SYLLABUS 3.

Cursus: De mythe van Jezus Christus.

Jezus heeft de kenmerken van de heldenfiguur; twee vaders (een goddelijke en een aardse) en een aardse moeder.
Zijn geboorte is niet te danken aan een coïtus; hij is op geestelijk plan verheven (evenals Boeddha).
Hij wordt direct na zijn geboorte bedreigd door Herodes.

Hij is androgyn en vertoont ook verder veel gemeenschappelijks met Dionysos.
Dionysos is de wijnstok. Jezus noemt zich de ware wijnstok en zijn discipelen de ranken (rank is in het Griekse Bakchos; latijn bacchus) en hij spreekt veel over wijn, ook als zijn bloed, en verandert water in wijn.

Dionysos is een lijdende god. Hij wordt o.m. in stukken gehakt (vergelijk: "mijn lichaam, hetwelk voor U gebroken wordt").
Jezus is geen krachtfiguur, evenmin als Dionysos.
Beiden doen wonderen. Jezus verzet zich krachtig met woorden tegen de Farizeeërs en schriftgeleerden. Dit zijn zijn werken, samen met zijn wonderen.
Hij verschuift de zonde van overtreding der (objectieve) wet naar de subjectieve wil tot verkeerdheid.
Deze verschuiving van objectief naar subjectief is socratisch.

Hij kiest zich twaalf apostelen + een vrouw: Maria Magdalena, personificatie van zijn vrouwelijkheid, die zich van natuurlijk (collectief) tot zedelijk persoonlijk vrouwelijk bewustzijn heeft ontwikkeld.

Maria, zijn moeder, is een eenvoudige maagd.
Maagd: ongerept, stille ontvankelijkheid, open naar het geestelijke. Ondertrouwd, niet getrouwd.
Josef is haar manlijk aspect, representeert de Grote Vader.
Maria is de Grote Moeder, die zich bewust wordt (de annunciatie) van de noodzaak, dat uit haar het ware manlijke geboren zal worden. Zij is de Sophia (de vrouwelijke wijsheid).
Haar zoon is "de verlosser", waarvan de betekenis niet feitelijk, maar geestelijk is. Hij leert de vrijheid als resultaat van het overwinnen van de macht der natuur, die blind is, en zo maakt hij ook ziende.

Johannes de Doper is de zoon van een priester, Zacharias, en diens vrouw Elisabeth. Beiden zijn oud. Dat zij dus nog zwanger zal worden is een wonder.
Johannes beeldt het voorlopige inzicht uit, dat in de Joodse godsdienstwereld ontwaakt inzake het nieuwe.
Deze wereld was oud en scheen onvruchtbaar, maar alles verandert steeds, ook als het verwordt.
Het waarlijk nieuwe kon niet van de priesters stammen.

Herodes laat Johannes onthoofden op verzoek van Salomé.
Het ontwakende inzicht wordt door de wereldse macht geestelijk gecastreerd op aandringen van het negatief vrouwelijke.

---