Onder de talrijke vraagstukken, welke in dezen tijd onze aandacht
vragen, is er een, dat - hoe oud het ook reeds zijn moge - nog steeds
op een oplossing wacht, nog steeds de gemoederen met groote hevigheid
beroert, n.l het vraagstuk betreffende de verhouding der sexen.
   Terwijl na den oorlog van 1914 zich een sterke tendenz deed gelden
om deze verhouding, waarvan de eenige officieel erkende en aanvaarde
vorm het huwelijk is, radicaal te wijzigen, breekt zich thans allerwegen
een beweging baan welke zich ten doel stelt den weg terug te gaan en
het huwelijk te herstellen in den vorm, waarin onze ouders en grootouders 
het kenden, met vernietiging van zoo mogelijk alle rechten, welke
de vrouw zich sinds de laatste 40 jaar veroverd had.
   Terwijl het streven der burgerlijke vrouwenemancipatie gericht was
op het verwerven van grootere vrijheid voor de vrouw en gelijkberechtigdheid 
naast den man, voelde men toch ook, dat een werkelijk vrij-
worden der vrouw onmogelijk was, tenzij een radicale hervorming plaats
vond in de sexueele opvattingen.
   Aanvankelijk echter wist niemand wat er nu eigenlijk in dit opzicht
moest gebeuren en zoodoende bleef het voorloopig bij een zoeken en
tasten - veelal in den blinde - waarbij men afging op datgene, wat de
practijk te zien gaf. En dit was een warwinkel. 
   Deze zelfde warwinkel vertoonde de litteratuur; allerlei meeningen en
voorstellen: huwelijk in kameraadschap, driehoekshuwelijk, huwelijksvacanties, 
vergemakkelijking der echtscheiding enz. werden voorgeslagen
en overwogen en zoodoende werd de verwarring nog grooter.
   Toch was deze veelheid van meeningen niet eenzijdig verkeerd, want
zij bracht de menschen er toch ook toe de kwestie nader onder de oogen
te zien en van alle zijden te bestudeeren.
   Een werkelijke oplossing echter werd niet gevonden, althans niet
aanvaard, omdat men de oplossing niet wilde.
   Hoe weinig ernst men maakte met het vraagstuk, hoe zwak het besef
van de dringende noodzakelijkheid om een oplossing te vinden, leefde en
leeft in de menschen, blijkt wel uit het feit, dat de bovengenoemde
reactionaire beweging zich thans alom doet gelden, vaak onder toe-
3
juichingen van honderdduizenden vrouwen, die niet beseffen, dat zij zich
juichend laten degradeeren tot huishoudster, keuken- en kindermeisje en
baarmachine en bovenal tot genotsobject voor den man.
   De grenzen, waarbinnen de vrouw leeft, worden weer teruggebracht
tot de muren der ouderlijke of echtelijke woning; en voorzooverre dit
onmogelijk is, tracht men de vrouw zooveel doenlijk op te sluiten binnen
de grenzen van andersmans huishouding.
   Maar hoe dan ook - in ieder geval wordt zij geweerd uit het volle
leven - uit de maatschappij. Weer wordt de vrouw weggemoffeld achter 
den man, de "heer der schepping".
   En zoodoende worden alle energieën der vrouw zooveel mogelijk
gericht op het sexueele.
   Men moet zich dit goed realiseeren, zich goed indenken wat het
beteekent, als de vrouw wordt teruggeleid op den weg, waarop het
huwelijk de eenige toekomstmogelijkheid is en dan in het bijzonder in
een land, waarin het vormen van groote gezinnen als staatsplicht wordt
voorgesteld.
   De vrouw wordt dan psychisch geheel gericht op het baren van
kinderen en dus tevens op het verzorgen, voeden en opvoeden van die
kinderen en op het verzorgen van den man-kostwinner.
   Haar geheele doen en laten draait zoodoende om het geslachtsleven
en wat daaraan vastzit en er uit voortvloeit; en derhalve wordt haar
energie uitsluitend aangewend voor dat eene doel, wordt haar psychisch,
lichamelijk en geestelijk leven in één soort handelingen geconcentreerd
en de geweldige energiebron, welke de vrouwenwereld zou kunnen zijn,
afgesloten, want de mogelijkheden, welke in de vrouw sluimeren, kunnen
niet verwezenlijkt worden in één groep van handelingen.
   De mogelijkheden, welke zij niet kan verwezenlijken worden onder-
drukt en daardoor wordt de vrouw gedeclasseerd tot een zeer beperkt
soort mensch, dat zich moet uitleven in wasschen, plassen, papkoken en
zich ten dienste stellen van den man.
