DE NIEUWE AMSTERDAMMER No. 25 11 December 1944 -------------------------------------------------------------------------- FRONTNIEUWS. WESTFRONT. Bij Lüren is een nieuwen aanval ingezet door de geallieerden, welke goede vorderingen maakt. Het deel van Gulik op de westelijke oever van de Roer is geheel van vijanden gezuiverd. In ons land is het fort Crèvecoeur ten noorden van den Bosch door onze bondgenooten veroverd. Verder is er geen beweging in het front in ons land, een gevolg van de praehistorische regenval, waardoor allerwege overstroo- mingen optreden, terwijl de vijand hieraan nog inundaties toevoegt door steeds meer dijken te vernietigen. Dientengevolge is ons deltagebied ver- anderd in een moeras- en merengebied, zooals wij hier nooit gekend hebben. SAARGEBIED. Er heeft een infanterie-, artillerie- en tankslag gewoed ten Noorden van Saarlautern, welke ten gunste van onze geallieerden is verloo- pen. De Amerikanen hebben een omtrekkende beweging gemaakt en vallen thans Saarlautern vanuit het Oosten aan. Geall. staan op 9 km van Saarbrücken en zijn op een nieuw punt over de Saar. De Amerikanen breiden hun bruggehoof- den over deze rivier steeds meer uit. Verwoede vijandelijke tegenaanvallen alle afgeslagen. LUCHTFONT. Zaterdag is een hevige luchtaanval gedaan op Stuttgart en omge- ving; in den nacht van Zaterdag op Zondag bombardeerden Mosquito's Berlijn. Zondag zijn Koblenz en Bingen gebombardeerd; 's nachts aanvallen op West- Duitschland. Vanuit Italië zijn de Skodawerke te Pilsen (Tsj.-Slowakije) hevig gebombardeerd, benevens spoorwegen en andere doelen. Startbanen van de V 2 bij den Haag zijn Zaterdag l.l. weer aangevallen. OOSTFRONT. Ten Noorden van Budapest, dicht bij de Tsj.-Slowaaksche grens zijn de Russen over de Donau en rukken op in de richting Weenen. De door keurtroepen verdedigde rivier was door de hevige regenval gezwollen tot 2 km breedte. Ten Z. van Budapest zijn de Russen opnieuw over de Donau en hebben zich met de andere troepen vereenigd. Zij staan nog 18 km van de stad. Naar verluidt heeft de regeering Salaszi Budapest verlaten. GRIEKENLAND. Zaterdag was het in het centrum van Athene rustig; in de bui- tenwijken werd nog geschoten. Troepen van de Elas rukken nog op in de rich- ting van de hoofdstad. De staking te Saloniki is geëindigd. Het doet humo- ristisch aan te vernemen, dat de Grieksche commandant van de Elastroepen gen. Seraphis, verklaard heeft, dat hij zich beschouwt te staan onder het opperbevel van den Britschen commandant. Er worden momenteel buiten Grie- kenland onderhandelingen gevoerd teneinde te komen tot een nieuwe coalitie- regeering. DIVERSEN. Er is een zeer gering aantal geallieerde schepen tot zinken ge- bracht, terwijl daartegenover het aantal vernietigde duikbooten zeer be- vredigend is. Destijds is van Duitsche zijde bekend gemaakt, dat de aanbouw van duikbooten was stopgezet. De geallieerden houden er echter rekening mee dat dit een leugen is, met het doel de geall. te misleiden. Zij houden er derhalve rekening mede, dat binnenkort een groote duikbootcampagne begint, maar zij zijn er op voorbereid. In West-Duitschland zijn verschillende militairen op de stations van hun revolvers beroofd; er is een belooning uitgeloofd om de daders op te sporen. De conferentie te Moskou tusschen Stalin en de Gaulle is geslaagd; er is een bondgenootschap gesloten tusschen Frankrijk en Rusland teneinde samen te waken tegen elke agressie in Europa. In het verre Oosten winnen de Chineezen terrein. De Japansche stellingen op Leyte liggen onder zwaar artillerievuur. De Times, Manchester Guardian en Daily Herald verklaren zich onvoldaan over de rede van Churchill, Vrijdag in het Lagerhuis gehouden; de rede van Eden had een betere pers, maar genoemde bladen achten de kwestie Griekenland niet opgehelderd. -o- Onze illegale actie kost handen vol geld. Denkt U daaraan wanneer U ons Uw bijdrage geeft! -2- OM DE RIJKSGEDACHTE (II) Wat