DE NIEUWE AMSTERDAMMER 
                     
              Voortzetting van OP WACHT in AMSTERDAM
              
No. 15                                                       17 November 1944
--------------------------------------------------------------------------


                                FRONTNIEUWS
Nieuw offensief tegen Duitschland.
Donderdagmorgen omstreeks 11 uur zijn het 1e en 9e Amerikaansche leger na hevige artillerievoorbereidingen en ondersteund door een bombardement, uitgevoerd door 2400 zware bommenwerpers, ten Noorden en ten Zuiden van Aken tot een offensief overgegaan. Ten Noorden van Aken heeft het 9e leger, na overschrijding van de Duitsche grens, goede vorderingen gemaakt. Nadere bijzonderheden ontbreken.
Over een front van 600 km lengte zijn nu 6 geallieerde legers, ondersteund door een overweldigende luchtmacht, in den aanval. In het Noorden heeft het 2e Britsche leger in zijn opmarsch naar de Maas Horn en Haelen gepasseerd en staat op minder dan 2 km van Roermond. Verscheidene plaatsen, w.o. Heythuizen, Baexem, Grathem en Meyel werden bevrijd. De opmarsch ondervond veel last van de modderige wegen en de vele mijnen, welke de Duitschers hadden gelegd.
Het 3e Am. leger sluit Metz steeds nauwer in; de opening in den ring om de stad is nog 6 km wijd. Alle wegen uit Metz liggen onder het geallieerde artillerievuur. Wederom werden 3 forten van de verdedigingsgordel van Metz genomen. In de buurt van Thionville zijn meerdere plaatsen bevrijd. De Duitsche grens wordt tot op 5 km genaderd. Aan beide zijden van den Doubs heeft het 1e Fransche leger op een front van 40 km breedte vorderingen gemaakt van 8 km. Ook ten Westen van Belfort maakten de Franschen goede vorderingen; zij staan nog 13 km van de stad.

Luchtoorlog.
In het kader van de ondersteuning van het nieuwe offensief bombardeerden 1200 Amerikaansche bommenwerpers de streek Düren-Eschweilen; na dit bombardement werd dezelfde streek door 1150 Britsche bommenwerpers aangevallen. Geen Duitsche afweer. Woensdag werden olieinstallaties bij Dortmund, en vanuit Italië Innsbrück en Linz, door zware Amerikaansche bommenwerpers aangevallen. Mosquito's gooiden 's nachts verschillende bommen van 2000 kg op Berlijn. Donderdagmiddag bombardeerden toestellen uit Italië wederom Zuid-Duitschland. Russische lange afstandsbommenwepers brachten in de haven van Dantzig enkele schepen, waaronder een vrachtschip van 6000 ton tot zinken.

Balkanfront.
De Russen hebben 15 km ten Oosten van Boedapest een nieuwen doorbraak geforc. Jaszbereny, 50 km, en Mende 25 km voor Boedapest veroverd. Duitsche tegenaanvallen onder bloedige verliezen voor den aanvaller afgeslagen. Een spreker van het O.K.W. verklaarde gisteren voor buitenl. journalisten, dat de Duitschers straat voor straat zullen verdedigen, onverschillig wat de gevolgen hiervan voor de stad of haar bewoners zouden zijn.

Zweedsche steun aan Noorwegen?
Verschillende Zweedsche bladen dringen er op aan, dat de Zweedsche regering alle mogelijke steun aan Noorwegen zal verleenen. O.a. schrijft Morgens Tidningen, dat Zweden de vernietiging van Noorwegen moet voorkomen, al bestaat er kans dat Zweden daardoor in oorlog met Duitschland zou geraken.- De leider van het Duitsche reisbur. in Zweden is als ongewenschte vreemdeling uit het land verwijderd.

Meeningsverschil in de Belgische regeering.
In België zijn de beide communistische ministers en de minister uit de ondergrondsche beweging uit de regeering Pierlot getreden. De meeningsverschillen waren gerezen over de ontwapening van de verzetsbeweging, de zuivering van het bestuursapparaat van collaborateurs en de onder staatscontrôle-brenging van die bedrijven, die een gezondmaking van het Belgische bedrijfsleven tegenwerken.