   Het is merkwaardig, dat ondanks alle ervaring, nogmaals getracht
wordt de verhouding der sexen definitief te regelen door vernietiging
van de vrijheid der vrouw en haar vernedering tot tweederangs mensch.
   Tientallen eeuwen reeds heeft zij in deze positie verkeerd, werd het
huwelijk beschouwd als de normale baan voor het "nette" meisje om
4
haar sexueele driften uit te leven. En al die eeuwen lang hebben de
vrouwen - althans sommigen harer - telkens opnieuw gepoogd deze
slavernij te verbreken. Tot nu toe altijd tevergeefs, behalve dan in
Sovjet-Rusland, waar zij bevrijd werd door Lenin, die haar wilde ontslaan 
van den band der drie K's - kerk, kinderen en keuken.
   Maar Lenin waardeerde de vrouw als mensch volkomen, zoozeer, dat
hij verkondigde, dat elke keukenmeid moest leeren den Staat te besturen.
   Anders doet West-Europa, d.w.z. de West-Europeesche mensch, dus
ook bijv. Amerika.
   Deze liet na veel aarzelen de vrouw toe tot het kiesrecht en dan nog
niet eens allerwegen, tenminste niet tot het passieve kiesrecht. En dit
gebeurde op een tijdstip, waarop de z.g. democratie teneinde liep en de
reactie allerwege zich gereed maakte om het verloren terrein te herwinnen.
   Met aftandsche phrasen wordt de superioriteit van den man verkon-
digd en aan de vrouw haar speciale taak aangewezen, n.l. tweederangs
mensch te zijn; onvolwaardige, wat dan verguld wordt met de bewering,
dat de taak der vrouw het moederschap is.
   En inmiddels neemt het aantal mislukte huwelijken niet af en evenmin
de neurose en de psychose, noch de haat en de verbittering.
   Dus wordt het tijd, dat wij ons bezinnen hoe het komt, dat zooveel
huwelijken mislukken en dat zooveel liefden eindigen in een uiteengaan
in doodelijke haat en grenzelooze vijandschap.
   Laten wij dus beginnen het huwelijk nader te beschouwen voor wat
het is, althans bedoelt te zijn.
   Dan kunnen wij zeggen, dat het huwelijk een als duurzaam bedoelde
verhouding is tusschen twee menschen van verschillende sexe, welke
verhouding in wezen sexueel is en aan welke verhouding de liefde
verondersteld wordt.
   En laten wij dan om te beginnen het sexueele element in het huwelijk
nader onderzoeken.
   De normale geslachtsdaad tusschen man en vrouw is niet uitsluitend
een lichamelijke daad, maar tevens een psychische gewaarwording; de
lichamelijke daad zet zich onmiddellijk om in geslachtsgenot, zooals elke
lichamelijke daad van den mensch ("daad" zoowel op te vatten als
actieve zoowel als passieve "handeling" - b.v. iemand laat zich stree-
5
len), omdat en voorzooverre hij ziel is, zich onmiddellijk omzet in een
lust- of onlustgevoel.
   De mensch is n.l. lichaam, ziel en geest; hij heeft geen van deze drie,
maar is deze drie tegelijkertijd.
   Als lichaam is de mensch natuurlijk wezen, d.w.z. dat hij als lichaam
erop uit is zichzelf in stand te houden tegenover en ten koste van de
buitenwereld en alles af te weren wat zijn natuurlijk zelfbehoud bedreigt
of in den weg staat.
   Als ziel verwerkt de mensch zijn gewaarwordingen onmiddellijk, dat
wil dus zeggen: zonder er over na te denken.
   En voorzooverre de mensch geest is, verwerkt hij ze middellijk, dus
langs den weg van het denken.
   Het psychisch - dat wil dus zeggen ondoordacht - verwerken van
handelingen en indrukken geschiedt buiten den wil van het individu om,
want wil en doordenken zijn onafscheidelijk.
   Wil iemand derhalve een lustgevoel ondergaan, dan zal hij bewust een
handeling verrichten, waarvan hij verwacht, dat deze hem het gewenschte
lustgevoel bezorgt, maar het lustgevoel - de psychische reactie - als
zoodanig komt tot stand buiten zijn wil.
   Dit alles geldt ook voor het hoogste lustgevoel: het geslachsgenot.
