DE NIEUWE AMSTERDAMMER No. 21 1 December 1944 ------------------------------------------------------------------------- FRONTNIEUWS. WESTFRONT. In het Saargebied worden door de Amerikanen, die langs de Saar oprukken o.a. 3 groote plaatsen bedreigd, n.l. Saarlautern, Saarbruecken en Saargemuend, waar zij resp. 3, 14 en 12 km vanaf zijn. Enkele steenkolen- mijnen zijn reeds in geallieerde handen. De Duitschers schieten met mortie- ren en zwaar geschut uit de Siegfriedlinie; desondanks vorderen de Amerika- nen pl.m. 5 km per dag en oefenen een geweldigen druk uit. Het 9e Am. leger is ten N.O. van Geilenkirchen tot den aanval overgegaan, krachtig gesteund door de luchtmacht, en zijn door 1 km Duitsche stellin- gen heengebroken. De Amerikanen hebben op dit punt de Roer over een afstand van 10 km bereikt en staan 1 km voor Juelich. Dit leger heeft in de afge- loopen week 52 plaatsen veroverd; hun front van 7 tot 19 km uitgebreid; 3 divisies hebben 7000 gevangenen gemaakt en 137 tanks buiten gevecht gesteld. In het Rijnland staan zij nog 5 km voor Dueren. In de Elzas zijn de geallieerden in 24 uur 30 km opgerukt en probeeren de Duitschers, die over de Vogezen naar den Rijn terugtrekken, af te snijden. Het 7e leger staat 20 km ten Zuiden van Straatsburg. Het Duitsche bruggen- hoofd tusschen Straatsburg en Colmar wordt steeds kleiner. Bij Mulhouse en het Rhône-Rijnkanaal zijn de Duitschers omsingeld. De Amerikanen staan nog 5 km voor Hagenau. LUCHTFRONT. Meer dan 4000 geallieerde vliegtuigen waren Woensdag boven Duitschland. 1000 Am. bommenwerpers, vergezeld van 1000 jagers hebben olie- raffinaderijen te Miesburg en spoorwegemplacementen te Hamm aangevallen; 4 bommenwerpers gingen verloren. Voor het eerst sedert 1943 hebben Mosqui- to's overdag aanvallen gedaan en wel op Duisburg en Hannover, waarop zij bommen van 2 ton wierpen. Ook Dortmund werd gebombardeerd. In de nacht van Dinsdag op Woensdag heeft de R.A.F. in Essen 10km2 in brand geworpen. In Nederland zijn Woensdag startbanen van de V2 en 6 hoofdkwartieren aange- vallen, o.a. te Rotterdam en Arnhem. OVERIGE FRONTEN. Over het bruggenhoofd aan de Donau zijn de Russen 40 km opgerukt en hebben meer dan 300 plaatsen veroverd. Een Duitsche tegenaan- val werd afgeslagen. Russische artillerie trekt reeds over de Donau. In Italië woedt een hevige tankstrijd in het gebied van Faenza. 20 Duitsche divisies houden de toegangen tot de Po-vlakte bezet. De Brennerpas werd door vliegtuigen aangevallen. VERRE OOSTEN. Voor de 3e maal in één week is Tokio gebombardeerd vanaf het eiland Saipan. Volgens Japansche berichten zijn er groote branden in de binnenstad. Bij het eiland Leyte is het 6e Japansche convooi aangevallen. Er werden 10 transportschepen en 3 torpedojagers tot zinken gebracht. In totaal zijn hier reeds meer dan 21.000 Japanners verdronken. DIVERSEN. BELGIE. Er wordt verwacht dat Pierlot binnenkort zijn kabinet zal uitbreiden door opname van personen uit de linksche partijen en de ver- zetbeweging. De tram- en transportarbeiders hebben vandaag de arbeid her- vat. De geallieerden hebben verklaard dat zij storingen in de verbindingen door België niet kunnen aanvaarden. Volgens mededeeling van Churchill zijn groote convooien oceaanschepen in de haven van Antwerpen aangekomen. Churchill deelde mede, dat bij de bevrijding van de Scheldemonden 40.000 man gedood of gewond zijn. Dat de Duitsche verliezen in de slag om Keulen veel grooter zijn dan die der geallieerden. H.M. de Koningin en prof. Gerbrandy hebben Churchill gelukgewenscht met zijn 7Oen verjaardag. De "Amstelstroom" is met 500 ton voedsel in Zeeland aangekomen. Er is een speciale overeenkomst gesloten tusschen onze regeering en de Brit- sche, behelzende, dat ondervoede Ned. kinderen tijdelijk voor