is onze plicht t.a.v Nederlandsch Indië? Om te beginnen de algemeene plicht der blanken tegenover de gekleurde vol- keren n.l. deze te doen deelen in de verworvenheden der blanke beschaving, hen te helpen bij hun ontwikkeling, hun "oudere broeders" te zijn. Wat hier geschreven is, is geen hoovaardij; laat dus de Indonesiër, die dit leest, niet toornen, maar de onderstaande verklaring van deze uitspraak volgen. De gekleurde volkeren zijn in de geschiedenis der menschheid de jongere volkeren, juist omdat zij ouder zijn dan de volkeren van het Westen, d.w.z. omdat zij eerder op het wereldtooneel verschenen. Wij kwamen later, toen de menschheid reeds een langen weg had afgelegd, en wij vingen daar aan, waar de vroegere volkeren geëindigd waren. De geschiedenis der menschheid is die van den menschelijken geest, van zijn ontwikkeling. De oudere volkeren vertegenwoordigen een primitiever, kinder- lijker, jeugdiger phase des geestes, hetgeen niet beteekent, dat zij geen belangrijke cultuur kunnen hebben. Elk volk dat later verschijnt op het we- reldtooneel vertegenwoordigt een verder voortgeschreden ontwikkelingsphase; zijn geest is volgroeider, rijker, en deze grootere rijkdom te verwerkelij- ken is zijn taak. Maar tevens om zijn "jongeren broeder" op te voeden. Dat de blanke volkeren dit niet terstond inzagen, is niet te verwonderen en kan hen eigenlijk niet verweten worden, want binnen het kader van zijn eigen geestelijke ontplooiing heeft elk volk, ook een blank volk, zijn jeugdperiode, waarin de geest nog slechts aanvankelijk ontwikkeld is en nog niet doordacht, doch instinctief en gevoelsmatig doet wat het te doen heeft. Dat het dan fouten maakt, spreekt vanzelf. Toch begonnen de blanke volkeren, terstond bij het eerste contact met de gekleurde, bovenvermelde opvoedingstaak te vervullen, zij het op zeer een- voudige wijze. Zij zonden n.l. zendelingen, die tot taak hadden de "heide- nen" te bekeeren, welke taak niet altijd snugger, noch zachtzinnig werd volvoerd. In de opdrachten der V.O.C. aan haar ambtenaren stond steeds, dat zij ijve- rig moesten zijn in het verspreiden van den christelijken godsdienst en deze opdracht was ernstig gemeend. Dezelfde opdracht kregen de Spanjaarden mede, toen zij Amerika gingen ver- overen; zij deden het op hun manier, zooals zij ook in ons land trachtten den Rooms-katholieken godsdienst te verbreiden, moordend, brandend en schoffee- rend, met brandstapel, galg en rad. Dit was natuurlijk niet de juiste weg, maar men deed zoo in dien tijd, althans de Spanjaarden. Wij hebben ons in Nederlandsch Indië nooit aan een dergelijke wijze van godsdienstverkondi- ging schuldig gemaakt. Wel zonden wij zendelingen, die natuurlijk hun taak niet juist verstonden, want zij waren kinderen van hun tijd, en hielden dus geen rekening met de geestesgesteldheid der volkeren, waarmede zij in aanraking kwamen. Gelei- delijk echter werd dit beter, niet alleen in Indië, maar ook elders en ook onder de Rooms-katholieke zendelingen. Zoo zagen bijv. de Jezuiten in, dat in Chineesche christelijke kerken een crucifix niet op zijn plaats is, aangezien een op dergelijke wijze verne- derde God in strijd is met het Chineesche godsbewustzijn. Derhalve vervin- gen zij het door den herrijzenden Christus, wat overigens in Rome nogal tot conflicten leidde en de beschuldiging van ketterij uitlokte. Bovendien beperkten de blanken zich op den duur niet tot godsdienstpredeking, doch brachten onderwijs, hygiëne, Westersche geneeskunde, litteratuur, staat- kundige en economische denkbeelden. Een belangrijke stap voorwaarts was het, toen de inheemschen tot dit alles werden toegelaten. Kortzichtig en onrechtvaardig was het, dat men hen niet in het staatsbe- stel liet deelnemen, ook al bezaten zij er de capaciteiten voor, behalve -3- in de allerlaagste rangen. Deze fout is ook veel te lang in Nederlandsch Indië gemaakt. Het is tijd haar grondig te corrigeeren. Wat nu