   Wanneer een mensch door een ander sexueel wordt aangetrokken,
ontstaat in hem of haar een psychische spanning, welke naar ontspanning
streeft, omdat dit het wezen is van elke spanning. Deze ontspanning,
waardoor het evenwicht hersteld wordt, vindt in het onderhavige geval
plaats door middel van de sexueele daad.
   De normale geslachtsdaad wordt verricht door man en vrouw samen;
beide beoogen lustgevoelens te ondergaan. Zij hebben derhalve een
gemeenschappelijk doel, waarbij zij rekening dienen te houden met
elkaar, omdat - wanneer slechts een der partners bevredigd wordt -
de geslachtsdaad afdaalt tot het peil der onanie.
   De geslachtsdaad blijft dan een eenzijdigheid en dit is verkeerd, zooals
alle eenzijdigheid verkeerd is. De partner, die onbevredigd gebleven is,
wordt dan verlaagd tot lustobject, dus tot een zaak en dit is in strijd met
de menschelijkheidsgedachte. Maar ook al worden beide partners bevre-
digd, dan is de geslachtsdaad nog niet altijd werkelijk zedelijk.
   Immers, wanneer beide partners alleen bevrediging van eigen lust-
behoefte zoeken, onaneeren zij feitelijk beiden door middel van elkaar
6
en dus blijft hier de geslachtsdaad een eenzijdigheid. Dat dit onzedelijk
is, vloeit uit de geslachtsdaad zelve voort, want:
In de normale geslachtsdaad streven de beide partners naar lichamelijke 
eenwording en dit wordt ook bereikt, wanneer als resultaat een
kind geboren wordt.
   In dit kind zijn man en vrouw een eenheid geworden.
   Nu dient de mensch als redelijk wezen van elke lichamelijke drift het
redeljk aecquivalent te stellen, wil hij werkelijk menschelijk leven, want
door de rede, onderscheidt de mensch zich principieel van alle andere
natuur.
   Zoo dient hij dus ook het redelijk aecquivalent te scheppen van zijn
sexueele drift en - aangezien deze de lichamelijke eenwording van man
en vrouw met zich brengt , dient de mensch ook naar hoogere eenwording 
te streven, dus naar geestelijke eenwording.
   Maar bovendien dienen zij psychisch één te zijn.
   Eerst wanneer dit het geval is, kan men spreken van geluksgevoel,
omdat - wanneer een lustgevoel een zedelijke, d.w.z. een harmonische
grondslag heeft - er van geluk gesproken kan worden. Anders blijft
het lust.
   Het besef, dat lust iets minderwaardigs is, vindt zijn oorzaak in het
feit, dat aan de lust het begrip "natuurlijk" verbonden is, d.w.z. het naar
het natuurlijke (dus eenzijdig) gerichte. En de mensch weet bewust en
intuïtief, dat alle eenzijdigheid verkeerd, want onharmonisch en dus
onzedelijk is.
   En zooals de mensch lichamelijk geslachtsgenot dient te zoeken, door
middel van het geslachtsgenot van den ander, zoo dient hij psychisch
zijn geluksgevoel te zoeken door middel van het geluksgevoel van den
ander.
   Dit noemt men liefde.
   Liefde is dus een psychische gesteldheid, waarin de een eigen geluk
zoekt in het geluk van den ander.
   De geslachtsdaad gebaseerd op liefde noemen wij erotiek.
   De werkelijk erotische verhouding is derhalve gebaseerd op liefde en
dus is er in een werkelijk erotische verhouding eerbied en waarheid tus-
schen man en vrouw.
   Eerbied omdat de partners elkaar als mensch, dus als redelijk wezen,
dienen te eerbiedigen, en waarheid, omdat de leugen tusschen de echt-
7
genooten bewijst dat er geen vertrouwen is, dat de een dus niet gelooft,
dat de ander er naar streeft den een gelukkig te maken.
   Wil een huwelijk goed zijn, dan dient men elkaar alles te kunnen
zeggen, ook datgene wat ons hindert in den ander.
   Meestal doet men dit niet, behalve bij wijze van ruzie en dan wordt
alles gezegd wat men in werkelijkheid te zeggen heeft, alle verwijten,
die tot dat moment zijn opgekropt en bovendien nog veel meer. Dan
haalt de mensch eventl. alles wat er aan sadisme in hem leeft te voor-
schijn en verwijt dit aan den ander. Na de ruzie herstelt zich dan weer
een schijnevenwicht, waartoe het samenzijn in het echtelijk bed heel veel
bijdraagt, maar na een tijd barst de ruzie weer los, omdat de echtgenooten 
elkaar niet werkelijk eerbiedigen en niet werkelijk waar zijn
tegen elkander, elkaar dus niet kennen.
