van centrering. Projectie; kortsluiting; een psychische mogelijkheid spiegelt zich in de buitenwereld. Is een weg tot zelfkennis. Introjectie. Staat tegenover projectie; een stuk buitenwereld wordt gespiegeld in de binnenwereld en daardoor deel van de persoonlijkheid. Een godheid wordt aardse held. De romantici introjecteerden in de innerlijke sprookjes-wereld. De wraak der Grote Moeder openbaart zich ook in het enorme aantal psychisch gestoorden. Velen zijn op de vlucht. Elke neu- rose en dergl. is als een vlucht te beschouwen. Jung fulmineert tegen het overschatten van de wil. Deze over- schatting is een overblijfsel van de extreme eenzijdigheid der vorige eeuw: het geloof, dat de mens volslagen bewust kan leven. Het levensdoel is zelfverwerkelijking en het Zelf is gegeven. Hieraan kan de wil niets veranderen. Wij kunnen het karakter niet veranderen, wel frustraties opheffen. Machtige middelen van het collectief onbewuste zijn het ongegronde schuldgevoel (resultaat van bedrog, incl. zelfbedrog) en het verkeerde medelijden (met iemand, die niet lijdt. Leed is gevolg van verstoring van zedelijke eenheid). Een mens kan "zielig" zijn door zijn erbarmelijkheid en daardoor de sentimentaliteit bespelen; maar hij kan tevens een canaille zijn. De verikkiging heeft een enorme omvang gekregen (Eric Neumann), waartegen wij ons moeten verzetten, terwille van de toekomst, d.w.z. van onze kinderen. Dit is een zedelijk gebod. Het (manlijke) bewustzijn tast in den blinde, maar er zijn symp- tomen, dat het naar het licht zoekt. De (vrouwelijke) wijsheid zoekt opnieuw zich te realiseren in kunst en religie. God is dood. Het Grote Manlijke, dat de vrijheid des geestes wil, is dood. De verslindende Grote Moeder heerst. De slag om de liefdevolle redelijkheid is ontbrand. --- 69/2