onze specifieke plicht tegenover Nederlandsch Indië betreft, valt te zeggen, dat wij onszelf deze hebben opgelegd, doordat wij ons van den archipel meester maakten, ons gingen bemoeien met de daar wonende volkeren, die wij aan ons gezag onderwierpen en t.a.v. welke wij dus de verplichting op ons namen om hen tot grooter welvaart, tot betere staatkundige ordening en tot hooger inzicht te brengen. Dat dit niet zoo eenvoudig is, weten wij wel, maar dit mag geen excuus zijn om het na te laten. Wij willen ons in verband met ons onderwerp bepalen tot de staatkundige opvoeding van Neder- landsch Indië en dan eraan herinneren, dat wij reeds in het eerste artikel van deze reeks opmerkten, dat dit gebied een groote verscheidenheid van ras- sen en volkeren omvat met enorme verschillen in cultuur en beschaving. Wanneer wij dus Nederlandsch Indië als één gebied behandelen, dan doen wij zulks slechts formeel! Wij, Nederlanders, hebben Nederlandsch Indië tot een van het overige Verre Oosten afgezonderd geheel gemaakt; wij hebben dus de taak het ook naar binnen tot een zoo groot mogelijke eenheid en staatkundige gelijkheid te ontwikkelen, al zien wij niet over het hoofd, dat verschillen als die tusschen Papoea's en Javanen en Sumatranen niet op te heffen zijn, tenzij de Papoea, als zoodanig, dus als natuurmensch, op- houdt te bestaan, zooals de Noord Amerikaansche roodhouden hebben opgehou- den, behalve dan in enkele reservaten, waar zij overigens een halfslach- tig en kunstmatig quasi-natuurleven leiden. Nederlandsch Indië is volkenkundig geen eenheid, en wanneer wij over Neder- landsch Indië spreken als over een gemeenebest, dan houden wij in het oog, dat dit niet homogeniteit veronderstelt. Wij dienen t.a.v. de Indonesische volkeren een scala te onderscheiden, wan- neer het gaat om deelnemen aan het bestuur, waarbij sommige volkeren in een hegemonie-verhouding moeten blijven t.a.v. het centrale bestuur, ter- wijl andere als volkomen gelijkwaardige partners eraan deelnemen. Het principe hegemonie voor Nederlandsch Indië als gemeenebest is uit den tijd; dit moeten wij erkennen, zooals het reeds door H.M. de Koningin is gezegd; en wij zijn verplicht het woord van H.M. in te lossen, omdat het een woord was van wijsheid en staatkundig inzicht. "Koloniale belangen" zullen zeker trachten het koninklijk woord zoo te in- terpreteeren, dat de uitvoering ervan minstens op de lange baan geschoven wordt, maar tegenover deze belangen staat de jonge verzetbeweging; welke in ons land door de regeering niet de een hoek geduwd wordt, maar wier geest van progressie door haar wordt erkend, zooals gebleken is uit de re- de van Minister Gerbrandy. Nederlandsch Indië zelfstandig binnen het Rijksverband en onder leiding van Nederlandsche, inheemsche en andere gekleurde Nederlandsch Indische staats- burgers, voorzooverre deze de ontwikkeling bezitten om aan de leiding deel te nemen. Zooals reeds opgemerkt (in het eerste artikel) zijn wij ca. drie en een hal- ve eeuw samen opgetrokken en wij Nederlanders hebben veel voor Nederlandsch Indië gedaan, alle rechtvaardige critiek ten spijt, en onze taak is daar nog bij lange na niet voltooid. Daaraan ontleenen wij onze rechten, aan wat wij goed deden en nog moeten doen, maar aan onze rechten ontleenen wij tevens onze verplichtingen, die volkomen duidelijk zijn. Wij zullen in principe alle functies en ambten, incl. dat van Gouverneur- Generaal moeten openstellen ook voor de inheemschen, en wij zullen hierbij eerlijk spel moeten spelen, zoodat een dergelijke bepaling niet een doode letter blijft. En wij zullen moeten erkennen, dat er reeds thans in Neder- landsch Indië voldoende Nederlandsche en inheemsche krachten zijn om het Indische gemeenebest een zelfstandige plaats in te ruimen binnen het Rijks- verband. (Wordt vervolgd) -4- HET LAGERHUISDEBAT. De Britsche regeering heeft i.z. haar buitenlandsch beleid t.a.v. Grie- kenland en Italië Vrijdag j.l. de