   Het bekende argument dat ieder mensch iets in zich heeft wat hij
voor niemand weten wil, beteekent niet anders, dan dat de menschen
zichzelf niet kennen en niet willen kennen en zoodoende hun mede-
menschen niet begrijpen en niet willen begrijpen.
   Wij moeten leeren eerlijk te zijn tegen onszelf en dus tegenover
elkaar. En wij moeten inzien, dat noch wij, noch onze medemenschen
zonder "fouten" zijn.
   Fouten - d.w.z. disharmonie tusschen onze natuurlijke en onze rede-
lijke zijde Deze disharmonie moet ieder voor zich of met behulp van een
ander trachten op te heffen, maar wij moeten bedenken, dat een voort-
durend evenwicht onmogelijk is, omdat het evenwicht telkens verstoord
wordt door een of andere oorzaak gepaard met onzen aanleg.
   Dit geldt voor iederen mensch.
   Wij hebben elkaar dus elkaars fouten niet te verwijten.
   Doordat de menschen geen eerbied voor elkaar hebben, doordat ze
niet waarheidslievend zijn en verder de liefde niet gediend hebben, mis-
lukken zooveel - bijna alle - huwelijken.
   Dat er in onze samenleving geen eerbied is voor den mensch blijkt uit
deze samenleving zelf: armoede, honger, ellende, geweldpleging, heer-
schappij van den man, onderworpenheid van de vrouw enz. Vrijwel in
geen enkel opzicht wordt de mensch als zoodanig geëerbiedigd. Wel
praat men over: het eerbiedigen van ieders meening, maar dit is een
phrase. Wie een meening verkondigt in strijd met het belang der heer-
8
schende groepen wordt doodgezwegen of komt in de gevangenis.
   Maar het meeste veracht wordt de vrouw.
   De man is het hoofd des gezins;
   de vrouw is den man gehoorzaamheid verschuldigd;
   zij heeft geen eigen domicilie;
zij is niet handelingsbekwaam; voor alles heeft zij bijstand van den
man noodig;
   verdient zij zelf een inkomen, zoo mag zij dit alleen gebruiken ten
behoeve van het gezin;
   haar bestemming is moeder te worden;
   het vrouwenoordeel wordt met welwillende neerbuigendheid in ont-
vangst genomen;
   haar lichaam dient zij te reserveeren voor een echtgenoot, anders
"deugt" zij niet;
   haar arbeid wordt slechter betaald, dan mannenarbeid;
   haar waarde hangt af van het sex-appeal, want zij is middel tot het
verwerven van geslachtsgenot.
   Natuurlijk zullen er velen zijn, die dit ontkennen, omdat zij het niet
wilIen erkennen.
   Gedurende duizenden jaren is verkondigd, dat de man meer- en de
vrouw minderwaardig is. Dat dit berust op de angst van den primitieven
mensch voor de vrouw - het bloedende en barende wezen; dat dit ook
verband houdt met het feit dat de man schijnbaar een lid meer heeft
dan de vrouw, omdat zijn geslachtsorgaan uitgestulpt en dat der vrouw
ingestulpt is; dat dus de werkelijke oorzaak alleen te zoeken is in de
natuurlijke en psychische gesteldheid van den mensch - dit alles weet
men niet.
   De angst van den primitieven mensch voor de vrouw, gepaard met
zijn natuurlijke hebzucht en het feit, dat de waarde van iets of iemand
afhangt van wat hij heeft (de hebzucht is een natuurlijke drift en een
dusdanige waardeering is volkomen, natuurlijk, ook kinderen willen
alles hebben) is oorzaak, dat de vrouw met geweld werd onderworpen,
beroofd van haar vrijheid en in sexueele slavernij werd gebracht.
   Alle heerschappij berust op angst.
   Denkt werkelijk iemand, dat een huwelijk gelukkig zijn kan, wanneer
de vrouw in den grond der zaak door den man veracht wordt?
   En al dweept een verliefde ook nog zoo met zijn a.s. echtgenoote, al
9
zal hij haar boven alles stellen - diep in hem leeft het oeroude besef,
dat hij meer is dan de vrouw en aangezien de samenleving, zoowel
juridisch als economisch, dit meerderwaardigheidsgevoel ondersteunt,
zal dit besef ten slotte zijn stempel drukken op de verhouding.