herstel van gezondheid naar Engeland zullen worden uitgezonden. Deze overeenkomst is blijkbaar de bron voor het leugenbericht onzer officieele pers i.z. de evacuatie van 4.000.000 Nederlanders. -2- DUITSCHE LAMMEREN. "De Waarheid" publiceert een uitvoerig en gedocumenteerd artikel, gewijd aan het vraagstuk der annexatie van Duitsche gebieden. Het blad acht de verdrij- ving der bevolking uit de te annexeeren gebieden een ongehoorde wreedheid en betoogt verder, dat dergelijke gebiedsuitbreidingen eigenlijk herstelbe- talingen zijn en evenals alle herstelbetalingen de lasten van de nederlaag leggen op de schouders dergenen, die aan den oorlog onschuldig waren: "het werkende volk". "De Waarheid", meent met Stalin, dat men een volgenden oorlog alleen kan voor- komen door in Duitschland Junkers, kapitalisten en fascisten den mond te snoe- ren. In dit betoog wordt ook nog de Londensche "Times" geciteerd, die annexaties tot onverantwoordelijk gepraat moet hebben verklaard. Het is een grondig betoog van "De Waarheid", doch een onjuist betoog en wel een betoog met een grondige onjuistheid. Wij laten de woorden van de "Times" voor haar eigen rekening en volstaan ermede erop te wijzen, dat alles wat men in Engeland van het barbarisme der Duitschers en de vernietiging van economische leven heeft meegemaakt, slechts "hooren zeggen" is, vergeleken bij datgene, wat wij in West-Europa hebben beleefd. Wat het betoog van "De Waarheid" betreft, dit gaat uit van een dwaalleer, dat het n.l. alleen de Junkers en kapitalisten en hun handlangers: de nazi's in Duitschland waren, die den oorlog gewild hebben, en - en dit is het essenti- eele - verantwoordelijk gesteld mogen worden voor de thans bedreven misdaden. Dit is niet waar. Ook vergist "De Waarheid" zich, wanneer zij zegt, dat de herstelbetalingen de ondragelijke last vormden voor Duitschland na 1918; dit waren de oorlog- schulden, waarvan Duitschland nooit één Mark betaald heeft, noch betalen kon. Wij hopen oprecht, dat het geen politieke strategie is van "De Waarheid" dat zij de annexatiewensen thans toeschrijft aan een kapitalistische gees- tesgesteldheid. Wij vertrouwen, dat zij werkelijk meent, dat het Duitsche "werkende volk" dezen oorlog niet wilde en deze wreedheden niet bedreef. Maar dan vergist zich "De "Waarheid". Wij weten dat het niet slechts kapitalisten, Junkers en partijgangers waren, die in het Sportpalast hun vreugdegehuil lieten hooren. Wij hebben gezien met eigen oogen, gehoord met eigen ooren. Wij weten dat de S.A., de S.S. en elke andere Duitsche organisatie uit alle kringen van het volk, ook uit die van "het werkende volk" worden gerecruteerd. Wij weten, dat thans het Duit- sche volk wel moede is van den oorlog, doch alleen omdat het den oorlog verliest. Het veraad is den Duitscher ingeboren, en zooals hij eens de Weimar-republiek verried, zoo verraadt hij thans het nazi-dom. Elke Duitscher, ook de proletarische, ook de communistische, is bereid en in staat, tot wreedheden, die iederen dag om ons heen geschieden. Wij weten het. Wij weten, dat vroeger alleen de groene politie voor drijfjachten werd ge- bruikt, doch dat thans soldaten en mariniers dit smerig handwerk uitvoeren en gemeenlijk met niet minder wreedheid. Laat daarom "De Waarheid" niet spreken over wreedheid, wanneer wij de geor- dende ontruiming vragen van gebieden, die voor het grootste deel reeds ge- evacueerd zijn. Wij zijn niet wreed, maar wij eischen onverbiddelijk de af- stand van grondgebied, als schadevergoeding voor de opzettelijke, boosaardi- ge en militair niet noodzakelijke, noch geoorloofde verwoestingen van ons grondgebied, verwoestingen, welke de draagkracht van ons volk verre en verre te boven gaan. Wij zijn niet wreed, evenmin als Stalin, toen hij van Finland, naast een