SYLLABUS 2.

Cursus: Het Oer-Vrouwelijke.

Bewustworden: ontwikkeling van het onderscheidingsvermogen.
Aanvankelijk staat de mens bijkans volkomen onder het moment der identiteit, dat vrouwelijk is.
Het moment van het onderscheid is manlijk.

Wegens de zwakte van het bewustzijn in den aanvang overweegt het identificeren volkomen. D.w.z. dat het vrouwelijke overheerst.
De vrouw is in zwangerschap, maar ook daarna in de situatie van de eenheid met het eigen andere.

De vrouw bevat het kind. Zij is zelf vat en verder is elk vat symbool.
In het vat voltrekken zich veranderingen;
bloed wordt kind; voedsel gekookt; vloeistof gegist.
Al dit veranderen is mysterie. Ook de vrouw is mysterieus.
Veranderingsmysterieën zijn ook verbonden aan de symboliek van de borst, waarin bloed in melk verandert.
In de avondmaalskelk verandert de wijn in het bloed.
(Volgens de Griekse overlevering is de eerste kelk gevormd naar de borst van Helena, was er een copy van.)
De veranderingssymboliek komt bij bijkans alle organen te pas. Bijv. mond (vagina, schoot) waaruit de adem geboren wordt; adem - vluchtigheid - logos.

Het vrouwelijke wordt in de patriarchale periode van moederlijk gedegradeerd tot enkel sexueel.
De roomse kerk handhaaft het moederlijke aspect nog als en in de heilige maagd, maar ook in de eis van het verwekken van grote gezinnen.

Het vrouwelijke is, zoals alle menselijkheid, paradox en dus niet alleen positief, maar ook negatief en beangstigend, wat zijn uitdrukking vindt in de monstrueuse beelden der Verschrikkelijke Moeder.
Deze heeft manlijke bij haar behorende symbolen: tong, phallus,(somtijds) tanden, slangen. Het manlijke is ten aanzien van het vrouwelijke negatief.

Het hol, de grot, de kloof is de moederschoot der aarde, maar ook het graf.
De Nacht is de Grote Moeder, tevens verdwijnen in de nacht de dingen in het duister; alleen maan en sterren (geestsymbolen) treden er te voorschijn.
De Tijd is een innerlijke ervaring van de alles verslindende godin (later wordt de Tijd de zijn kinderen verslindende Chronos).
De Dood is de nachtzijde van het leven.

De Grote Moeder is eerst het onvoorstelbare numineuze.
Als zij voorstelbaar wordt, is de uitbeelding uiterst primitief: overdreven borsten (voeding schenken), buik (leven vormend), billen.
De accentuering van het zitgedeelte houdt verband met de voortplanting der dieren (coitus van achteren) en is uitdrukking van het in bezit nemen, be-zitten.

---