SYLLABUS 1. Cursus: De onbewuste ondergrond van onze catastrophale wereldsituatie. In 1914 geraakte de westerse beschaving in een crisis, die eenzelfde hevigheid en diepgang heeft als de crisis in de eerste eeuwen van onze jaartelling, toen het christendom op- kwam. De uiterlijke vorm van de huidige crisis is de spanning tussen communisme en anti-communisme, maar heeft in den grond der zaak niets met politiek te maken, al blijkt er uit, dat er een wezenlijke tegenstelling is tussen het Westen en de Slavische wereld. De culturele ontwikkeling van het Westen is die van het Ik en begon in Griekenland. In Rome leidde het tot het Keizer- rijk - de Keizer was de almachtige, zijn particuliere wil was wet. Niemand had recht tegen den Keizer, het super-Ik. De verkeerde keizerlijke almacht kondigde de juiste al- macht van het Ik aan, n.l. dat het in staat is alles in zijn geestelijke macht te brengen door het te denken. In Ik-denk is het Ik almachtig. Deze verdere ontwikkeling voltrok zich in de Germaanse periode van Europa, wat vanzelf spreekt, omdat de Germaan geen enkel gezag boven zich erkende. Het denken maakte zich toen ook los van de religie, werd autonoom, evenals oudtijds in Griekenland had plaats gevonden. Bewustworden is Ik worden, tot het onderscheid komen. Als het Ik denkt, komt het tot het oordeel des onderscheids. Dit denken is de eerste phase, de verstandelijke. De vol- gende phase is de redelijke, waarin het onderscheidene tot eenheid gedacht wordt. Deze eenheid is de ongescheiden onder- scheiden eenheid van tegendelen. Verstandelijk redenerend zegt men, dat meneer A meneer A is en meneer B meneer B, maar zij zijn ook identiek, want beide mens en dus zijn zij niet alleen maar twee onderscheiden groot- heden. Voor het primitieve gevoel zijn A en B een. De primitieve mens is nog geen persoonlijkheid. De bewuste mens is dat wel, maar hij is ook nog primitief en in zoverre onbewust. Dit primitieve voor-persoonlijke onbewuste is de aanleg tot bewustzijn. Leven is bewustworden. Bewustzijn en onbewustzijn verhouden zich als licht en duisternis, dus negatief. Het onderscheidende denken weert het onbewuste af als minderwaardig of als onzinnig en het gelooft graag het door zijn wil te kunnen onderdrukken. Maar omdat het onbewuste onze aanleg is tot bewustzijn, laat het zich niet onderdrukken. Het onbewuste is niet Ik en daarom zegt het Ik: dat ben Ik niet. Het Ik vasthoudende aan de identiteit met zichzelf heeft een Ik-kosmos opgesteld, en treedt tyranniek op tegen het on- bewuste. Maar de "donkere driften" zijn zeer machtig. Wij zijn nog maar sinds korten tijd bewust; het onbewuste is daarom veel sterker dan het bewustzijn. Wanneer het Ik zegt: Ik zelf, spreekt het over de eigen identiteit. Maar ons Zelf omvat het gehele psychische leven inclusief het Ik. Zichzelf worden is zich individueren. Het Ik, dat in de lege identiteit Ik = Ik blijft steken, kan niet tot verzoening komen met het Zelf. Het zweert bij het "heldere nuchtere" verstand, dat in de vorige eeuw zijn almacht decreteerde en dat zich souverein acht. Deze souvereiniteit wil het handhaven en omdat het doel en middel uiteen denkt, kan het geen enkel bezwaar hebben (behalve sentimentele, die waardeloos zijn voor het verstand) om elk middel goed te keuren, zelfs de atoom- en napalmbom. ---