SYLLABUS 3

Cursus: De opvoeding.

De grondgedachten der opvoeding waren voorheen:
gehoorzaamheid (liefst blinde), eerbied, dankbaarheid.
Deze laatste werd verlangd, omdat de ouders het kind "het leven geschonken" hadden en voor het kind zorgden. Alsof het leven zonder meer een pretje is en de ouderlijke zorg niet een plicht.
Van eerbied voor het kind was geen sprake. De ouders waren goden en onfeilbaar, mochten elkaar derhalve niet "afvallen"; rechtvaardigheid jegens het kind was dus geen principe.
Het straffen. Vader als huisbeul. De dubbele moraal: ouders mochten liegen, huichelen, ruzie maken, het kind niet.
Vaak werd en wordt het kind verstoten, als het de ouders "te schande maakt". Zij ontkennen dan hun verantwoordelijkheid.

Opvoeden is helpen zonder eigenbaat, egocentriciteit of egoïsme; het kind helpen zichzelf te leren kennen.
De ouders moeten daartoe zelf trachten het kind te leren kennen: observeren, maar ook aanvaarden; het kan niet veranderd worden.

Belangstelling is nodig, niet alleen voor de gezondheid.
Kinderen verkleumen vaak. Soms lopen ze dan weg of plegen zelfmoord.
Er is veel angst, teleurstelling, vereenzaming in de kinderwereld, omdat voor het ouderschap geen enkele opleiding vereist is.

Wij geven tegenwoordig sexuele voorlichting op de scholen; zouden wij ook niet voorlichting kunnen geven omtrent de kinderziel en wat het kind verwacht ? Het verwacht leiding en raad.
Het kind wil wel opgevoed worden.

Het is geen onbeschreven blad papier, maar ook draagt het geen schuld aan zoals het is.
De ouders geven het verleden door als het kind.
In alle geslachten was en is licht en schaduw.

Als het in de wieg ligt, hebben wij de neiging illusies te koesteren, die eventueel in rook opgaan.
S.v.p. geen schaamte, omdat het kind volgens onze opvatting beneden de maat blijft.

Wij moeten de kinderen de tijd geven om zichzelf te vinden.
Het leven niet zien als programma, dat in volgorde en op tijd moet worden afgewerkt.
Toestaan dat het zich vergist en een andere richting inslaat.
Niet verwachten, dat de ontwikkeling zich storingloos en rechtlijnig voltrekt.

In elk kinderleven komen verzetsperioden voor. De eerste tussen het tweede en vierde jaar. De sterkste gedurende de puberteit. In die periode vaak contactmoeilijkheden.
Het jeugdprotest wordt tegenwoordig gemeenlijk wel aanvaard, maar het latere niet. Onze maatschappij verdraagt steeds minder vrijheid, zij eist, dat de jeugd aan haar wordt aangepast.

---
70/1.