SYLLABUS 2.

Cursus: De mens en zijn goden.

Het bewustzijn valt uiteen in natuurlijk en verstandig, want de mens blijft niet bij het natuurlijke bewustzijn (waarnemen), dat als beeld onmiddellijk een eenheid voorspiegelt.
Het verstand gaat vervolgens onderscheiden (denken) wat opnieuw tot eenheid voert, maar nu als begrip.
Het begrip is algemeen, niet meer schijn van wezen.

De wetenschapsmens zegt: Ik zie, voel, hoor enz. het toch.
Op zich zijn de dingen niets. Voor ons zijn zij ons natuurlijk bewustzijn als beeld.

Het denken denkt alles tot eenheid. Het is zelf begrip en als zodanig eenheid van tegendelen, welke laatste het verstandelijk denken niet inziet. Weigerend door te denken, verhardt het zich.

De wereld der verschijnselen, zoals wij die waarnemen, is ons object.
Subject en object zijn een: aan hun grens gaan zij in elkaar over. Daarom is de eis: wees objectief, onwijs.

De dingen verkeren buiten elkaar, maar in ons; dit geldt ook voor de mensen in hun onderling verkeer.
Wij kunnen ook onszelf tot object maken.
De moeilijkheid voor zelfkennis is gelegen in de moeilijkheid om zichzelf enkel denkend te doorgronden.
Grondgedachte is en blijft de dialectiek van het Zijn.

Wat wij zijn, zijn wij ook niet.
Wij zijn zo en anders.

Wat is het verschil tussen goede en slechte mensen?
Wanneer is een mens goed?
Hij is goed voorzoverre hij aan de idee "mens" beantwoordt.

De mens is het proces van de verkering van natuur tot bewustzijn, van onvrijheid tot vrijheid.
Het proces der bewustwording is dat van natuurlijk bewustzijn tot denken.
Dat van het denken van natuurlijk (verstandelijk) denken tot zuiver (redelijk) denken.

Denken is zelfbemiddeling van het bewustzijn.
Onmiddellijk zelfbewustzijn is de liefde.
Liefde is het resultaat van het proces van natuurlijk bewustzijn (begeerte) naar het beleven van saamhorigheid.

De natuur is de verkeerdheid van de mens en andersom.
Niemand komt van zijn verkeerdheid los.
Vrij is de mens voorzoverre hij zelfbewust is.

Omdat denken voor de meesten te moeilijk is, komen zij van hun vooroordelen niet los. Daarom is er steeds ruzie en is het ideaal der menigte een godsrijk of een heilstaat, waarin zij zich bevrijd achten van alle verkeerdheid.

De droom van eeuwig leven na de dood is onhoudbaar.
Eeuwigheid heeft geen begin, is tijdloosheid.

---