SYLLABUS 4. Cursus: De onbewuste ondergrond van onze catastrophale wereldsituatie. De primitief denkt wel, maar kan niet abstraheren en dus niet generaliseren. Het algemene beleeft hij, wat door Levi Brühl wordt betiteld als participation mystique. Doordat hij zo is, is hij zichzelf niet bewust van zijn mens-zijn in onderscheiding van het dier-zijn; alles vloeit voor hem ineen. De primitief heeft nauwelijks persoonlijkheid. Iemand is niet die iemand, maar een lid van een stam. Wordt een stamlid door een lid van een andere stam gedood of gewond, dan moet wraak genomen worden op die andere stam, hetgeen geschiedt door een lid van die stam te doden of te verwonden. De primitief kent en leeft in de situatie, waarin hij ge- heel participeert. Dit geldt o.a. ook voor zijn geboortegrond. Vandaar zijn verbluffend oriëntatievermogen en zijn heimwee. Het participeren is de grondslag van het totemisme, van de maskerdansen, waarin de door het masker voorgestelde macht zelf danst (de dans is ritus); vandaar ook het kastenstelsel (deelhebben aan de macht door het simpele feit der geboorte) en het meegeven van vrouwen en/of slaven aan een dode. De primitief onderscheidt niet tussen waakleven en droom- leven, vandaar dat gedroomd overspel evengoed strafbaar is als bedreven overspel. De ritus is de mythe in actie d.w.z. door de ritus wordt het mythische gebeuren uit de oertijd herhaald. De mythe is niet bovennatuurlijk, want de primitief kent het begrip natuur niet. De mythe is alleen maar een voorbeel- dig gebeuren, dat voor het eerst plaats greep in de oertijd en dat daarom telkens herhaald moet worden. Daardoor zijn alle dingen en gebeurtenissen dubbel, d.w.z. zij zijn wat ze zijn en bovendien die herhaling. Aangezien alles wat in de oertijd gebeurde, ook anders had kunnen gebeuren, is wat gebeurt niet wetmatig. De mythe ontstaat vaak uit de ritus, maar is dan toch de grondslag, die de ritus crediteert. De mythe zegt wat de mens is. Bijv. door God geschapen of zoals bij de N.Amerikaanse Roodhuiden: uit deze aarde geboren. De mythische werkelijkheid is niet allegorisch en niet magisch. Magie. Hierdoor wordt de wereld beheerst. Alles is immers zowel in- als uitwendig en door het inwendig zijn te beheersen. De magische middelen zijn toverwoorden en toverformules. De tijd is voor de primitieven niet hetzelfde als voor ons, maar heeft dezelfde betekenis als in onze uitdrukking.: "alles heeft zijn tijd". De mythe heeft zijn tijd n.l. de oertijd, die niet een be- paalde tijdsperiode is zoals bijv. de tweede of achtste eeuw, maar die de tijd is van elke mythe, waarbij moet worden op- gemerkt dat elke mythe zijn eigen oertijd heeft. "In den beginne". Elke tijd heeft zijn eigen mana. Omdat alles van later herhaling is van het gebeurde in de oertijd, hebben zeden en gewoonten mana. Omdat elke herhaling reproductie is, moet alles zeer nauw- keurig herhaald worden, want anders is er geen participatie. Kinderen vragen ook bij het vertellen van sprookjes letter- lijke herhaling. Zij geloven in mythe en magie. Wanneer zij deze periode te boven zijn, hebben zij een wereld verloren, die zij nooit meer terugkrijgen. De mythe van onze tijd was die van bloed en bodem en had enorme kracht. (Primitief gezegd: was sterk met mana geladen). ---