                                    -2-
                           DE STEILE WEG  (slot)
Wij houden een pleidooi voor een nauwere, ja een zeer nauwe, sanmenwer- king tusschen de landen van Noordwest Europa: Scandinavië, Engeland, Denemarken, België en Nederland. Wij meenen, dat een dergelijke samenwerking, die moet uitgaan boven de gebruikelijke nietszeggende pacten en de gangbare weinig zeggende tolunies; een dergelijke samenwerking, die in de eerste en laatste plaats g e e s t e l i j k zal moeten zijn, juist tusschen deze landen, ja tusschen deze landen alléén, onmiddellijk begonnen kan worden, en moet worden. Onze argumenten zijn:

  1e. Aaneensluiting, de vorming van grootere territoriale
      belangeneenheden, is historisch noodzakelijk.

  2e. Een dergelijke aaneensluiting kan alleen dan
      geschieden met behoud van nationale kenmerken en
      nationale waardigheid, indien zij geschiedt
      tusschen min of meer gelijkwaardige partners.

  3e. Een dergelijke aaneensluiting kan alleen dan
      wortelen in de volkeren zelf, indien zij plaats
      heeft tusschen volkeren, die naar karakter en
      afstamming, cultuur en geschiedenis een groote
      mate van verwantschap hebben.

   4e Zulk een aaneensluiting kan slechts dan blijvend
       zijn, indien zij plaats heeft tusschen partners,
       die elkanders vertrouwen hebben, en  tusschen
       partners, die zulk vertrouwen waard zijn.

Vandaar, dat wij meenen, dat de door ons aangeduide groep n o c h voor uitbreiding, n o c h voor inkrimping vatbaar is. Wij moeten met de meeste kracht voorkomen, dat de Unie van Noord-Europeesche staten een commercieele onderneming wordt; of een militaire; of een godsdienstige. De Noord-Europeesche Unie zij een werkelijke verbroedering, gebaseerd op verwantschap, gesticht met het doel, gemeenschappelijk het leven in dit deel van Europa in betere banen te leiden; gemeenschappelijk de veiligheid van deze streken te verhoogen; gemeenschappelijk te werken aan de voortzetting van de historische ontwikkeling van deze streken.   Wij zijn er ons diep van bewust, dat de maatregelen, welke hiertoe noodig   zijn, diep ingrijpen in sommige vooroordeelen en tradities. En zullen soms zelfs offers gebracht moeten worden. Doch het zullen offers zijn, die niet alleen maar voor wat winst, of voor een vage spiritueele verheffing gebracht worden. Zij worden gebracht voor de verwerkelijking van het volksleven dier staten zelf!

De kring der belanghebbenden kan niet worden ingekrompen! Laat niemand denken, dat wij het kunnen stellen zonder Denemarken (omderwille van onzen landbouw) of zonder Noorwegen, of zonder Engeland! Laat niemand denken, dat wij wat handelsbelangen, of industriebelangen, kunnen "redden" door een concurrent buiten den kring te houden. De tijd van dergelijke "onderonsjes" is voorbij. Het gaat niet langer om handelsverdragen en afspraakjes, niet langer: om winstverdeelen!
    Indien wij tot deze aaneensluiting komen, moeten wij goed weten, dat wij een daad van solidariteit verrichten, tegenover welke zulke eenzijdige belangen in het niet zinken.

    Overzien wij het terrein der maatregelen, die noodig zullen zijn, indien wij de gewenschte samenwerking in principe bereikt hebben.
    De deelgenooten van het verbond zullen tegenover elkander de volstrekte handelsvrijheid moeten betrachten. Er zal geen plaats zijn voor verschillende behandeling onderling, zoomin als die denkbaar is tusschen Zeeland en Drenthe.
    De deelgenooten zullen tegenover derden steeds een volstrekt gelijke handelspolitiek moeten voeren. Geen buitenlandsche leverancier of afnemer zal in het eene land beter terecht mogen kunnen komen dan in het andere.
    Op het gebied van publieke diensten, verkeer en verkeerspolitiek zal de nauwste samenwerking moeten bestaan.
    Een toenemend contact tusschen de burgers der deelnemende landen zal den grondslag moeten verstevigen.
    Verdere geestelijke toenadering tusschen de deelgenooten zal door alle regeeringen als een hoofdtaak, niet als een luxe, beschouwd moeten worden.   De buitenlandsche politiek der deelgenooten is een gemeenschappelijke aangelegenheid, die haar grondslag moet vinden in de overeenkomst tot samenwerking.