be- taling van driehonderd millioen dollar voor oorlogskosten, ook de afstand -3- van Petsamo, het nikkelertscentrum, eischte. Wij zijn niet wreed, maar evenmin sentimenteel; wij stellen onze ei- schen aan het Duitsche volk als geheel, want dit volk als geheel is aan- sprakelijk voor de bestialiteiten in dezen oorlog noodeloos en uit pure boosaardigheid bedreven. Wij zijn niet wreed, maar protesteeren tegen elk sentimenteel argument t.a.v. een volk, dat millioenen Russen, Polen, Tsjechen en anderen in den dood gedreven heeft of van huis en haard verdreven, nadat het de haard- steden van deze slachtoffers verwoest had. -o- EEN GETUIGENIS. Het was een toevallige ontmoeting. Hij vertelde van zijn omzwervingen, die vele waren, want hij kwam van- waar het oorlogsgeweld woedde. Den 17en Sept. was hij in Ede. Plotseling werd in de verte gezoem waar- neembaar, dat langzaam aanzwol en tenslotte overging in een wilden donder van vliegtuigmotoren en barstende bommen, waarvan er dertig neerkwamen rondom het vitale punt der Enkafabrieken, terwijl ook het station en woon- wijken getroffen werden. Toen werd het weer stil, maar 's middags brak de storm opnieuw los bo- ven Ede, Wageningen, waar niet al - terwijl tusschen Wolfheze en Arnhem luchtlandingstroepen daalden. Na uren van spanning kropen de menschen weer uit hun kelders. Toen be- gon hij zijn zwerftocht, op zoek naar Britsche soldaten; en hij vond ze spoedig. Zij wachtten op de hoofdmacht, die niet kwam, want vanuit Cleve was de vijand een tegenaanval begonnen, welke de hoofdmacht dwong naar het Oosten af te buigen. En dit was niet de eenige tegenslag, want toen de gliders neerkwamen, trok toevallig juist door Arnhem een vijandelijke tank afdeeling naar het Oosten, die nu onmiddellijk rechtsomkeert maakte. Lang- zaam, bitter vechtend, is de Britsche voorhoede ondergegaan. Fel was de strijd; ijskoud bleven de Britten en altijd oplettend, wan- neer het om het leven der burgers ging. Ontzettend was de slachting, die zij onder de Duitschers aanrichtten; voor elken Brit vielen tien vijanden, vijanden die angstig, wreed, zonder iets of iemand te ontzien raasden. Een kelder vol burgers. Duitsche soldaten naderen omzichtig in de mee- ning dat er zich ook een Engelschman schuil houdt. De burgers schreeuwen tevergeefs; een handgranaat suist door de kelderopening..... burgers ker- men. Dan wordt het stil. In een boom een prachtig gecamoufleerde Pool; een auto nadert, waarin Duitsche officieren; de Pool schiet; verwonderd stappen de officieren uit. Vier schoten vallen; bewegingsloos liggen de officieren langs den weg. En elders spelen de Polen hetzelfde spel. Aan den kant van den weg zit een Britsch soldaat, die een doosje aan het oor houdt. "Wat doet hij daar?" "Hij spreekt met het hoofdkwartier", antwoordt een officier. 's Avonds flitsen hyperfelle zaklantaarnlichten, verblindend. Eén vul- ling kan onafgebroken een week branden. Wapens, kleeding, alles is supe- rieur. Ook hun koelbloedigheid. Er dalen parachutes met levensmiddelen, dranken, tabak; maar ook heel bijzondere, waaraan één man hangt, een Anglicaansche geestelijke, of een pastoor, of een chirurg in witte werkjas met zijn operatietafel bij zich. Dan weer gliders, waar de staart afvalt bij de landing om doorgang te ge- ven aan tanks, die er zoonoodig vurend uitrollen, want alles staat in deze gliders op rollen. Toen de tweede afdeeling landde, was het direct vuren al te noodig, -4- want zij kwam midden tusschen de vijanden terecht; de situatie was gewij- zigd. Zoo verdwaalden ook manden met levensmiddelen en tabak, waarop de Hollandsche S.S. een wilde jacht maakte. Zij bekommerden zich niet om vech- ten; er was immers buit te behalen, heel goede buit. Weer was hij in een kelder gevlucht, want weer had