   Wie meent deze bewering te kunnen weerleggen door te wijzen op
den pantoffelheld, vergist zich.
Al weet in zoo'n geval de vrouw haar wil feitelijk op te leggen aan
den man, juridisch blijft zij de minderwaardige. En verder toont zij aldus
handelende, dat zij al evenmin eerbied heeft voor den mensch, als wie
dan ook.
   Bovendien lokt de pantoffelheld de tyrannie der vrouw uit; zij over-
heerscht hem, omdat zij gevoelt, dat hij overheerscht wil worden, dat hij
-de oer-angst van den man voor de vrouw subjectief niet heeft kunnen
overwinnen door er zijn autoriteit voor in de plaats te stellen.
Anders de vrouwen. Zij hebben geen rechten, zijn onvrij, slaven-
materiaal.
   De slavernij is nog lang niet afgeschaft in deze samenleving, al ranselt
men er niet meer met de zweep op los.
De vrouw is nog steeds particulier bezit van den man, voor wien zij
haar lichaam moet reserveeren, reeds vóór zij weet met wien zij trou-
wen zal.
   In haar leeft een drift, die zij niet toonen mag, niet mag laten gelden.
Is het dan te verwonderen, dat de vrouw zijpaden gaat bewandelen, niet
alleen op sexueel, maar op allerlei gebied. Van jongsaf wordt haar
geleerd te huichelen en wordt haar als levensdoel voorgehouden een
man te verleiden tot een huwelijk, want dan alleen is zij geborgen. De
vrouw is immers onzelfstandig.
   En als zij in het huwelijk treedt en dus datgene in vervulling gaat,
waarop haar geheele wezen afgericht is, als dan het geweldige zich
voltrekt - dan komt dikwijls reeds in de eerste nacht de desillusie.
   Pijn, angst, verkrachting door den man, van wien zij het wonder ver-
wacht en die niet anders geleerd beeft dan de vrouw te zien als genots-
object, geslachtsdiertje, en die zelf zijn liefdesonderricht genoten heeft
van prostituées. (Hieronder niet slechts te verstaan de vrouw, die uit-
sluitend leeft van prostitutie, maar ook de vrouw, die zich prostitueert
voor bijverdienste).
10
   En aangezien in de prostitutie het sexueele verlaagd wordt tot een
zaak, van liefde geen sprake is, heeft de man nooit iets anders geleerd
dan op een vrouw te onaneeren.
   Met een dusdanige liefdeservaring komt de heer der schepping in het
huwelijk, verkracht zijn vrouw en meent thans haar op het gebied der
liefde alles gegeven te hebben, wat zij maar verlangen kan.
   Zoo sterft dan de liefde in de eerste omhelzing en als dit eventueel niet
het geval is, wordt zij meestal wel met bekwamen spoed vermoord.
   De algemeene oorzaken: gebrek aan eerbied en waarheid noemde ik
reeds. Maar er kunnen nog zooveel andere oorzaken bijkomen. De op
het huwelijk als levensdoel afgerichte vrouw heeft dit doel bereikt en
aanvaardt haar huwelijk dus als de voltooiing van haar leven, waarna
zij in den sleur vervalt van haar huiselijke bezigheden, waartoe ook
behoort het uitoefenen van geslachtsgemeenschap met den man. Van
een geestelijk n-zijn is in dit geval natuurlijk geen sprake en terwjl zij
vóór haar huwelijk zich geheel instelde op het verleiden van een man,
laat zij nu al haar verleidingskunsten achterwege: ze is immers toch
getrouwd.
   Wanneer de erotiek in een huwelijk sterft, doordat ze vermoord
wordt in de eerste omhelzing, of door een verkeerde opvoeding, welke
leert, dat het doel het huwelijk is en niet de liefde; wanneer de vrouw
zich ter beschikking stelt van den echtgenoot, omdat mannen dat nu
eenmaal willen en omdat ze anders naar een ander gaan; wanneer de
man zijn echtelijke plichten vervult, omdat hij nu eenmaal bij deze vrouw
in bed ligt, dan is er geen sprake meer van een huwelijk, omdat de liefde
ontbreekt.
   En nu wil ik nogmaals opmerken, dat er van werkelijke liefde geen
sprake is, wanneer er geen eerbied en geen waarheid heerscht tusschen
man en vrouw.
