Orpheus en Eurydice

In Thracië leefden aan de oevers van de Hebris en aan de voet van het besneeuwde Rodopegebergde twee mensen, die elkaar lief hadden.  Het meisje heette Eurydice, met de mooiste vlechten, de blanke huid, het slankste figuurtje van heel Hellas. Toch waren het niet haar vlechten noch haar ogen, die haar beroemd maakten tot over de grenzen van het bergachtige Thracië en zijn plompe bewoners; die toevalligheden waren het niet waardoor de dichter haar bezongen, componisten haar door hun muziek onsterfelijk maakten. Neen, wat Eurydice onsterfelijk maakte waren niet haar kersenrode mond, haar witte tanden en haar zachte glimlach, maar de liefde, die ze koesterde voor Orpheus, haar zangen en liefde, die zij bij hem wekte.
Orpheus werd niet beroemd door zijn muziek, ook al deed hij daardoor de stenen zich bewegen en de wilde dieren zich in deemoedige aandacht aan zijn voeten vleien. Neen, dat bewijst hoogstens hoe hoog de Grieken de beschavende kracht van de muziek achtten, die het wilde en ongetemde matigt en de stenen wal, die zich zo vaak om het menselijk hart bevindt, doorbreekt.
      Wat Orpheus beroemd maakte was zijn liefde voor de lieftallige Eurydice, omdat de liefde de mens ver uitheft boven zijn dagelijkse kunnen, hem het scheppen vermogen schenkt, waarin hij meer geeft dan hij ooit vermoed heeft te bezitten. En daarom heeft de liefdesgod "Eros"ook vleugels, omdat hij de mens bevleugelt, zodat deze zijn wijde vlucht neemt.

     Deze twee mensen trouwden, maar niet was het huwelijksfeest zoals het moest zijn. De vlam wilde niet in de fakkel slaan en sloeg neer, benauwde rook omgaf als een slecht voorteken de plechtigheid. De goden toch hadden beschikt dat zo groot geluk geen vervulling zou vinden.

     Na de plechtigheid, bij de vrolijke dansen op de weide trad de jonge bruid met volle voet op het nest van een adder. Deze verschrikt, beet toe, zijn venijn diep in de wond uitstortend en nog voor de verschrikte Orpheus had kunnen toesnellen, zonk Eurydice dood ter aarde. Geen klaagzang, geen rouwbetoon kon Eurydice meer wekken en niets restte Orpheus dan haar, zijn vreugde, te begraven en zijn lot te dragen. Dit bleek hem te zwaar en daarom bleef hem maar één ding open om haat te gaan halen uit het dodenrijk, de Hades, diep onder de aarde. Geen gevaren schuwend ging Orpheus op weg. Bij de grotten van Taenarum ging hij de lange donkere schacht in, die hem voeren moest naar de poorten van de Hades. Hij nam geen wapens mee, slechts zijn lier. Donker en doods is de lange schacht, die voert naar het schimmenrijk. Eerst komt Orpheus  voor de vlammen uitbrakende rivier, de Pyriphegethon, die met Cocytus, Styx en Acheron de Tartars omsluit. Hier passeren is onmogelijk en de hitte doet hem terugdeinzen. Dan richt hij zijn schreden naar de Cocytus, de Jammerklacht rivier. Klagend en zuchtend rust de machtige stroom voorbij. Daarna komt hij aan de Styx. Waar de Styx en de Cocytus samenvloeien, vormden zij een zwart moeras. Juist daar moesten de zielen der doden door de veerman Charon overgezet worden.
Alleen zij die begraven zijn na hun dood mogen mee. Zij moeten dan twee obolen (muntstukjes) het veergeld, door bezorgde verwanten hun onder de tong gedrukt, afgegeven, daarna boomt hij hun over. Als Charon Orpheus wil weren - want levend passeren de Styx slechts zij, die van de goden afstammen of goddelijke opdracht hebben, grijpt in de snaren en de wondere tonen vertederen Charon, die hem zwijgend toelaat en overzet. Zacht tokkelend op zijn lier gaat Orpheus voor en loopt de helhond Cerberus voorbij, die slechts kwispelstaart. De rechters van de onderwereld, Minos, de koning van Greta, Rhadamanthys en Zeus zoon Aeacus,wegens hun aardse rechtvaardigheid tot dit ambt gekozen, laten hem ongehinderd voorbij. Orthrus ziet de zielen de gevloekten zoals Tantalus en Sisyphus niet. Ook ziet hij niet het leed van anderen en wordt niet ontzet door de Erinyen, de wraakgodinnen met de marmerbleke gelaten omgeven door donkere haren, die levende slangen zijn; welke mans beeft niet als zij met haar koude ogen in de stilte van de nacht verschijnen en in het donker, waar de mens zijn wandaden duidelijker ziet, dan in het heldere daglicht. Maar Orpheus merkt hen niet op, beschermt door zijn liefde. Dan komt hij bij de machtige Hades en de machtige Pesephoneia. Haar meisjesnaam is Kore, wat niets anders betekent dan meisje) Tot haar en haar echtgenoot nadert onbeschroomd Orpheus. Hij knielt en zingt, zingt van zijn blijde liefde op die zonnige lentedag. Het lijkt of de grauwe schemer plaats maakt voor het heldere licht. Bloemen ongekende weelde, bloeien uit de dorre grond op. Orpheus klaagt, zoals een man klaagt, wie de liefde ontnomen werd. Persepon grijpt naar de hand van haar gemaal. Dan spreekt Orpheus van hoop en genade, een beroep doet hij op alle zachte gevoelens van allen, het meest op die van het goddelijk echtpaar. Om Eurydice vraagt hij, zonder wie het leven niet leefbaar is. Leven zonder liefde is zelfs op de heerlijke aarde, niet mogelijk, dan ware de dood te verkiezen. De tonen versterven en Orpheus wacht op de beslissing der goden. Uiteindelijk besluiten zij, dat zij Eurydice terug zullen laten gaan onder geleide van Hermes, die haar met zijn herautenstaf tot leven zal roepen, onder voorwaarde, dat Orpheus vooruit zal gaan en niet omkijken vóór Eurydice de rand van de aarde bereikt heeft.

