SYLLABUS 5.

Cursus: De mythe van Jezus Christus.

Boeddha wil de vrede brengen, maar Jezus zegt, dat hij niet gekomen is om vrede te brengen, maar het zwaard. Hij is de grote onruststoker, het dialectisch beginsel der negatie.
Vandaar dat hij zegt nergens te kunnen rusten.

In Boeddha en Jezus komt het verschil tot uitdrukking in de Indo - Europese mensheid.
De wereld van Boeddha: leven in uitersten; die van Jezus kende het klassieke aristocratische geestesprincipe: "in niets teveel".

Het christendom leert de subjectieve vrije wil, maar mondde uit in "bevel is bevel".
Alleen het zuivere denken en de opstandige jeugd van nu verdedigen het christelijke principe.

De evangelieën zijn tegensprakig en vol ondoordachtheden, waardoor de brede massa de gelegenheid krijgt om er datgene uit te halen (na het erin gelegd te hebben) wat het gebruiken kan om zijn zinnigheid en banaliteit goed te praten.

Zelfs het Onze Vader is onlogisch.
Bijv.: "leid ons niet in verzoeking". Wij zijn altijd in verzoeking;
dit is het kenmerk van het mens zijn.
Mens zijn is mens worden en dit is een vergeestelijkingsproces, waaraan het natuurlijke en dus zinlijke is en blijft voorondersteld.

Na de bergrede is de leer van Jezus exoterisch (idem bij Boeddha), maar desalniettemin zegt hij: "geeft het heilige den honden niet en werpt geen paarlen voor de zwijnen." Deze uitspraak is esoterisch, alleen voor de ingewijden in de mysterieën.

Hij is wereldleraar, maar stuurt zijn apostelen nadrukkelijk uit naar de verloren schapen van Israël (het uitverkoren volk).
Een Kanaänitische vrouw, die zijn hulp inroept voor haar zieke dochtertje, vergelijkt hij met een hond.

Het gebed in Gethsemané: angst voor het afdalen in het onbewuste (de grote doodsmoeder). Bidden is denken. Hij moet voor dit besluit zuiver geestelijk werkzaam zijn. Daarom slapen de discipelen (deelstructuren van zijn psyche) en vluchten zij als het innerlijk conflict realiteit wordt. Hij moet dit geheel geestelijk uitvechten.

Pilatus representeert de Romeinse officiële houding jegens het geestesleven.

De Joden hebben de kruisiging niet geëist, want de Joodse doodstraf was die der steniging.
En dat zij de kruisiging op vrijdagochtend - kort voor het begin van de sabbath - geëist zouden hebben is baarlijke nonsens. Een kruisdood voltrok zich niet in enkele uren.

---