Bijlage van DE NIEUWE AMSTERDAMMER No. 37a 12 Januari 1945 -------------------------------------------------------------------------- OPEN BRIEF AAN DEN HEER RIJKSCOMMISSARIS VAN HET BEZETTE NEDERLANDSCHE GEBIED. Opnieuw zien de Nederlandsche artsen zich genoopt, het woord tot U te richten. Ook zonder dat deze brief van handteekeningen is voorzien, zal het U duidelijk zijn, dat hier de stem spreekt van de duizende art- sen, die in December 1941 U hun opvatting over hun beroepsplicht kenbaar hebben gemaakt en sindsdien U omtrent hun vasten wil om dienovereenkom- stig te blijven handelen geen twijfel hebben gelaten. Een aantal maatre- gelen, in den laatsten nijd door den bezettenden macht getroffen, zijn wel niet direct tegen de artsen gericht, doch zij vormen een zoodanige bedreiging van de volksgezondheid, dat de artsen meenen niet te mogen zwijgen. Zij protesteeren allereerst tegen de gepleegde inbreuk op de zelfstan- digheid en het eigendom van de vereeniging "Het Nederlandsche Roode Kruis". Opnieuw hebt gij de leiding van een Nederlandsche instelling in handen gelegd van iemand, die door het geheele volk gewantrouwd wordt en voor wien ieder gevoel van achting ontbreekt. Voor een instituut, dat op vrij~ willige medewerking berust, staat dit gelijk aan opheffing! Het spreekt vanzelf, dat, nu deze instelling tot een Duitsch instrument geworden is, ook de Nederlandsche artsen nier meer daarmede kunnen samenwerken. Met groote zorg bedenken zij, hoe hun hierdoor midden in de ellende van den oorlog een belangrijk middel tot hulpverleening aan gewonde militairen en aan door de oorlogshandelingen in nood geraakte burgers uit handen ge- slagen is. Verrast zijn zij, na al wat reeds voorafgegaan is, over dit nieuwe machtmisbruik amper. Zij kunnen echter niet nalaten erop te wij- zen, dat het verloren gaan van den eerbied voor het Roode Kruis uitein- delijk ook voor het Duitsche volk zoowel geestelijke als stoffelijke na- deelen brengen zal. Zij stellen Uw bestuur verantwoordelijk voor het nijpende tekort aan de noodzakelijke levensmiddelen. De nood van het Nederlandsche volk in het dichtst bewoonde deel van het bezette gebied, groeit met den dag. De door de Distributie verstrekte rantsoenen voor een volwassene hebben slechts een voedingswaarde van 600 à 800 calorieën; dit is minder dan de helft van wat een rustend mensch noodig heeft om te blijven leven en min- der dan een derde deel van wat een werkend mensch hiertoe behoeft. De kleine voedselvoorraden, die vele gezinnen vroeger hebben kunnen vormen, raken uitgeput of zijn reeds opgebruikt. Melk voor kleine kinderen is zeer onvoldoende beschikbaar. De extra voeding voor zieken en zwakken is met enkele uitzonderingen gestaakt. Door deze sterke ondervoeding wordt het weerstandsvermogen ondermijnd met als gevolg, dat het aantal ziektegevallen toeneemt en deze ernstiger verloopen. Onvoldoende kleeding en groot gebrek aan brandstof werken hier- aan mede. Evenzoo het tekort aan geneesmiddelen en aan reinigings- en des- infectiemiddelen. Tuberculose, dysentrie, buiktyphus en kinderverlamming nemen snel toe. De dyphterie- en roodvonkepidemieën hebben reeds voor Nederland ongezonde afmetingen aangenomen. Het gevaar voor vlektyphus moet ernstig onder oogen gezien worden. Aan dezen toestand is de bezetter schuld. Ten eerste, doordat hij met overtreding van de internationale wetten de groote reservevoorraden die hier in 1940 aanwezig waren, naar Duitschland bracht en in de jaren na 1940 nog een aanzienlijk deel van het vee en van het in ons land ge- produceerde voedsel wegvoerde. Ten tweede, doordat hij nu, in 1945, het Nederlandsche volk belet om het nog aanwezige deel van het voedsel zoo goed mogelijk over het land te verdeelen, onder anderen doordat hij bijna alle vervoermiddelen in beslag genomen of weggevoerd heeft. De pogingen om de schuld af te wentelen op Nederlandsche instanties moeten worden -2~ afgewezen. Maatregelen ter verbetering van de voedselvoorziening werden door de bezettende macht tegengewerkt; schepen, die voedsel wilden aan- voeren, werden verhinderd te varen; van