     Een vreemde processie begeeft zich op weg. Vooruit, ongeduldig en angstig Orpheus. Hem volgend, langzaam en vertrouwen met Hermes, Eurydice. Telkens stopt Orpheus, dwingt zich langzamer te gaan en ergert zich over de rust van die beiden. Scherp luistert hij of hij ze hoort komen. Voor gaat het langs gedoemden, langs Cerberus, langs de rechters, Minis enz. met Sharon over de Stijx, voort langs de steile weg naar boven, naar het licht, dat eindelijk gloort aan de einder. Het hamert waarschuwend door zijn hooft, "niet omkijken" Orpheus! Als hij er is, aan de rand der aarde, wordt hij verblind door het zonlicht en verdoofd door de aardse geluiden. Daardoor kan hij de zachte schreden van Eurydice niet meer horen. In panische schrik draait hij zich om, hij ziet de wrok van Hermes gelaat af en de verbaasde schrik van Eurydice , die kerend zijn naam noemt "Orpheus!".
"Eurydice, Eurydice!'. Machteloos galmt de roep door de gang, honderdvoudig weerkaatst door een spottende echo en eenzaam staat Orpheus, de mens die in angst naar zijn geluk greep, zodat het verdween, want angst en geluk horen niet samen.
Terug de steile weg af, maar bij de Stijx weert onvermurwbaar Charon hem. Wie zijn geluk verspeelt, krijgt geen tweede kans. Zeven dagen en zeven nachten kermt Orpheus zijn smart uit, maar de kale heuvelen ketsen vijandig terug en Charon weert hem.
Teruggekeerd tot het leven, blijft Orpheus niets anders over dan zich terug te trekken in de eenzaamheid en te zingen voor de dieren, stenen en plante, de omgang met mensen mijdend, slechts zingend van zijn liefde en rampspoed.
Maar de vrouwen van Thracië gunnen de zanger de rust niet en doden hem in een vlaag van waanzin.
De Ziel van Orpheus ijlt weer naar beneden naar de Hades om zich met Eurydice en nu voorgoed te verenigen.

Uittreksel uit "Helleense Mythes" Door dr. S.J. Suijs-Reitsema.