zich het gevechts- toneel verplaatst. Er stonden voorraden door de Engelschen gebracht op 17 Sept. en ook van de Duitschers, die zij er later hadden neergezet. Snel vulde zich de kelder met vluchtelingen. Toen kwam de nacht en honger en dorst. Zij aten van de voorraden. In blik verpakte gekookte aardappelen; dito verpakte thee met melk en suiker; vleesch. Dit alles was Britsch. Er waren er, die de Duitsche leverworst in blik aten, maar de verpakking deug- de niet en zij werden ziek. Lang duurde de nacht en onafgebroken donderde het geschut. Mannen, vrou- wen en kinderen opeengedrongen. Een emmer voor allen. Niemand kan slapen. Duitschers dringen binnen, jagen burgers naar buiten om plaats te vinden of wringen zich tusschen vrouwen, bruut, onbeschoft. Vrouwenlichamen zijn warm. Nogmaals verplaatst zich na dagen de strijd. Men treedt naar buiten, smerig, uitgeput door slapeloosheid, onzeker in het daglicht. In de verte liggen de eigen woningen. Probeeren er te komen, iets te halen - linnengoed, dierbare bagatelles, zeep, geneesmiddelen, eten. Overal waren de menschen hals over kop geëvacueerd. Een vrouw komt haar woning binnen. Alles is er stuk geslagen; het linnengoed uit de kasten gesmeten, verscheurd, met laar- zen besmeurd, haar voorraad bosbessensap erover uitgegoten. Alsof er niets gebeurd is, staat de pastorie. Maar wanneer de huishoud- ster binnentreedt, treft haar een zonderling geluid uit een der kamers. Zij opent de deur en staat tegenover een chaos. De bok en geit van den pas- toor waren erin opgesloten; razend van honger hadden zij hun woede gekoeld op meubelen, gordijnen, behangsel. Zij rent naar een andere kamer. Slaapkamer, werkkamer, overal is alles kort en klein geslagen. In een hoek een in gruizels getrapte crucifix. Huilend daalt zij de keldertrap af om van haar Weck mee te nemen, wat zij dragen kan. Maar alles is over den grond uitgestort, extra besmeurd door ontlasting en door alles heen is het linnengoed geschopt. Ook hij was naar zijn huis gegaan, had een en ander op een handkar ge- laden. S.S. mannen met hooge hoeden op razen rakelings voorbij in jeeps, gillend van pret als de vluchtelingen verschrikt op zij springen; woedend omdat niemand lacht om hun hooge hoeden. Jeeps, Britsche wagentjes, kleiner dan de "Volkswagen", maar onbruikbaar als iets defect raakt, want in heel het bezette gebied is geen onderdeel of schroef te vinden, die past. Verdammte Engländer! Vrachtauto's rennen door Arnhem. De S.S. plundert, sleept alles mee, wat zij meenemen kan, de rest wordt stukgeslagen, verscheurd, bevuild. De strijd is afgeloopen. Gevangenen komen voorbij. Zij kijken niet opge- wekt. Ze worden slecht behandeld na de redelijke behandeling in het begin van den strijd, toen de vijand nog niet wist, hoe deze zou afloopen en of misschien hijzelf gevangen genomen worden zou en de Engelschen bevrijd. Nu voelen de Duitsche soldaten zich zeker en kunnen hun laffe moed tegen ge- vangenen ook hier botvieren. Weer suizen jeeps voorbij; achteruit steken brancards, waarop Britsche gewonden; de brancards zwiepen; de wagentjes hotsen over steenen en door kuilen. Hindert niet. Nur verdammte Engländer! De jacht op burgers begint; huizen worden in brand gestoken; menschen opgejaagd en aan het werk gezet onder het vuur der Britten. Het leger zonder eer, welks élite de S.S. is, roovergespuis, neemt zijn laffe wraak op weerloozen. Wij zullen niet vergeten. -o- -5- GEDACHTEN OVER JEUGDBEWEGING (III) Wil de Nederlandsche jeugdbeweging in de toekomst haar taak kunnen volbren- gen - een taak die veel grooter zal zijn dan in de gezapigen harrewar-tijd van voor 1940 - dan zullen de verschillende groepeeringen van die jeugdbewe- ging, de diverse organisaties dus, over de geheele linie moeten streven naar