website
inform.


                                      Syllabus 5.

Cursus: De opstandige jeugd en het bankroet der ideologieën.

Oorspronkelijk kende de bourgeoisie ook de matigheid en zuinigheid; deze laatste stond in dienst van de hebzucht.
De armen konden niet zuinig zijn, want zij leden gebrek.
Het is dan ook niet bevreemdend, dat de arbeiders (vooral de oudere) hun vroegere socialisme hebben prijsgegeven, want in wezen is de arbeider burgerlijk.

Het socialisme beoogt aan de individuele mens zijn bestaan te garanderen door alle privileges inzake het bezit (het hebben) af te schaffen.

Ondanks alle loonsverhoging halen de arbeiders de rijken nooit in, wanneer zij de privileges laten voortbestaan.
Voor kinderen is het willen hebben vanzelfsprekend, omdat zij nog dicht bij de natuur staan. Dit willen hebben moet wel bevredigd, maar niet bevorderd worden.
Hebzucht is kenmerk van infantilisme.

De ontwikkelde landen zijn geprivilegeerd ten aanzien van de ontwikkelingslanden.
Voorzoverre de geprivilegeerden christelijk zijn, zijn zij het op een koopje en dus zijn zij het niet.
Het christendom eist de inzet van de gehele zedelijke persoonlijkheid. De zedelijke wil is die tot vrijheid.
Wie niet weet wat het begrip "vrijheid" inhoudt, kan niet christelijk zijn.

Christus is bedoeld als voorbeeld. Hij is middelaar, niet tussen ons en een god buiten ons, maar tussen onze natuurlijke realiteit en onze geestelijke aanleg.

De "Goddelijke genade" is het ontluiken van het inzicht in het wezenlijk menselijke, waardoor de "verlossing" mogelijk wordt uit de overheersing door de natuur.

In rijkdom, luxe, welvaartsstreven gaat de zedelijkheid, de vrijheid onder en dus de mens.
Ook in de communistische landen, waar de welvaart doel is. Er kwam daardoor geen nieuwe mens, die voor de medemens gelijke belangstelling heeft als voor zichzelf.

Wie het om vrijheid te doen is, bedreigt de "gevestigde belangen".
Het geestelijk leven heeft geen "gevestigde belangen"; het enige belang des geestes is zijn zelfverwezenlijking en deze zijn voortdurende dialectische zelfontplooiing.

Het dialectisch proces gaat oneindig voort.

De opstandige, levende jeugd wil het experiment, niet het politieke dogma, ook niet zoals het door Moskou verkondigd wordt.
Het ware communisme streeft niet naar steeds meer, maar naar het noodzakelijk minimum.

De levende jeugd gelooft niet in carriëre maken, doch in socialisme en anarchisme (persoonlijke vrijheid) maar gewijzigd overeenkomstig haar visie.

---



















68/3