   Vele vrouwen zullen zeggen, dat zij wel degelijk eerbied hebben voor
haar echtgenoot, dat zij tegen hem opzien, maar dit is geen eerbied,
heeft er zelfs niets mee te maken. De vrouw, die tegen haar man opziet,
heeft ontzag voor hem, dus vrees. Eerbied hebben voor iemand wil zeg-
gen: hem als mensch erkennen en laten gelden, niet als geslachtsdier,
niet als de sterke, de verdediger, de kostwinner, de verzorgster der kin-
deren en van het huishouden, maar als mensch d.w.z. als redelijk wezen
en als volkomen gelijkwaardig.
11
   Alleen uit eerbied voor elkaar dient men zoo noodig uit elkaar te
gaan, omdat men begrijpt niet de geschikte partner te zijn. De natuur-
lijke en psychische, maar ook de geestelijke aanleg kan zoozeer ver-
schillen, dat een samenblijven onmogelijk blijkt te zijn, omdat de een den
ander belemmert zich te ontwikkelen. Een veel voorkomend verschil in
natuurlijke aanleg is het verschil in potentie: de een heeft grootere
sexueele behoeften dan de ander.
   In zoo'n geval toch geslachtsgemeenschap uitoefenen, ook al ontbreekt
daarvoor in het bepaalde geval de behoefte bij den partner, wil zeggen
den partner verlagen tot genotsobject, tot zaak.
   Zich beperken in het uitoefenen der geslachtsgemeenschap, dus zich
richten naar de minstbehoevende, is gevaarlijk, tenzij men een sublimee-
ringsmogellkheid heeft voor de overtollige energie, d.w.z. zijn natuur-
lijke drift kan omzetten in geestelijke energie.
   Of dit mogelijk is, hangt af van persoonlijken aanleg, opvoeding en
maatschappelijk milieu.
   Lukt het niet de overtollige geslachtsdrift te stiblimeeren, en dwingt
men zichzelf tot beperking, dan vervalt men tot een neurose of erger,
waarbij onder neurose ook begrepen is het gangbare begrip "nervositeit".
De neurose is een schijn-sublimeering van een natuurlijke drift, niet
slechts sexueele drift, maar ook andere lustbehoeften en agressieve
neigingen.
   In en door de neurose teistert de neuroticus niet alleen zichzelf, maar
ook zijn omgeving, zoodat het leven voor de omgeving dikwijls tot een
hel wordt.
   Ditzelfde is mogelijk, wanneer iemand een groote sexueele drift in zich
heeft, die hij niet kan uitleven, bijv. doordat zijn sexualiteit gefixeerd is
aan moeder of vader, waardoor resp. hij of zij niet in staat is, zich
werkelijk te richten op een lid van de andere sexe. Ook al trouwt zoo
iemand, dan nog zal er geen sprake kunnen zijn van een huwelijk, omdat
de sexueele drift gefixeerd is. Lukt het aan de patient den echtgenoot of
echtgenoote tot symbool te maken van die bepaalde persoon, waaraan
men gefixeerd is, dan kan sexueele gemeenschap plaats vinden, maar
dit wil niet zeggen, dat daardoor de neuroticus genezen is.
   Doordat namelijk de weg naar de andere sexe versperd is (het meisje
is sexueel gefixeerd aan den vader, of de jonge man aan de moeder)
12
blijft eigenlijk alleen den weg tot de eigen sexe over en dus is de
betreffende persoon eigenlijk homosexueel. In zijn of haar huwelijk vindt
hij of zij geen bevrediging, want - ook al maakt hij of zij den partner
tot oudersymbool - er blijft een schuldgevoel, omdat de neuroticus nu
symbolisch coïteert met den ouder, waaraan hij of zij gefixeerd is.
   Dit schuldgevoel zet zich, omdat en zoolang het onbewust blijft, om
tot angst en/of tot haat tegen de(n) echgenoote(e). Deze is n.l. als
ouder onaanvaardbaar voor de sexueele daad en als lid der andere sexe
eveneens, omdat de zieke homosexueel is.
  Men bedenke hierbij vooral, dat dit alles onbewust blijft en dat de
patient zichzelf door zijn of haar angst en haat straft voor het onbewuste
verlangen naar geslachtsgemeenschap met den ouder, welk verlangen
als zondig wordt aangevoeld. Ook dit zondebesef is onbewust.
   Het spreekt vanzelf, dat een dusdanig huwelijk moet misloopen, tenzij
psycho-analytisch wordt ingegrepen.
   Ook in een dusdanig huwelijk is er groot verschil in potentie, omdat
de neurotische echtgenoot anaesthetisch is (geen behoefte heeft aan
geslachtsgemeenschap).