samenwerking. Het zijn waarlijk niet alleen ideëele overwegingen, die aan deze gedachte ten grondslag liggen. Vooropgesteld tenminste, dat de regeering belangstelling voor het werk der jeugdbeweging aan den dag legt en geneigd is dit werk met subsidies te bevorderen. Het is een eenvoudige waarheid, dat er meer bereikt kan worden, naarmate de gelden minder worden verbrokkeld. Zonder hulp van buiten gaat het nu eenmaal niet en iedere jeugdleider uit den vooroorlogschen tijd, onverschillig onder welke vlag hij werkte, kende wel de teleurstelling, die zijn deel werd, als zijn werk wegens gebrek aan finan- ciën juist aan de grens van een dankbaar exploratieterrein moest ophouden. Over 't algemeen konden de jeugdorganisaties van het verleden echter niet noodlijdend genoemd worden. Zij hadden immers een tamelijk exclusief karak- ter, m.a.w. wie er niet bij hoorde, kwàm er ook niet bij. In principe ston- den de meeste natuurlijk open voor ieder, die maar toe wilde treden, zelfs al waren de ouders niet bij machte de gevraagde contributie te betalen. Maar wat kwam hiervan in de praktijk terecht? Om een paar voor de hand liggende voorbeelden te noemen: zoowel de Padvinderij als de A-J-C telde inderdaad "kosteloozen" onder haar leden, waarvoor dan door de gemeenschap het lid- maatschap werd mogelijk gemaakt, doch het aantal van deze gevallen was niet groot en kon ook niet groot zijn, om de eenvoudige reden, dat geen enkele jeugdorganisatie, die haar leden iets wil geven, van den wind kan leven. Regeeringshulp is dus een conditio sine qua non om tot een effectieve jeugd- beweging te komen. Hoe kunnen wij nu in het kader van een streven naar een bewuste Nederland- sche volksgemeenschap voorkomen, dat weer elke groepeering van ons volk, het- zij politiek of religieus, als privé-aangelegenheid een eigen fuik uitzet om zooveel mogelijk proselieten te kweeken die t.z.t. het heilig huisje moe- ten bevolken? Om te beginnen meenen wij te mogen aannemen, dat althans de lage schotjes verdwenen zijn; is dit vermoeden juist, dan kunnen wij de hypothese stellen, dat er straks vier of vijf groote jeugdorganisaties zullen verrijzen, resp. herrijzen, die geacht kunnen worden tezamen een afspiegeling te zijn van de constellatie van ons volk. Gegeven dus laat ons zeggen vijf groote jeugdorganisaties, dan blijft de vraag hoe deze tot samenwerking, welke tot wederkeerig voordeel strekt en dus tot voordeel van ons volk te brengen? Voor de hand liggend lijkt ons het in het leven roepen van een departe- ment(je) voor de jeugdbeweging, dat zich echter zal moeten beperken tot het verstrekken van subsidies, doch geen invloed zal mogen uitoefenen op de ver- schillende jeugdbewegingen. Deze zullen echter op hun beurt er goed aan doen een contactlichaam in het leven te roepen, teneinde zooveel mogelijk tot samenwerking, en indien ee- nigszins mogelijk tot federatie te komen. Eenheidsbewegingen (doorgevoerde centralisatie) liggen ons volk niet; het maximum wat ten onzent te bereiken is is federatie. Wat de jeugdbeweging be- treft, staat vast, dat er voldoende gemeenschappelijk belang is om tot een dusdanige samenwerking te komen, want alle hebben tot taak te streven naar een gezonde, levenskrachtige generatie van jongeren. Een jeugdorganisatie moet niet zijn een kerk, noch een politieke club, maar een vereeniging van jonge menschen, die het goede en de schoonheid der aarde willen genieten en daarnevens zich voelen en willen gedragen als leden van het groote geheel, de Nederlandsche volksgemeenschap. (Slot volgt.) -o- -6- REDE VAN H.M. DE KONINGIN. Den 28en November l.l. heeft H.M. de Koningin het woord gericht tot Haar volk, welks nood zoo hoog gestegen is, nu de mannen worden weggevoerd en de verwoestingen onvoorstelbaar zijn. Om te beginnen