vertrouwenskwestie gesteld. De stemming leverde als resultaat 279 voor de regeering tegenover 30 tegenstemmers. Het zeer groote aantal onthoudingen bewijst echter, dat een belangrijk deel van het Huis het regeeringsbeleid niet goedkeurde, doch de regeering niet in gevaar wilde brengen. De premier stelde zich op het standpunt, dat toen de Britten in over- eenstemming met Moskou en Washington in Griekenland landden, de regeering Papandreou alle partijen omvatte en dus de wettige regeering is, waartegen de Elas thans optreedt. Dit klinkt overtuigend, maar uit hetgeen de Manches- ter Guardian schrijft, is te concludeeren, dat Papandreou de door hem aan- vaarde pogrampunten der linksche partijen niet uitvoert. Churchill rede- neert dus formeel, want de vraag is thans gewettigd of de regeering Papan- dreou nog de volkswil vertegenwoordigt. Dat de Grieksche koning hem handhaaft, beteekent bitter weinig, want jaren geleden heeft de koning de dictatuur aanvaard, waardoor hij de grond- wet schond en dus als arbiter minstens dubieus is. Sterker klinkt het Britsche argument, dat een democratische regeering slechts tot stand kan komen door geregelde verkiezingen en dat aangezien deze nog niet mogelijk zijn, de coalitieregeering Papandreou voorloopig de juiste is, omdat deze op de samenwerking van alle partijen berustte, eer- wijl de Elas beoogt de macht met geweld te grijpen en te handhaven. Maar hoe, wanneer Papandreou de coalitieovereenkomst niet nakomt en zich met geweld tracht te handhaven? Wij hebben ons oordeel over den Griekschen burgeroorlog reeds in het vorige nummer uitgesproken. Deze was echter in het debat niet in het ge- ding, doch het feit van het ingrijpen der Britsche regeering, hetwelk neer- komt op steun aan de rechtsche groepen, waarover zoowel Washington als Moskou niet te spreken zijn. Voor de Britsche regeering komt hier verzet tegen gewelddadig grijpen naar de macht blijkbaar neer op steun aan een regeering, die zich met ge- weld handhaaft, nadat zij haar basis verloor. Wij hebben geen onmatig vertrouwen in de oprechtheid der Grieksche po- litici, hetzij zij rechts of linksch staan. Maar wij zijn ook niet over- tuigd van de belangeloosheid der Britsche regeering. Volgens de Amerikaansche pers werd op de conferentie te Teheran de Bal- kan aan Rusland toegewezen als invloedsspheer, met uitzondering van Grie- kenland. Komt nu in dit land een verschuiving naar linksch tot stand, dan komt het vanzelfsprekend geleidelijk onder Russischen invloed. Eenzelfde factor speelt o.i. zijn rol in de kwestie van graaf Sforza, die door Londen tot persona non grata verklaard is, omdat hij tegen de re- geering Badoglio intrigueerde, terwijl hij aan de Britsche regeering be- loofd had hem te steunen. Onze vraag is nu: welk belang heeft Groot Brittannië bij een regeering Badoglio? Zou het niet kunnen zijn vrees voor al te groot verlies van in- vloed in het Midell.Zeegebied, welke Groot Brittannië drijft tot ingrij- pen in Griekenland en Italië? Verschuivingen naar linksch brengen het ge- vaar met zich van toenemen van den Russischen invloed aldaar. Het is geen angst voor het communisme, welke de houding der Britsche regeering bepaalt, maar zuiver imperiale politieke overwegingen. Wij meenen tot ons vermoeden des te meer gerechtigd te zijn, wanneer wij de besproken Britsche geste in verband brengen met de koortsachtige haast, waarmede zij streeft naar een bondgenootschap met Frankrijk, even- eens een Middell.Zeemogendheid. Niemand behoeft te vreezen voor een breuk tusschen onze bondgenooten. Wel zijn er botsende belangen tusschen de U.S.A. en het Britsche Empire, maar niet direct in de Middellandsche Zee. En wat Moskou betreft: Stalin is een realist, en uit zijn realisme i.z. den Balkan meenen wij ook het feit te moeten verklaren, dat het zwaartepunt van de Russische oorlogvoe- ring sinds geruimen tijd in den Balkan ligt in plaats van in Oost-Pruisen en Polen. ---