   Anaesthesie berust altijd op verdringing; de sexueele drift is - zooals
Wilhelm Stekel het uitdrukt - geheel in beslag genomen door een of
andere perversiteit, zoodat voor de normale sexueele daad niets over
blijft. Het eenige middel om dezen toestand te genezen is de psycho-
analyse.
   In een geval, zooals wij het in ons voorbeeld noemden, is van eerbied
en waarheidsliefde natuurlijk geen sprake. Wat overblijft is alleen haat
en gramschap, maar dit komt ook zonder een dusdanig ernstig defect
vaak genoeg voor bij echtscheidingen. Liefde is dan verkeerd in haat,
placht men te zeggen, echter ten onrechte - er was geen werkelijke
liefde, alleen maar sexueele drang.
   In de meeste huwelijken is de verhouding natuurlijk, eenzijdig. De z.g.
liefde beperkt zich tot de geslachtsdaad, en ook al is er in den beginne
een aanleg tot liefde, omdat de geslachstdaad nu eenmaal de natuurlijke
weg is, waarlangs de mensch zich op een medemensch betrekt, deze
aanleg komt niet tot ontwikkeling, omdat de man zich de meerdere, de
vrouw zich de mindere voelt en dus de partijen niet gelijkwaardig zijn.
   De autoriteit van den man - hoe weinig hij deze ook moge laten
gelden - leeft in de ziel van man en vrouw beide en zoodoende leeft in
13
de ziel van de vrouw ook de haat tegen den onderdrukker. En de man
- hij beschouwt de vrouw toch onbewust als zijn privé-bezit, bestemd
voor zijn geslachtsgenot, uitsluitend voor hem.
   "Ik zou geen vrouw willen hebben, die al van een ander geweest was"
hoort men al te vaak en de meisjes weten het en houden haar 
geslachtsleven - als zij dit al hebben - strikt geheim. Want de man wil een
splinternieuwe zaak hebben, niet iets tweede-hands.
   Zij dient alleen voor zijn plezier en natuurlijk kan hij er dikwijls, al te
dikwijls, niet toe komen te erkennen, dat hij haar niet bevredigt.
   De heer der schepping bevredigt toch zeker het minderwaardige
schepsel vrouw.
   Anderen helpen hem daarbij. "Waarom ben je ontevreden; je hebt
't toch goed; je man verdient toch flink geld en je hebt een gezellig huis.
Wat wil je nog meer?"
   "Liefde!" zou de vrouw kunnen antwoorden, maar als ze dat doet,
hoort zij meestal, dat haar man toch van haar houdt en dat je toch niet
kunt eischen, dat hij altijd blijft tortelen. Het is alles zoo zielig.
   Liefde! dat is gelukkig zijn in en door elkaar; dat is elkaar eerbiedigen
en dus open en eerlijk zijn tegenover elkaar; dat is de groote extase
somtijds, de heilige erotiek.
   Als Dr. H. W. Ph. E. v.d. Bergh v. Eysinga zegt, dat alle erotiek
doodloopt bij kraambed en slagersrekening, dan miskent hij daarin de
werkelijke erotiek en dus de werkelijke liefde. En dan erkent hij daar-
mede, dat de zoogenaamde liefde niet bestand is tegen de realiteit des
levens. Maar hij ziet niet in, dat de realiteit des levens een uitvloeisel is
van dezelfde oorzaken, die de liefde belemmeren werkelijke liefde te
worden.
   Egoïsme, onvrijheid, gezagsverhouding tusschen twee menschen, tus-
schen wie alleen maar een volkomen-samengaan, eenheid mag bestaan;
minachting voor de vrouw, ontzag voor den man en buiten het huwelijk
staat, kerk en maatschappij, die al deze ontstellende toestanden erken-
nen en sanctionneeren en ze zelf in eigen spheer toepassen, terwille van
het in stand houden der onmenschelijkheid.
   Onze wetgeving zegt, dat echtscheiding wordt uitgesproken tegen
hem of haar die "schuldig" is aan overspel enz.
  Over liefde wordt niet gesproken, het ontbreken daarvan is geen
grond voor echtscheiding.
14
   Wel spreekt het wetboek veel over geld en vermogen en verder over
het feit, wie van de ouders het gezag over de kinderen zal uitoefenen.
   De ouders zelf hebben hierover niets te zeggen; de echtgenooten heb-
ben niets te regelen; alles doet de rechter, die echtscheidingsvonnissen
aflevert, als een stukwerker zijn producten. De overheid, het gezag, sluit
en ontbindt het huwelijk, dit laatste alleen als er "schuld" is.
