SYLLABUS 2.

Cursus: Wijsgerige beschouwingen over het Heelal.

Bestaan is niet wat het woord uitdrukt - standhouden, maar het is ontstaan en vergaan.
Het Heelal als zodanig bestaat niet, is dus op zichzelf niet vergankelijk. Het bestaat slechts op deze wijze van het bestaan der bijzonderheden, der bijzondere vergankelijkheden.

De sterrren- en natuurkundigen werken met de begrippen: aantrekken en afstoten; op het gebied der electriciteit met positief en negatief.

Aantrekken - drang tot vereniging, tot eenheid.
Afstoten - drang tot zelfstandigheid, zelfhandhaving.

0m te kunnen aantrekken moet de aantrekkende een zelfstandigheid zijn.
Het zelfstandig bestaande is zelf een eenheid, tevens deelbaar, dus een veelheid.
Het zelfstandige zoekt zichzelf en het identieke, want het is het identieke op zijn wijze.
Het ontkent het andere, maar om het te kunnen ontkennen, moet het het erkennen voor wat het is.

Ontkennen - neen zeggen. Erkennen - ja zeggen. Negatief en positief. Deze tegenstrijdigheid laat zich begrijpen als spanning.
Het evenwicht tussen de zelfstandigheden laat zich begrijpen als rust in eenheid, waarbij het een en het ander onderscheiden en gescheiden zijn.

Omdat alles het identieke zoekt, is alles in beweging.
Natuurlijke spanning is dynamisch. Verwerkelijking ervan is energie. De natuur is altijd zeer energiek aan het bewegen; is op natuurlijke wijze rusteloos. De mechanische natuur mechanisch.

De zelfstandige veeleenheid wentelt mechanisch om een mathematisch (ideëel) middelpunt. Er is ook het wentelen om reëele middelpunten. Het aantrekken en afstoten is de z.g. zwaartekracht.

Ons zonnestelsel is een veeleenheid. Doordat de afstanden tussen de samenstellende delen zo groot zijn, kunnen we er doorheen kijken, maar ook als we dit niet kunnen, is er ruimte.

Ruimte is aanschouwelijke leegheid, lege aanschouwelijkheid en gaat vanzelf over in het niet-aanschouwelijke en enkel denkbare, zowel in het grote als in het kleine.
De ruimte ontkent zich tot punt. Aangezien dit ruimteloos is, is het geen ruimte meer en dus iets anders - het tijdpunt, tijdstip.
Alles wat natuurlijk is, is tijdelijk-ruimtelijk en deze eenheid is de plaats. Omdat alles beweegt, heeft niets een vaste plaats.
Alleen als iets ten aanzien van iets anders niet meer beweegt, heeft het t.a.v. dat iets een vaste plaats.
Ruimte en tijd zijn te begrijpen als het begin van het zich stellen der natuur. Het begin is abstracte gesteldheid. Eerste, natuurlijk-concrete gesteldheid is het licht.
Het natuurlijk gestelde is verschijnsel.
Het licht is het eerste verschijnsel, een schijnsel van niets, dat de schijn heeft iets te zijn en dit iets slechts is als schijn.
Is het licht materie?
Volgens Einstein is materie electrische spanning.
Wat is electriciteit? Te begrijpen als natuurlijke verdeeldheid en de onrust zelve, waartegenover het magnetisme rustige verdeeldheid is. Electriciteit is de energie, die zich tracht te stellen, maar de gesteldheid onmiddellijk weer opheft - een voortdurend trillen. Trillen is plaats ontkennen en dus zoeken.

---