Het onbewuste.


  Menigmaal wordt van Jung gezegd, dat hij het onbewuste in de mens heeft ontdekt. Dit is echter niet juist. Jung Jung heeft er steeds op gewezen, dat de arts en filosoof Carl Gustav Carus één van de ontdekkers van het onbewuste is. (Jung geboren in 1875 in Kesswil, Thurgovië in Zwitserland en gestorven in Küssnacht zij Zürich in 1961).

     In 1846 reeds verscheen een boek genaamd “Psyche” geschreven door Carus waarbij hij stelde: “Voortdurend werken de gevoelens en gewaarwordingen die reeds in een vroeger stadium tot bewustzijn kwamen, maar later weer onbewust in de ziel sluimeren, op het bewuste zieleleven in …. het geordende en en het schone – weldadig en ondersteunend, het ruwe en lelijke- storend en belemmerend, het verder: 
    “We mogen ervan uitgaan dat achter de ziel die zich van zichzelf bewust is, een andere wereld ligt, die oneindig meer vergeestelijkt is, waarin alles reeds vanaf het begin besloten ligt … Daarbij hebben wij er nooit aan getwijfeld dat er een medium bestaat waardoor ook die gebieden van de ziel voor ons bewustzijn toegankelijk kunnen worden, want zij weet duidelijk dingen die voor ons verborgen zijn en zich daardoor nog niet kunnen openbaren.

     Met de ontwikkeling van dit “medium” in Carus's tijd nog een theoretische uitdaging, heeft de diepte psychologie en in het bijzonder de analytische psychologie van Jung een begin gemaakt.

     De ziel is niet het lichaam.

    Fundamenteel voor de ziel is het vermogen om de wereld WAAR TE NEMEN.

    Het oog zelf ziet niet, het oor hoort niet; het is de ziel die door middel van de zintuigen ziet, hoort, ruikt, proeft en tast.. Onze zintuigen registreren slechts elektromagnetische trillingen die de ontvangen trillingen opvangen en in zenuwprikkelingen omzetten.
     Al het waarnemen is steeds weer herkennen en benoemen. Het verondersteld dat onze ziel vanzelfsprekend met behulp van de hersenen eenmaal opgedane ervaringen kan opslaan en reproduceren, kortom dat ze die bijzondere eigenschap bezit die we geheugen noemen.

    Het geheugen is de basis voor onze psychische continuïteit.

     De ervaringen worden worden in onze ziel opgeslagen, maar de driften doen ook mee. Er zijn oerdriften zoals honger, slaap, dorst en zuurstof. Naast de vitale oerdriften om het leven in stand te houden zijn er dan nog de “sociale driften”.

    Verder zijn er dan nog de instincten, die bij de dieren voor een strak levenspatroon zorgen. Bij de mens is het instinct zwak en is in de eerste levensmaanden nog het sterkst. (zuigen, aan de borst)

     Instinct is te beschrijven als “het weten van de soort”.

    De menselijke ziel heeft een duidelijke vrijheid veroverd en een eigen bewustzijn ontwikkeld en is veel meer dan een optelsom van het hiervoren geschrevene.

    In 1913 scheidde Jung zich af van de psychoanalytische school van Freud en stichtte een nieuwe school: de analytische psychologie.

    Volgens Jung wordt het kind geboren met een onderbewustzijn dat typisch is voor het menselijk geslacht “het collectief onbewuste”, dat materiaal bevat van de geschiedenis van zijn voorouders:
instinctieve reacties, voorouderlijke gedragswijzen en voorouderlijke interpretaties van ervaringen gezamenlijk “archetypen” genaamd of men zegt ook wel “oerbeelden”. Elementen van het collectieve onbewuste worden in de ontwikkeling van het kind bewust en dienen als leidraad bij de persoonlijke aanpassing.

     Elementen van het bewustzijn echter worden door verdringing (onbewust psychisch verdedigingsproces van het ik; geanalyseerd door Freud), vergeten, omdat die aandriften bijv. pijnlijk zijn of niet passen in het sociale patroon. Maar de verdringing verliest niet haar dynamische potentie, zodat zij plotseling naar boven kan komen en zich dan verhevigd doet gelden, vooral bij neurotici.

     De persoonlijke ervaring, die als zodanig niet werd beseft, is onbewust en vormt op deze wijze, dus door verdringing het persoonlijke onbewuste.

     Ego is in de psychoanalytische taal, dat deel van de persoonlijkheid dat de krachten die op iemand inwerken in evenwicht houdt, d.w.z. diens driften (diepe neigingen) moraal of juister gezegd: zijn super-ego en tenslotte de werkelijkheid van de buitenwereld. (Ego = ik.)