andere schepen werd de lading in beslag genomen. De voorraden, die o.a. in fabrieken, veemen en koel- huizen nog aanwezig waren, werden weggevoerd, toen de hongersnood al be- gonnen was. De bewering, dat de spoorwegstaking oorzaak is van deze nood- toestand mist allen grond; in normale tijden vervoeren de spoorwegen slechts een klein deel van ons voedsel. De schrijvers van dezen brief vreezen, dat argumenten van menschelijk- heid door U als onzakelijk terzijde worden gelegd. Toch kunnen zij niet nalaten U te vragen, of gij vergeten zijt, dan indertijd, toen Duitsche en Oostenrijksche kinderen honger en gebrek leden, zij gastvrijheid, kleeding en voedsel ontvangen hebben in ditzelfde land, dat thans door Uw landgenooten wordt geplunderd en in den hongersnood gedreven. Duitsch- land, dat zelf de verschrikkelijke gevolgen van de hongerblokkade heeft ondervonden en deze handelwijze als misdadig heeft gebrandmerkt, drijft nu zonder enige noodzaak een ongewapend volk in den honger. Wreeder dan dit alles is wellicht de op steeds grooter schaal en op steeds ruwer wijze doorgevoerde wegvoering en gedwongen tewerkstelling, van Nederlandsche mannen in de vijandelijke oorlogsorganisatie. Is deze dwang op zichzelf reeds een vergrijp tegen de eerste grondregelen van menschelijkheid en internationaal recht, de gruwzaamheid, waarmede de be- volen maatregelen thans worden uitgevoerd, kunnen slechts den indruk wek- ken van een wraakoefening op weerlooze menschen. Als slaven worden de mannen opgejaagd en weggevoerd zonder dat met kennelijke ziekte of inva- liditeit rekening wordt gehouden. Voortgedreven over de wegen tot uitput- ting toe, als levenlooze waar samengepakt in loodsen, goederenwagens en ruimen van schepen, geheel of bijna geheel zonder voedsel gelaten, ver- stoken van verpleging en voorziening in elementaire levensbehoeften, zijn de ongelukkigen ten prooi aan ziekten en ellende en als paria's aan- gewezen op liefdadigheid der bevolking. Wij staven deze aanklacht door eenige mededeelingen van ooggetuigen. Het zijn slechts eenige grepen uit de van alle kanten tot ons gekomen gelijksoortige berichten. TRANSPORTEN Zwolle: Transport van burgers uit Rotterdam op 12 November. 3 Treinen. In alle drie de mannen in goederenwagens met te weinig stroo, zoo weinig ruimte, dat slechts een deel kon liggen of zitten. Geen gele- genheid om behoeften te doen. De mannen waren op 10/11 gegrepen; hadden op 11/11 's avonds voor het eerst iets te eten gekregen en nu op 12/11 in het pikdonker, terwijl er voortdurend gerangeerd werd, warm eten en gele- genheid om met een kroesje water uit een emmer te drinken en om hun be- hoeften te doen. Met moeite werd toestemming gekregen om 12 ernstige zie- ken uit het transport te verwijderen. Haarlem: Transsport van burgers uit Rotterdam op 12 November. Na een marsch in den regen van Rotterdam naar Delft werden zij in wagons zonder stroo opgesloten. Er waren 50 à 60 man per wagon; elke wagon had 2 raampjes van 30 bij 50 cm. Behoeften moesten op den grond gedaan worden, waar ook op geslapen werd. Ziekten o.a, floride gonorrhoe, syphilis, longtuberculose, angina, dyphterie, zware epilepsie. De meest krachtige overreding van de te hulp gesnelde doktoren was noodig om de wagons waarin zich de zieken zouden bevinden, geopend te krijgen. De Haarlemsche burgers maakten van deze gelegenheid gebruik om de mannen van voedsel te voorzien. Bij de wagons, die niet open gingen, ging zeer veel van het voedsel - door de burgers uit den mond gespaard - bij het overreiken door de kleine raampjes verloren. Elke officieele voedselverstrekking ontbrak. Zoowel in Zwolle als in Haarlem ontbraken verwarming en verlichting geheel. Om de treinen werd voortdurend geschoten om den menschen angst aan te jagen. TOESTANDEN OP DE PLAATSEN VAN TEWERKSTELLING. Op de plaatsen van tewerkstelling was de voeding in het algemeen beter, echter geenszins overal. In Wezep b.v. zaten enige duizenden mannen zon- der voedsel in de kazerne opgesloten. "Er was nog geen werk voor hen, dus -3- kregen zij ook geen eten" Inkwartiering: In Fabrieken, schoolen, leegstaande