SYLLABUS 4 Cursus: De opstand van het onbewuste. Eros en Logos zijn beide wil tot eenheid, resp. als verlangen naar en als bewuste wil tot. Deze wil is reeds in de anorgani- sche natuur aanwijsbaar, al kent de natuur geen werkelijke eenheid. Het Zijn is de absolute kategorie, want alles is, ook het Niet- Zijn, want het is negatie van Zijn. De negatie is de waarheid van al wat is, ook van het logische denken. Het Zijn is positief als negatie van niet-Zijn. Voor zoverre het de eigen waarheid negeert is het onwaar en dus schijn. Vandaar dat niets stand houdt. Het Zijn als positieve schijn noemen wij verschijnsel. Het ver- schijnsel is verschijning van iets anders, dat geen verschijnsel is en dus enkel denkbaarheid. Het Zijn als wezenlijk Niet-Zijn en dus ermee identiek, is ermede een in en als het Worden. In het Worden brengt het Zijn de wil tot eenheid tot uitdrukking. Aan de eenwording zijn gescheiden en onderscheiden zijn vooron- dersteld. De natuur, die in de vorm is van de veelheid der gescheiden onderscheiden ietsen, is dus onontkoombaar, maar dit geldt ook voor het bewustzijn, waaraan het natuurlijke genegeerd is en dat op zijn zuiverste (geestelijke) wijze de Logos is, die alles tot werkelijke eenheid denkt, de drie-eenheid, het doel van de wil tot eenheid. Aangezien wij met onze natuurlijke zintuigen waarnemen, is er identiteit tussen het waarnemen en het waargenomene en zien wij alles in ruimte en tijd, naast en na elkaar. In de natuur is geen eenheid en valt de "dialectiek" uiteen in actie en reactie die reeds in de anorganische natuur een eenheid bewerken: de chemische reactie, waarbij twee of meer- dere ietsen tot een ander iets versmelten. En verder vertoont de anorganische natuur het worden (groeien) als uiterlijke aangelegenheid in het kristal. Maar ook ligt het in de rede, dat de natuur het negeren van het enkel uiterlijkheid zijn tot uitdrukking gaat brengen: de cel, waarmede zij in schijn ophoudt enkel uiterlijk te zijn door zich op uiterlijke wijze te verinnerlijken; de celkern is een waarneembaarheid. De eencelligen sluiten zich aaneen tot grotere en hogere le- vensvormen. Heel het proces van de eencelligen tot ons is het levenspro- ces dat uitmondt in het bewustzijn, dat als Zijn Worden is, voortdurend, voortschrijdende negatie, verkering. Als denken is de verkering ideële werkelijkheid geworden. Het onbewuste reikt van het primitiefste natuurlijke leven tot het bewuste leven. ---