wendde H.M. zich tot het bezette gebied en sprak Haar waar- deering uit voor hetgeen de spoorwegmannen daar verrichten, sprak over hun eensgezind volhouden, hetwelk H.M. vergeleek met dat der helden van het verzet, en hetwelk Zij een steun achtte voor het heele volk. Tenslotte sprak H.M. Haar groote vertrouwen uit in het geheele volk en spoorde aan om eensgezind te blijven, elkaar te helpen en te steunen. "Wij organisee- ren alles voor hulpverleening en onze voorraden zijn groot. "Daarna wendde H.M. zich tot het bevrijde gebied, sprak Zij tot de jonge soldaten en roem- de en dankte hen voor hun voortreffelijke taakvervulling, waarover de geal- lieerde legeraanvoerders vol lof zijn. Ook drukte H.M. haar vreugde uit over het feit, dat thans rechtstreeks contact is tot stand gebracht tus- schen de regeering en het vaderland. "Gij kunt U voorstellen, hoe Ik deel- de in Uw ontroering bij de bevrijding." Maar dadelijk daarop wees H.M op de schaduwzijde, n.l. dat zoovele landgenooten nog onder de bezetting le- ven, alsook dat Zeeland zoo zwaar getroffen is, waarbij echter een licht- punt is, dat de Zeeuwen, zooals van oudsher, den moed niet opgeven. Verder wees H.M. op den nood van de inwoners der steden en dorpen in het oorlogs- gebied, wier belangen de volle aandacht der regeering hebben. De groote moeilijkheid in bevrijd Nederland levert het transport. Daarom deed H.M. een beroep op allen, in het bijzonder op de mijnwerkers, die Zij aanspoorde voort te gaan met hun algeheele toewijding, opdat hun kameraden in de andere bedrijven kunnen voortwerken. Ten laatste wendde H.M. zich tot de huismoeders in wier belang Zij een be- roep deed op de boeren. Onze wil, onze saamhorigheid en samenwerking zullen ons doen zegevieren. Leve het vaderland!" -o- Iets over de vrijheid. In Zeeland is voldoende voedsel; in Limburg zijn de rantsoenen belangrijk verhoogd; slechts in Brabant is de voedselpositie moeilijk, maar in elk geval niet zoo bar als in het bezette gebied. Dat desondanks in Eindhoven een staking uitbrak, welke twaalf uur duurde, is wel uiterst pijnlijk. Waren 10 minuten niet voldoende geweest, als men dan met alle geweld wilde staken? Was dit de beste wijze om de pas herkregen vrijheid te gebruiken? Zeker, er wordt niet op stakers geschoten; zij wor- den evenmin in concentratiekampen afgebeuld, maar hebben de Eindhovenaars daarvoor de vrijheid herkregen om in een bot egoïsme te demonstreeren ten nadeele van de overige landgenooten en tot groote vreugde van den bezetter? "Zonder eten gaat het niet!" Ach zoo; maar hoe kwam het dan, dat het wel ging, toen de nazi-knoet ook in Eindhoven nog regeerde? Is de vrijheid dan niets anders dan dat ieder zijn zin door drijft, zoodra hij er kans toe ziet, of is zij iets meer? Is zij niet veeleer, dat wij onze plicht doen en uit dien hoofde ons recht opeischen? En is het niet onze allereerste plicht eendrachtig te strijden voor de bevrijding van ons vaderland en te werken voor zijn herstel? Als dat zoo is - en wie zal het durven tegenspreken - dan is staking plichtverzaking, wanneer hierdoor de oorlogvoering ook maar in de geringste mate belemmerd en het herstel ook maar twaalf uur vertraagd wordt. Wat geschied is, is weer goed te maken, maar als symptoom betreurenswaar- dig. Onze regeering en de legerleiding der geallieerden zijn van goeden wille. De vrijheid van millioenen staat nog op het spel en het groote leed is nog niet geleden, ook niet voor de menschen in het bevrijde gebied. Laten wij de wereld het trieste schouwspel onzer zelfblamage voortaan be- sparen, zoodat zij niet kan zeggen, dat wij de pas herkregen vrijheid slechts gebruiken om ons egoïsme bot te vieren inplaats van haar te ge- bruiken om zoo noodig zelfverloochenend onze plicht te doen voor allen. ---