huizen, enz. Ligging: Mannetje aan mannetje op den grond met matige hoeveelheid stroo. Dekking: Dekens ontbraken of waren in zeer onvoldoende hoeveelheid aanwezig. Kleding: Alleen wat de menschen toevallig aan hadden toen zij gegre- pen werden. Geen mogelijkheid om van kleeding te verwisselen. Week aan week wordt er in doornatte kleeding gewerkt en geslapen. Hygiëne: Zeer slecht. Latrines zeer primitief, zoodat de ontlasting overal verspreid wordt. Bij slecht weer wordt vaak 's nachts in de barak- ken zelf de ontlasting gedeponeerd. Epidemiën van dysentrie e.d. zijn dan ook aan de orde van den dag. Medische verzorging: Slecht. Ook de afvoer van zieken naar de zieken- huizen is onvoldoende en wordt door wantrouwen tegengewerkt. Aan de art- sen wordt zelfs de eisch gesteld voor gezonde remplacanten te zorgen al- vorens zij zieken zouden mogen wegvoeren. In Arnhem, Lienden en Zevenaar komen veel granaatsplinterverwondingen voor, omdat de mannen gedwongen zijn in de vuurlinie te werken. Maar waartoe is het nodig, U deze gegevens te verstrekken? Gij kent immers zelf de feiten, de handelingen waartoe gij zelf mede de bevelen gaaft. Men vraagt zich af, of dit nu de goede verzorging is, die den man- nen bij den "arbeidsinzet" werd toegezegd. Het lijkt ook overbodig U te wijzen op artikel 52 van het mede door Duitschland onderteekende landoorlog-regelement, waarbij bepaald is, dat de bezettende macht slechts goederen en diensten mag vorderen ten behoeve van het bezetingsleger, dat de vorderingen in verhouding moeten staan tot de hulpmiddelen van het land en dat zij voor de bevolking niet de verplich- ting mogen medebrengen om aan de krijgsverrichtingen tegen het eigen Va- derland deel te nemen. Herhaaldelijk heeft ook de bezettende macht zich hierop beroepen, wanneer requisities gericht worden ten behoeve van het bezettingsleger, doch zij handelt of dit artikel geen geldigheid heeft, wanneer Nederlandsche mannen of Nederlandsche goederen naar Duitschland worden gevoerd en wanneer Nederlanders tewerkgesteld worden in de Duitsche oorlogsorganisaties. Staat gij wellicht ook op het standpunt dat het hier geen "arbeidsinzet" geldt en dat de mannen, zooals reeds door hooggeplaat- ste Duitsche militairen te kennen wordt gegeven, als krijgsgevangenen moe- ten worden beschouwd? In het laatste geval hebben zij eveneens uitdrukke- lijk recht op een behoorlijke behandeling en is een dergelijke tewerkstel- ling evenmin geoorloofd. Ook het zoo vaak gehoorde verweer, dat de lasten der bevolking in Duitschland in vele opzichten zwaarder zijn dan welke hierboven omschreven zijn, snijdt geen hout. De Duitschers dragen de ont- beringen voor de verdeediging van hun eigen land. Aan ons Nederlanders wor- den zij opgelegd om de bevrijding en vertragen en de oorlogvoering onzer bondgenooten te belemmeren. Door dit alles wordt het den Nederlandschen artsen in toenemende mate moeilijk, tegenover de Duitschers de menschlievende houding te blijven aan- nemen, die bij hun beroep hoort. Zooals gij weet, hebben zij, indien dit vereenigbaar was met het behoud hun geestelijke onafhankelijkheid nooit geweigerd om in noodgevallen aan vriend en vijand gelijkelijk hulp te ver- leenen. Gij zult U er van bewust moeten zijn, dat, wanneer gij in de toe- komst van de hulp van de Nederlandsche artsen gebruik zult willen maken, deze niet anders gegeven wordt dan uit hoofde van het gevoel van beroeps- plicht en omdat zij zich niet willen plaatsen op het peil van hun tegen- standers. Op grond van deze zelfde beroepsplicht echter richten zij het woord tot U, nu de nood van hun volk hun tot spreken noopt. Zij protesteeren tegen het misbruik dat de bezetter maakt van zijn macht over het Nederlandsche volk en zij stellen vast, dat dit optreden een aanfluiting is van de uitspraak van den Duitschen Führer, volgens wel- ke zijn volk de drager is van een hoogere cultuur. Zij wijzen er tenslot- te op, dat de Duitsche bezettende macht door het voortzetten van deze mis- handelingen van het Nederlandsche volk elke aanspraak op het respect van de menschheid prijs geeft. ---