                                -3-
    Dit zijn verstrekkende maatregelen. Wellicht zullen zij niet in een kort tijdsbestek ten uitvoer kunnen worden gelegd. Doch noodig is, dat zich een gemeenschappelijk streven vormt in deze richting, krachtig genoeg om zijn invloed op het buitenlandsch beleid van ons land uit te oefenen; krachtig genoeg om in de verwante staten een dergelijk streven op te wekken; krachtig genoeg om af te dwingen, wat de geschiedenis ons oplegt: de stichting der Unie van Noord-Europa.

                   ZUID BEVELAND BEVRIJD.
                        
Dit was Zuid-Beveland:                        Straks zal het land, uit vloed geboren
Een eiland van geschrobde straten,       weer door zijn dijken zijn omschoeid,
Van zware tarwe en glanzend vee,
Van wolkenstoeten die gelaten              En daarom waaien zware vlaggen
Hun schaduw wierpen diep in zee.        In dampigen Novemberschijn
                                                               Om over Zeeland uit te dragen
Dit werd Zuid-Beveland:                       Het zwaar geluk, weer vrij te zijn.
Een diep moeras van taaien modder,   
Vol vuil en roestig prikkeldraad,               Vrij om in de geschonden aarde
Een mesthoop met op elken klodder         Van het doorweekt Zuid-Beveland
Doorweekten grond een Britsch soldaat.   Te werken in een menschenwaarde
                                                                    Die, alle tyrannie tot schand',
Toen, op Zuid-Beveland:
Boven verdronken boerenhuizen            Leven bleef in de stoere Zeeuwen
Diep in het water tot aan 't dak               Die tusschen Bijbelboek en Zee
kwam in het stormig najaarssuizen        De erfenis der trage eeuwen,
Een nieuwe toon die openbrak:              De zware tarwe en 't glanzend vee

Het zwellend wapperen der banen,          Weer voeren zullen door de straten
Rood, wit en blauw, boven den vloed      Glanzend in late avondvree,
Van't wuivend water: Neerlands vanen    Als wolkenstoeten weer gelaten
Sprekend van wat ons winnen doet.         Hun schaduw werpen diep in zee.

Dit zegt Zuid-Beveland: A. Den Doolaard.
is 't verdronken land verloren (Overgenomen uit: De Vliegende Zeeland is aan het diep ontgroeid, Hollander van 3 November 1944).

-o-

DUITSCHLAND TOT ZIJN SOLDATEN.......thuis!
Duitsche soldaat! Alle roof, en speciaal die van levensmiddelen, moet ophouden. In Uw verhouding tot de bevolking van eigen land moet ge de praktijk, tot nu toe in bezet gebied toegepast, laten varen. (Aldus het Wehrmachtblaat, een krant voor Duitsche militairen.)
                                  -o-

ER IS MAAR E E N PLAATS waar de Duitsche politie niets vinden kan: in uw h o o f d ! Draagt geen papieren bij U; maakt geen aanteekeningen, die ge alleen zelf begrijpen kunt. Legt geen lijsten aan!
                                  -o-

GEEN SPLIJTZWAMMEN
.
Uit het bevrijde Nederlandsche gebied komt een bericht tot ons, waarin een waarschuwing vermeld is van vooraanstaande personen van allerlei richting en confessie i.z. de blijkbaar bestaande te groote ijver in het wederoprichten van allerlei vereenigingen, welke voor den oorlog bestonden. O.a. worden genoemd de christelijke Oranjevereenigingen. Deze waarschuwing is juist gezien, want voor vereenigingsleven moet een mensch veel vrijen tijd hebben en hieraan zal voorloopig ruimschoots gebrek zijn, want er zal gewerkt moeten worden.     Dat in het bijzonder de Oranjevereenigingen genoemd worden verdient de aandacht. Het Oranjehuis is momenteel zeker niet in het geding, gezien de groote sympathieën welke H.M. de Koningin zich tijdens Haar verblijf te Londen heeft verworven. Al deze vereenigingswoede kan slechts verdeelend werken en staat in benauwende tegenstelling tot de tendenz tot het vormen van grootere eenheden, welke zich overal in de wereld openbaart.                                       -o-

