SYLLABUS 3.

Cursus: Leven of Denken.

De burgerij heeft vaste normen opgesteld voor goed en kwaad overeenkomstig zijn burgerlijkheid en zonder aanzien des persoons.
Zich enkel formeel aan een norm houden betekent onvrijheid en is dus kwaad.

Vrijheid is autonomie als zedelijke zelfverwerkelijking.
Vrijheid vooronderstelt persoonlijkheid.
De massamens is een abstractie, onpersoonlijk, materiaal; dit is ons duidelijk gemaakt in de beide wereldoorlogen.

Zelfverwerkelijking - door macht of door liefde?
Friedrich Nietzsche verkondigde de wil tot de macht.
Hij verwerpt de moraal, speciaal de christelijke en het onderscheid van goed en kwaad; wil leven jenseits von Gut und Böse.
Socrates is voor hem de vernietiger der Griekse instincten.

Nietzsche stelt tegenover elkaar:
  - instinct en geest
  - affect en grond
  - heerserswil en slaafse wil.
Geest, grond en slaafse wil zijn volgens hem perversiteiten van instinct, affect en heerserswil.
Zijn gedachtengang is een extreem protest tegen het abstraheren.

Zarathustra: "God is dood. Ik leer U den Uebermensch".
(N. zegt dit herhaaldelijk, wat ons het recht geeft te twijfelen aan zijn overtuiging, dat hij God gedood had).
De deugd is volgens hem een slaapmiddel ten behoeve der zwakken en de mens iets, dat overwonnen moet worden; een koord gespannen tussen dier en Uebermensch.
Eerst was de geest God, toen mens, nu gepeupel.

Inderdaad zijn de begrippen: God en deugd middelen geworden om de zedelijke persoonlijkheid om hals te brengen en de mensen te maken tot fatsoenlijke, schijnheilige, onderdanige banaliteiten.

Nietzsche is niet alleen vernietiger, hij wil ook wedergeboorte: kind zijn en de barende &erave;n de barensweeën - in enen.

De mens moet niet goed zijn, maar edel.
Hij is ook niet goed, ondanks zijn "deugdzaamheid", waarvoor hij n.l. betaald wil worden hier op aarde en in een hiernamaals.
"Sommigen zeggen: deugd is noodzakelijk, maar zij bedoelen de politie".

De Zarathustra is het werk der absolute eenzaamheid van een protesterende enkeling, die echter desondanks het leven aanvaardt.
De gedachte der eeuwige wederkeer is voor Nietzsche de hoogste vorm der levensaanvaarding, omdat hij daardoor met Ja ! antwoordt op de vraag: "Is dit, wat Ik doe zo, dat ik hoe ontelbare malen doen wil?"

Telkens weer moet de grote mens ontstaan; dit is het doel der menselijke cultuur.

---