SYLLABUS 2.

Cursus: De geboorte ener nieuwe moraal.

De angst voor God is een beslissend element in de christelijke moraal; binnen allerlei kerken en kerkjes werd uitgemaakt wat Gods wil was. Hij varieerde van benepen dorpeling tot man van de wereld.

Naarmate de angst afneemt, verwatert de moraal en raakt de mens op drift.

De eerste morele eis is, dat de mens zedelijk is, d.w.z. zich als bovennatuurlijk wil verwerkelijken.
Dit bovennatuurlijk (zedelijk) zijn heeft hij ideëel gesteld als "God". De eerste morele eis is dus, dat hij God zoekt.
Wanneer dit ophoudt, verliest de moraal haar basis en wordt fatsoen, een niet onderheid bouwsel.

Het culturele leven wordt een doen alsof, het levensdoel wordt gezocht in het materiële. De mensen verzinken in barbarij, in natuurlijkheid.
De enige hogere macht, die overblijft, is het natuurlijke Ik.

De verhoudingen tussen de mensen worden oppervlakkiger.
Ikzucht - hebzucht - het streven naar welvaart. Dit is een vervalverschijnsel.

De welvaartstaat roept gevoelens op van verwarring en levensleegheid, gevoelens van onmacht en vlucht in het onbewuste - de collectiviteit.

Overheid en kerken staan machteloos.
De kerken zijn inwendig verdeeld, zoeken uitwendig oecumene, maar variëren van halsstarrig vasthouden aan de bijbel als gods woord tot steeds ruimer interpretatie. Maar de bijbel wordt niet ter discussie gesteld als "Gods woord".

Het woord is de uiterlijke vorm der gedachte en deze is de vorm van het denken en dit is dialectisch, ontwikkelt zich oneindig.
Ook "Gods woord" is niet het laatste.

Het verstand heeft het symbolische, d.w.z. het religieuse element in de godsdienst vernietigd, waardoor de symbolen, o.a. de lijdende Christus hun transformerende werking verloren hebben.

Velen geloven nog in een hiernamaals, dat weliswaar onlogisch is, maar niet in strijd met de Ik-cultus, want het natuurlijke Ik is evenzeer onlogisch, verzet zich tegen elke zelfverkering en wil dus ook na de dood stand houden.

Nu God dood is en de godsdienst leeg, kan de religiositeit weer aan bod komen.
Religie is vrouwelijk en het vrouwelijke is altijd de aanvang.

De nieuwe ontwikkeling der religiositeit zal bepaald worden door de dieptepsychologie (in de zin van Dr.Jung) en zal wijsgeriger - minder dogmatisch - moeten zijn, want sinds de renaissance is de menselijke psyche het doel.

---
69/1