                                      -4-
                          CHURCHILL IN PARIJS.
    Ofschoon de Fransche regeering nog slechts provisorisch is, heeft de Britsche haar reeds thans uitgenoodigd om zitting te nemen in den Europeeschen Raad van Advies. Welk een erkenning van Frankrijk's beteekenis voor de Europeesche beschaving ligt hierin opgesloten, behoeft geen verduidelijking.
    Indien wij deze gebeurtenis een oogenblik op ons zelf mogen betrekken, dan kunnen wij er goede hoop uit putten voor de internationaal-politieke toekomst van ons eigen land! Het Nederlandsche rijk heeft zoowel in Europa als in het Verre Oosten ononderbroken aan de zijde der geallieerden gestaan. Wat onze oorlogs- en handelsvloot in deze jaren gedaan en geofferd heeft, weten niet slechts wij, weten ook onze bondgenooten. Wij herinneren aan de zeeslagen bij Bali en in de Javazee; aan onze luchtmacht in den strijd om Singapore; aan onze onderzeeërs en tenslotte aan de brigade Irene, die zoo hevig gevochten heeft in Frankrijk en België, dat zij wegens geleden verliezen tijdelijk uit den strijd moest worden genomen.
    Op grond van dit alles hebben wij onvervreemdbare rechten, en het deed ons dan ook genoegen te vernemen, dat de Britsche regeering zich bij monde van Attlee achter de eischen van min. van Kleffens gesteld heeft, en dat wel in zeer ver-strekkende vorm!
  Een dergelijke steun, tezamen met hetgeen thans t.a.v. van Frankrijk geschiedt, geeft ons het volle vertrouwen, dat ons land een waardige plaats in het Europeesche en intercontinentale concert toegewezen krijgt.
    Eenigszins een verrassing is deze onderscheiding, Frankrijk toebedeeld, wel. Wij weten dat de Britsche premier een groot bewondering koestert voor Frankrijk, welke eigenschap hij met vele andere kwaliteiten gemeen heeft met zijn beroemden voorvader, den hertog van Marlborough. Wij hebben Churchill gedurende den oorlog dan ook herhaaldelijk hooren verzekeren, dat het zijn wensch was, dat Frankrijk weer een sterke, groote natie zou worden, die een beslissenden rol zou spelen in het Europeesche gebeuren.
    Generaal Smuts echter liet als zijn persoonlijke meening destijds echter minder optimistische geluiden hooren; op hem had de catastrophe van 1940 en het walgelijke Vichy-regime een diepen en pijnlijken indruk gemaakt, weshalve hij niet geloofde aan een spoedig innerlijk herstel van Frankrijk.
    Het is ijdel, zich af te vragen, hoe deze twee tegenovergestelde meeningen omtrent Frankrijk zich tot de werkelijkheid verhouden. Wij moeten niet vergeten, dat wij Frankrijk thans slechts van verre kunnen gadeslaaan. Is het Churchills overtuiging, dat Frankrijk zich     innerlijk reeds geredresseerd heeft? Beschouwt hij deze snelle ontwikkeling als een middel om het Fransche volk het zelfvertrouwen te hergeven, dat juist noodig is, om dit redres teweeg te brengen ?
    Ongetwijfeld is de Gaulle een sterke figuur, een groot leider, die in het Fransche volk zijn wil tot verzet machtig heeft aangewakkerd. En behoeft wellicht een herstelbeweging onder zulk een leider alleen maar den geestelijken steun van Europeesche erkenning, om de vermolming en vertwijfeling van 1940, de intrigue en corruptie van de jaren daarna, teboven te komen?     Er staan in Europa groote dingen te gebeuren. Dat brengt voor ieder land, op zijn eigen wijze, een krachtproef mee. Wellicht is dit de groote krachtproef voor Frankrijk. Later wij hopen, dat het daartoe in staat is. En laten wij vertrouwen hebben. Vertrouwen in Frankrijk, en vertrouwen in hen, die in Frankrijk vertrouwen.
                                  -o

                         OFFICIEELE LASTGEVING.
De Nederlandsche Regeering gelast aan alle burgemeesters en het gansche personeel in overheidsdienst, op geen enkele wijze medewerking te verleenen aan den Duitschen roof van kleedingstukken, dekens en andere gebruiksvoorwerpen, die toebehooren aan Nederlanders.
                                  -o-

