- 35 -

Vierde lezing christusmythe.

Elke nieuwe godsdienst is op zijn manier een voortzetting van andere, oudere. Ook in het denken en in de natuur vindt een voortdurende evolutie plaats en er kan geen terug meer zijn.
Julianus (de afvallige) probeerde de Mithra-cultus weer te herstellen. Mithra, de god van de soldaten, een typische manlijke godsdienst eigenlijk. Maar een godsdienst herstellen is onmogelijk.

Dionysus kwam uit Azië en hij was wel barbaars. Hij was androgyn - hij is verbonden met het collectief onbewuste en was altijd omringd door vrouwen, het vrouwelijke. Hij had echter maar één echtgenote, n.l. Ariadne.
Ariadne was de koningsdochter, die aan Theseus, als hij in het labyrinth gaat op Kreta om de stier te doden, de minotauros (de stier-mens), om daardoor te voorkomen dat er nog meer Atheense meisjes en jongelingen worden geofferd, een kluwen wol geeft, zodat hij de draad kan aflopen om zodoende de weg uit het labyrinth te kunnen terug vinden.
Het Labyrinth is de onderwereld en is gemaakt door Daedalus, de vader van Icarus.
Theseus wordt door Ariadne geholpen om haar halfbroer, dat was de minotauros, te doden. Deze was een gevolg van een copulatie met een stier, waarop de koningin verliefd was geworden. Daartoe had zij zich een koe laten maken, waarin zij zich verborgen had. De stier is het manlijk-agressief principe. Ariadne was de vrouw van Dionysus. Theseus had haar achtergelaten op Naxos, waar zij gevonden is door en getrouwd is met Dionysus. Ariadne is een bijnaam voor Persephone, de godin van de onderwereld. Dat zij de enige vrouw is met wie D. trouwt wil dus zeggen dat hij van het gr.vrouwelijke niet los komt. Hij is ook androgyn - heeft heeft veel met de zee te maken - hij wordt ook wedergeboren uit de zee, het onbewuste.

Jezus predikt vaak aan de oevers van een meer - hij wandelt zelfs op de golven, hetgeen betekent dat het bewustzijn het onbewuste te boven gaat en dat het inzicht niet door het onbewuste overmeesterd kan worden. Petrus, die altijd twijfelde, gaat ook op de golven van de zee lopen en dreigt dan te verdrinken. Daarbij zegt Jezus dan: "als gij een geloof had als een mosterzaadje"; maar dat heeft hij niet.


                    - 36 -

Dionysus komt uit de zee op het land. Androgyn is manlijk-vrouwelijk. Hij is dus het vrouwelijke bewustzijn dat toch duurzaam verbonden blijft met het collectief onbewuste. Zijn huwelijk met Ariadne - een huwelijk met het collectief onbewuste.

Dionysus is verbrand en uit zijn as komt de wijnstok op. Verbrand werd ook Hercules. Dit is het zich zuiveren van alle natuurlijkheid. De negatie van alle natuurlijkheid doen opgaan in licht en warmte.

Dionysus is de verlosser van de ziel uit het titanische lichaam. Later gaat hij op een hoger plan onder invloed van de Grieken. Hij wordt gevolgd door vrouwen met tussen zich in een groep druiven-etende geitenbokken. Deze vrouwen zwepen zichzelf op tot razernij - zij komen dus buiten zichzelf.
Het had een seksuele achtergrond. Mannen konden er niet bij zijn, uitgezonderd één en dat was Dionysus. Dionysus is ook de jager - hij jaagt de vrouwen op. Hij wil altijd het vrouwelijke, de ziel. Maar hij is ook de gejaagde, want aan het einde verscheuren de vrouwen de geitenbokken levend en eten deze op.
Zij zijn dan door alle stadia van razernij heen. Het verslinden van de geitenbokken is het verslinden van de god zelf - maar eten is communiëren en door de god te verslinden, communiëren zij dus met hem, de godheid, zelf.

Een restant hiervan is in de christelijke godsdienst te vinden in het avondmaal, waar Jezus zegt: "dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed". (Matth. 26:26)

Een bok heet in het Grieks: trachos en daarvan is afgeleid het woord: tragedie - bokkenlied. Daarbij was een aantal mannen als bokken verkleed, waaruit zich later het koor heeft ontwikkeld dat zo'n grote betekenis had in de Griekse tragedie.

Door Griekenland veranderde Donysus, werd hij de bezieler. Hij wilde immers de ziel verlossen. Eerst door de wijn. Als de mens door de wijn buiten zichzelf treedt, is er plaats voor het binnentreden van de god - enthousiasmos.
In Griekenland wordt hij de bezieler op Grieks niveau, d.w.z. voor de kunst.
Men zegt ook dat Jezus in ons moet binnen komen, maar dan moet de mens ook in de christelijke godsdienst in extase komen - door vroomheid.

De trachos betekent ook geslachtsdrift. Het seksuele behoort bij de vrouw. De vrouw is over het algemeen minder seksueel dan de man, maar het seksuele hoort bij haar, want zij is geroepen om de mens in stand te houden - de man is slechts de zaaier.