   De wet is de belichaming van de onzedelijkheid van het huwelijk.
zooals de wetgeving in het algemeen de belichaming is van de onzede-
lijkheid van de samenleving.
   Het huwelijk dient te zijn een streven naar eenwording van twee
menschen, en het houdt op een huwelijk te zijn, zoodra de liefde ont-
breekt; dan is het prostitutie, want dan gebruikt de man een vrouw als
genotsobject tegen betaling van (huishoud)geld. Het geldende huwelijk
is een formeel geval, en biedt geen enkele waarborg voor een werkelijk
zedelijke verhouding, opent wel alle mogelijkheden voor een volslagen
onzedelijke verhouding. Willen wij tot een werkelijk huwelijk komen,
d.w.z. tot een zedelijke verhouding tusschen man en vrouw, dan dient
niet slechts het gezag van den man volkomen te worden afgeschaft, maar
dan dient bovendien de geest van onze samenleving volkomen gerevolu-
tionneerd" te worden, dient de bezitswaan en de hebzucht, waarop deze
samenleving gebaseerd is, te verdwijnen, opdat een gunstig milieu
geschapen worde voor het huwelijk, zooals het behoort te zijn.
   Wat wij thans reeds kunnen en moeten doen is:
de vrouw overtuigen van haar zedelijke plicht om aan den man alle
gehoorzaamheid te weigeren;
een nieuwe sexueele moraal te leeren aan de menschen en wel, dat
reinheid en kuischheid niet afhankelijk zijn van het gebruik der geslachts-
organen. Reinheid, d.w.z. innerlijke reinheid; werkelijk rein leeft de
vrouw, die zich uitsluitend uit liefde aan een man geeft, ongeacht of dit
voor of tijdens een huwelijk plaats vindt; daarentegen leeft zij onzedelijk,
als zij in of buiten een huwelijk haar sexueele driften botviert.
   En hierbij dienen wij nog iets op te merken.
   Het is mogelijk, dat een man en vrouw elkaar omhelzen in een
opperste extase, een besef van volslagen één-zijn; dat zij dus elkaar één
oogenblik gelukkig willen maken. Dan is deze omhelzing - ook al wordt
zij nimmer herhaald - volkomen zedelijk. De duurzaamheid der sexueele
verhouding speelt ten aanzien van de zedelijkheid geen rol.
15
   De sexueele vrijheid is beslist noodzakelijk, juist met het oog op het
huwelijk, de als duurzaam bedoelde verhouding. Man en vrouw moeten
leeren, wat het wil zeggen de geslachtsdaad te verrichten en een werke-
lijk liefdeleven te hebben. En dus moeten zij ook de gelegenheid hebben
zich te vergissen in den partner.
   Bij de huidige onzedelijke kuischheidstheorie is elk leeren van de liefde
onmogelijk en dus is de vergissing onherstelbaar, als deze blijkt in de
eerste huwelijksnacht.
   Het sexueele leven van twee verloofden is in onze samenleving abso-
luut geen leerschool, omdat het belast is met angst voor ontdekking, voor
zwangerschap, voor de mogelijkheid, dat de man de vrouw toch niet
trouwt; omdat het belast is met leugen en bedrog en met schijnheiligheid.
   En laten wij vooral bedenken, dat wij de liefde moeten leeren begrijpen
en beleven.
   In dit opzicht heeft de vrouw een groote taak, want liefde is het geluk
zoeken in het geluk van den ander en dit eischt het offer der zelfontzeg-
ging, omdat men rekening heeft te houden met elkaar.
   De vrouw nu is van nature degene, die bereid is tot het offer, omdat
en voorzooverre zij is aangelegd voor het moederschap.
   Daarom is de vrouw ook krachtens haar aanleg meer open voor het
liefdebesef dan de man en dus heeft in het bijzonder de vrouw de taak
den man en zichzelf op te voeden tot de werkelijke liefde, waaruit echter
de mannen niet hebben te concludeeren, dat zijzelf van deze taak ont-
slagen zijn.
   Om dit alles door te zetten is moed vereischt, omdat datgene, wat hier
als noodzakelijk wordt aangegeven lijnrecht indruischt tegen de geldende
moraal, tegen den wil van staat en kerk.
   Maar desondanks hebben wij het te doen, wanneer het ons ernst is
om te komen tot een zedelijk huwelijk en een zedelijke samenleving.