                                  -5-
WIE HET LAATST LACHT..... De Duitschers stelen met grooten ijver onze fietsen en menig rijwielbezitter staat op een gegeven oogenblik zijn verdwijnende karretje na te staren, dat soms erg mooi en nieuw, maar meestal het een noch het ander is.
Allerlei oude rommel verzamelen de Duitschers, ook op dit gebied en van een half dozijn oude fietsen maken zij dan één behoorlijke. De rest wordt vernield - de lievelingsbezigheid der Kultuurkampioenen. Zoo worden wij ontdaan van onze dierbare fietsen. Natuurlijk leveren wij ze niet in nietwaar. Als de Duitschers ze willen hebben, moeten zij ze stelen. Wij geven den Duitscher niets.
Maar wij lachen toch ook, want .... in de Engelsche pers is het bericht verschenen, dat de Britsche industrie na den oorlog fietsen zal vervaardigen, waarbij de nieuwste vindingen op het gebied der vliegtuigbouw zullen worden toegepast, o.m. uiterst lichte staallegeering, banden die vrijwel niet lek kunnen worden, wielen die met één enkele handgreep verwisselbaar zijn, vier à vijf versnellingen, ingebouwde dynamo en verlichtings-installatie. Voorloopig beloopen de plannen 6 millioen fietsen.
Wij lachen, maar geven den Duitscher geen fiets, geven ze nooit iets.
Behalve natuurlijk meneer lafbek; die geeft alles.
                                  -o-

DE HAVEN VAN AMSTERDAM.
Onze haven is verwoest, de haven die in de loop der eeuwen gegroeid is tot wat hij was. Amsterdam zonder haven is een anomalie, want de "keizerstad" groeide door en met haar handel tot zij de heerscheresse was van het Westen.
Dit ging voorbij; het aangezicht der wereld veranderde en dientengevolge hield ook de Zuiderzee op het groote verkeerswater te zijn en werd tenslotte afgesloten.
Maar de Amsterdamsche haven bleek aan haar historischen groei gebonden en georiënteerd op de Zuiderzee, waarmede gezegd is dat hij tenslotte verkeerd lag.
Nu is hij verwoest. Wij gaan niet bij de pakken neer zitten, maar zullen trachten er het beste van te maken, hem te herbouwen, maar laat ons het dan meteen goed doen en wel in Westelijke richting. Natuurlijk zullen er veel bezwaren geopperd worden, doch wij willen ons daardoor niet laten afschrikken. Een nieuwe haven naar het Westen, naar de zijde van het Noord-zeekanaal. Misschien kunnen wij dan meteen het Centraal station verplaatsen en zoo het uitzicht op het IJ herstellen. Als wij toch bezig zijn, waarom dan half werk gedaan?
Wij staan op een keerpunt in onze geschiedenis. Wij eischen en verwachten gebiedsuitbreiding, rijkshervorming, enz. Welnu laat ons dan de mouwen opstroopen en trachten ons land en zijn hoofdstad sterk en groot en schoon te maken, en laat ons niet al te veel praten over de kosten. De oorlog kost honderdmaal meer.
                                  -o-

                  DE PERS IN 'S VIJANDS DIENST.
    De Nederlandsche "legale" pers heeft haar bestaansrechten door haar diensten aan den vijand verspeeld. Dit was de strekking van een in dit blad kort geleden verschenen opstel, en er zijn enkele lezers geweest, die hierover met ons van gedachten hebben gewisseld.
    "U oordeelt gemakkelijk", schrijf ons er een. "Zij (de aandeel-houders-couranten-eigenaars)     konden niet anders, zoo min als de journalisten, zoo min als de aandeelhouders van Philips". En een andere lezer zegt: "Wat stelt gij U voor van een onteigening der dagbladen? Gelooft gij er aan, dat de illegale pers de dagbladen 'krijgt' zooals in Frankrijk. Meent gij dat de illegale pers ook maar in staat zou zijn, om een dergelijk omvangrijk apparaat als een dagblad te hanteeren?" Wij willen hierop antwoorden:
    Inderdaad, wij oordelen gemakkelijk! Wij oordeelen met het gemak en de lichtvaardigheid, met de niet-ter-zake-kundigheid van lieden, die zelf voor de keuze gesteld: schrijven of niet-schrijven, besloten tot niet schrijven. Wij verheffen ons daar niet op. Want ons toenmalig besluit sproot niet voort uit de wensch, lof te vergaren, doch uit de innerlijke onmacht, het verraderlijke handwerk uit te oefenen. Doch wij eischen het recht op, over de keuze: met den vijand of tegen den vijand, met gezag te spreken.