De tragiek is dat de mens valt door het noodlot, omdat het aan hem niet voorbij kan gaan dat hij bepaalde dingen verkeerd zal doen - de goden moeten dit noodlot vervullen.


                    - 37 -

Wanneer Orestes zijn moeder doodt, doet hij dat omdat het moet, want dit is nu eenmaal voorgeschreven. De vader moet gewroken worden en daarom moet de zoon de moordenaar doden.
Dan gaan de Erinnyen, de wraakgodinnen, hem vervolgen, waarna hij naar het orakel van Apollo rent.
De christelijke godsdienst werd gebracht naar het Westen - de Germanen, waarbij o.a. koning Clovis zich tot het christendom bekeerde.
Waarom namen zij, deze barbaren, die vreemde godsdienst aan? Wat trof hen hierin?
Christus was een hanggod evenals Odin, die 9 dagen en nachten aan de wereldes heeft gehangen om de wijsheid te verkrijgen. Daarvoor moest hij een oog offeren en dat was de maan - het andere was de zon.

Jezus is degene, die het accent verschuift van de objectieve wet naar de subjectieve wil. Daarbij heft hij de wetten niet op - deze zijn wel geldig.

En dit sloeg aan bij deze Germanen, die sterk individualistisch waren - deze persoonlijke verantwoordelijkheid.

Ook Jezus is de bezieler - hij is degeen, die de ziel verlost van de tirannie van het lichaam.
In dit opzicht heeft het christendom enorm veel geput uit India. Alexander de Grote was naar India gegaan - hij is één van de wonderlijkste figuren uit de wereldgeschiedenis. Hij mengde alle culturen en hij legde het verband tussen Oost en West.
In zijn tijd dus tussen het Oosten en Griekenland. Daar was de godsdienst der Brahmanen en die van Boeddha. Alexander was 20 jaar toen hij koning van Macedonië werd en heeft slechts ca. 12 jaar geregeerd.

India was verstard in het onderscheid, wat in zijn godsdienst blijkt, en het kon zich van dat onderscheid niet los maken. Het had daarom allerlei kasten, waarin de mensen geboren werden en die ondoordringbaar waren. De hoogste was die der Brahmanen, die dan ook in staat waren de zaligheid te verwerven door vereenzelviging met het Brahma, dat is het ene, waaruit alles tevoorschijn vloeit.
Heel de veelheid der verschijnselen. Maar omdat de Indiërs het onderscheid niet kunnen opheffen, bleef dus de scheiding tussen het ene (God), het Brahma genoemd, en de veelheid der verschijnselen. Het ene was het ware en de verschijnselen alleen maar schijn, leugens, bedrog.
Natuurlijk is dit een denkfout, maar men kon niet anders.
Zij dachten dus volkomen abstract. Zij abstraheerden het ene van de veelheid der verschijnselen en zij vergaten de volgende gedachte hierbij te denken, n.l. dat


                    - 38 -

het verschijnsel, verschijnsel is van iets wat zelf uiteraard geen verschijnsel is, wat dus alleen denkbaar is - en dat noemen wij het weten.
Het weten dat de waarheid is van de verschijnselen. Het weten dat alleen denkbaar is en niet voorstelbaar en als denkbaarheid alles. Het is niet waar dus dat deze verschijnselen alleen maar bedrog zijn en dus eigenlijk niets zijn, enkel schijn. Daarom predikte men de ascese en de zelfkwellingen. Niets van de aarde was de moeite waard - alles was ijdelheid, leugen en bedrog - en de mens moest trachten daarvan los te komen.
Niet door reïncarnatie, dat is niet oorspronkelijk Brahmaans.
De Brahmaan geloofde oorspronkelijk helemaal niet in reïncarnatie.
De aanvankelijke theorie is dat het Brahma zijn beelden droomt en elk volgend beeld vloeit voort uit het voorafgaande. Zij zijn allemaal verbonden. Het is een eindeloos voortvloeiende reeks. Het Brahma was volkomen neutraliteit.
Als Hindoeïsme is het Brahmanisme tot volksgeloof vervallen en toen kreeg Brahma een menselijke gedaante - maar hij was kolossaal, hij werd gemeten in mijlen. Het volk ging ook andere goden vereren.
In Krishna komt de Messias-gedachte. Maar er is ook een Heiland, waarin men gelooft. Hij zal komen en de mensen verlossen en dan zullen zij eeuwig zalig zijn in een nieuwe, betere wereld.
Het Hindoeïsme is vervormd tot de leer van het Karma.


                    -.-.-.-.-.

                    - 39 -

Na het Hindoeïsme komt de merkwaardige figuur van Boeddha tevoorschijn. Volgens de legende is hij een koningszoon - zijn moeder was bovennatuurlijk bevrucht - bij zijn geboorte waren wijzen aanwezig. Hij heeft ook nog met Jezus gemeen dat hij vroeg wijs is.