     Jung maakt verschil tussen “persona” hetgeen dat deel van het bewustzijn is dat de buitenwereld wordt getoond en “karakter” dat bovendien onbewuste elementen bevat.

     Er bestaan zekere punten van overeenstemming tussen het bewustzijn en het onbewuste. Het bewustzijn heeft het ego als centraal gegeven, terwijl het collectieve onbewuste de schaduw bevat van het ego. Het bewustzijn heeft zijn “persona”, het onbewuste de “anima” of “animus” 

    In iedere vrouw is iets mannelijks (de animus), in iedere man is iets vrouwelijks (de Anima).

     Door de vrouw van Jung, (Emma) en door leerlingen van Jung zijn deze begrippen over jaren waargenomen en bestudeerd. 

     Irene Claremont de Eastillejo schrijft:


     Er bestaat weinig twijfel over, zeldzame uitzonderingen daar gelaten, dat het mannelijke in de vrouw kwalitatief minder is dan het manlijke in de man. In de vrouw is het vaak minder origineel en minder flexibel. Zij wordt geïmponeerd door de strakheid van theorieën, waar ze zich dan vaak door laat meeslepen omdat haat mannelijke eigenschap om zich ergens op te concentreren haar in haar greep heeft. Dan verslikt ze zich in alle regels en wetten en richt zich op details. Zij zal veel minder dan een man uitzonderingen maken, aangezien haar mannelijke kant die nu de overhand heeft , volledig onpersoonlijk is en geen oog heft voor de menselijke behoeften van een specifieke man of vrouw.

     Maar hetzelfde gaat op voor het vrouwelijke in de man. Dat is minder vitaal en minder dynamisch dan heet vrouwelijke van de vrouw. Bij de vrouw is dit niet alleen maar passief en ontvankelijk ingesteld. Het is meedogenloos als het om het behoud van het leven gaat en dan vooral om het leven van hen, die haar dierbaar zijne is net zo meedogenloos als de natuur zelf. Een vrouw haat tot het uiterste als het om het welzijn van haar gezin of degenen, van wie ze houdt, gaat.

     Het vrouwelijke in de man is daarentegen zacht en mild en van zo'n meedogenloze inzet voor het leven is bij hem geen sprake net zo min als er sprake is van originaliteit en flexibiliteit in het mannelijke van de vrouw.

    In de praktijk van het dagelijks leven betekent het voorgaande (van Irene de Castillejo) dat vrouw en man persoonlijk bij het begin nogal verschillen.

     De vrouw zal haar animus moeten ontwikkelen en de man zijn anima. Des te meer vrouwen man hun animus- en animazijde versterken, das te meer worden zij gelijkwaardig, hoewel nooit precies hetzelfde. Indien de man en vrouw hun zwakke kant, tot de mogelijkheid die in hun zit versterken, da kun je stellen, dat ze echt een persoonlijkheid zijn geworden.

     Omdat vele mensen alleen maar in hun adolescentie of zelfs in het tijdperk daarvoor, blijven steken, gaat het in het maatschappelijk en sociale leven zo slecht. Dit is ook de rede waarom je vele daden van mensen niet al te snel met veroordelen, want ze weten niet beter en zijn niet volwassen.

     Natuurlijk mag je mensen die verkeerde dingen doen wel het misgedane kwalijk nemen, doch men moet oppassen te snel te oordelen. Eerst grondig onderzoek kan uitmaken in hoeverre een persoon verantwoordelijk is voor zijn of haar daden en uitingen. Daar moet mede de strafmaat van afhangen.

    De libido in het systeem van Jung is een universele
levenskracht, een primair vitale kracht, een wil om te leven; niet overwegend seksueel gericht. Volgens Jung kan men een individu classificeren in een van acht groepen; de twee hoofdgroepen zijn introvert (naar binnen gericht) en extravert (naar buiten gericht) met elk de onderverdeling van het denkende, voelende intuïtief gerichte en gewaarwordingstype.

     Niemand slaagt er ooit in om zijn totale onbewuste zijde naar boven te halen. Het is zoals de psychiater dr. Schuurman stelde: Het onbewuste is te vergelijken met een prachtig tapijt uit Perzië. Er zitten vele prachtige kleuren in, je kunt er slechts enkele naar boven in de wekelijkheid krijgen.

***

Geraadpleegde literatuur:
H Barz: Over de ziel
H.L.Franz: De betekenis van het sprookje
Irene de Castillejo: Eva begrijpen
Lexicon v.d. Psychologie
Prof. dr. P.E.Kuiper: Psychoanalyse actueel of verouderd?

A.F.C. de Zwart
Haarlem 16-9-1982