                                     -6-
    De couranteneigenaars, of zij nu schuil gingen achter couponbladen van aandeelen, of niet, hadden het in hun macht gehad, hun kranten stil te leggen. Zij hadden die gelegenheid jarenlang. De Duitsche overheid zou langen tijd zeer dankbaar geweest zijn, indien het aantal couranten maar verdween - couranten, die verstandig waren en niet "anti" genoeg schreven, om zich te laten verbieden, en niet "pro" genoeg om propagandistisch voor de Duitschers belang te hebben.
    Zij hadden die gelegenheid in ieder geval, tot het tijdstip waarop de Duitsche spitsvondigheid op een dergelijke geste het begrip "sabotage" toepasselijk verklaarde - en dat was laat genoeg! Dit was zelfs gedurende een lange periode, in welke er geen twijfel meer over kon bestaan of de kranten dienden de Duitschers en konden niet langer "tusschen de regels" "goed" blijven. Zij hebben die gelegenheid verzuimd. Verzuimd, hoewel zij er niet slechts de gelegenheid, doch ook de beslissingsmacht toe hadden. Want iedere vergelijking met de aandeelhouders van Philips of Calvé gaat mank, zeer mank. De dagbladen zijn familiebezit of hoogstens groepsbezit. Het zijn geen anonieme, onmondige aandeelhouders, doch het is de familie Holdert, die de Telegraaf bestuurt. Het zijn geen verspreide, stemlooze beleggers, doch de Nijghs en aangehuwden, die de Nieuwe Rotterdamsche Courant bezitten. Het is Sijthoff alleen, die de Haagsche Courant bezit en leidt. Zoo bij het Handelsblad, zoo bij negen uit de tien provinciale bladen.
    Het is n i e t waar, dat zij niet anders konden. De waarheid is, dat zij niet anders w i l d e n.

    Onteigening der dagbladen is mogelijk en verantwoord. Verantwoord, omdat     de eigenaars ondubbelzinnig hun bladen uit winstbejag hebben laten dienen om Duitsche propaganda te laten maken: propaganda die de ontbinding van Nederland tot doel had. En mogelijk ook!
    Neen, wij achten het geen goede oplossing, dat de "legale" pers aan de illegale pers wordt cadeau gedaan. Want het is een ding, een illegaal blad te laten circulceren, en een gansch ander ding, een onderneming van honderd duizenden guldens te leiden. Wij achten de kans groot, dat in zulk een geval kostbare inrichtingen en groote kapitalen verwaarloosd worden, zoo niet verloren gaan.
    Doch dit is ook niet onze bedoeling. Wij weten van ons zelf, en gelooven stellig van onze zusterorganisaties, dat zij op dergelijke "geschenken" niet uit zijn. De pers in bevrijd Nederland kan, evenals vroeger, een commercieel gezonde en zakelijk geëxploiteerde bedrijfstak zijn. Wij eischen slechts, dat d e z e kranteneigenaars hun bezit verliezen. Wij eischen slechts onteigening en v e r k o o p van de bestaande bladen.

    En de opbrengst? Ja, inderdaad! Met de opbrengst hebben wij een bedoeling. In vier en een half jaar strijd heeft de illegale pers, werkend onder zeer ongunstige omstandigheden, vele van haar beste medewerkers verloren. Zij, die gespaard bleven, leden een dikwijls gevaarlijk bestaan. Doch die gevaren hooren bij de proef hunner roeping, en het is niet voor hen, dat wij om belooning vragen.
    Anders is het echter met de gevallenen en hun nabestaanden. De waarde van de legale Nederlandsche bladen komt h u n toe! Het is de legale pers geweest, die den vrijen schrijvers het eerst den rug heeft toegekeerd.
Het is de legale pers geweest, die met hun waardig voorbeeld voor oogen het Judasloon van den veroveraar verkozen heeft. Het is de legale pers geweest, die dikwijls hun onbeholpenheid gesmaad, hun offerzin belasterd heeft.
    Wij eischen niets voor ons zelf. Wij hopen en vertrouwen deemoedig, dat het niet voor onze nabestaanden is, dat wij dit eischen. Het is voor onze gevallen kameraden, die meer moed, soms minder geluk, dikwijls meer offerzin hadden den wij. Voor onze kameraden, die er niet meer zijn, en voor de moedige vrouwen en de, door den dood der vaders geadelde, kinderen.                                   -o-