Boeddha was getrouwd. Op een dag echter komt hij de ellende tegen en dan dringt de verschrikkelijke kant, de negatieve kant van het leven tot hem door en laat hij alles in de steek.
Hij, die de bijnaam heeft: "die op de Lotos zit", d.w.z. die roerloos blijft, zodat de levensstroom onder hem door vloeit, gaat peinzen over het Brahmanisme en komt dan tot een merkwaardige conclusie: als het Brahma alleen maar schijn droomt, leugens, als alles wat uit het Brahma voortvloeit niet is, onwaar is, dan is het Brahma zelf ook niet, dan kan het niet anders zijn dan het Niet-zijn en dus is het helemaal niet. Welbegrepen is dit dus atheïsme. Men kan het Boeddhisme dus geen godsdienst noemen - het is eigenlijk atheïsme, want hij denkt ook het Brahma weg, zegt: het is het Niet-zijn. Boeddha is een Indiër, dus hij blijft bij het onderscheid staan en als hij zegt: het is het niet-zijn, dan merkt hij niet dat hij zegt dat het het Niet-zijn is, zodat het niet-zijn ook hier weer samen gaat met zijn; terwijl het bovendien een negatie is van zijn. Het is dus zijn op negatieve wijze. Er is dus niets - alles is alleen maar ijdelheid en het gaat er om dat de mens zich daaruit los maakt. Hij verwerpt de genietingen des levens, vindt deze verachtelijk en zegt dat de mens daardoor nooit los komt. Hij verwerpt ook de ascese, waarvan hij zegt dat deze als zelfkwellig beneden de waardigheid van de mens is. Boeddha adviseert dan de weg van het Midden. Dat is Chinees - Het Tao - het Midden. Dus allerlei dingen niet doen. Zijn leer is zeer abstract en voor de grote massa ongeschikt. Dan krijgen wij zijn beroemde prediking in Benares, zijn bergprediking, waarin hij tot zijn monniken preekt zoals Jezus tot zijn discipelen en tevens tot zijn volgelingen. Van esoterisch wordt zijn leer dus exoterisch.
Esoterisch wil zeggen alleen voor ingewijden - exoterisch ook voor niet-ingewijden.
Boeddha wil allen verlossen, niet alleen de Brahmanen - en omdat hij tot het volk spreekt, spreekt hij over de duivel.
Waarom het gaat, zegt hij, is alleen maar het afstand doen, overwinnen van alle begeerten en daarvoor geeft hij bepaalde voorschriften, zoals: niet doodslaan, niet stelen, niet echtbreken, niet liegen, niet begeren.


                    - 40 -

Verder verkondigt hij de liefde als het medelijden en de zelfverloochening - allerlei dingen waarover Jezus ook altijd spreekt. Azië kende dit niet en kent het nog heel moeilijk. Van alles bevrijd worden; dan alleen kan de mens loskomen uit de stroom der verschijningen, uit de macht van het Brahma, tot het enkel niet-zijn - het Nirwana.
Het volksgeloof heeft Boeddha ook laten reïncarneren en wel 500 maal. Dat is 5 x 10².
5 Is het eerste getal van de zelfbewustwording, zodat hij de mens zich op zichzelf laat betrekken - 10 is het getal van de mens. Het is dus de mens, die door en door mens is en zich alleen nog maar tot zichzelf verhoudt.

Boeddha wil dus dat de mens het aardse overwint alleen door zich te onthouden - noch het ene, noch het andere uiterste.

Zijn grondgedachte is: de mens is wat hij wil.
Hegel zegt: de geest is wat hij van zichzelf maakt.
En als de geest zichzelf bedoelt, spreken wij van cultuur.

De Stoa was verder dan Boeddha en zegt: de mens moet zich niet aantrekken van wat er gebeurt - altijd onberoerd blijven.

Het leven is niet zonder meer verwerpelijk - het heeft ook zijn geluksmomenten.
De mens is zijn eigen noodlot.

Zowel achter B. als achter Jezus gaat de zonnemythe weer schuil.

De zon en zijn strijd met de duisternis, die hij overwinnen moet; de zon, die als hij op zijn hoogste punt is, gaat sterven.
Ook Jezus vecht tegen de duisternis in de wereld, ook hij wil het licht brengen en ook hij sterft.

De zon sterft vrijwillig zodra hij het hemelkruis heeft bereikt, want dan verzwakt zijn kracht. Jezus sterft ook vrijwillig.
En Boeddha ontmoet in één van zijn incarnaties eens een hongerige leeuw en liet zich toen door hem, vrijwillig, opeten.
Jezus zegt dat hij de wil zijns Vaders moet doen. Zijn Vader is alleen maar zijn geestelijke, manlijke bewustzijnsaanleg. God als zodanig bestaat niet; alleen als de mens en dat is de enige in wie hij kan wonen. Hij is in de mens alleen maar een denkbaarheid, maar voor gelovigen een gevoelvolle voorstelling. Op zich is hij niets - hij moet zich eerst stellen - en dat is de mens.
Het goddelijke, het enkel denkbare, het zuiver ideële, dat alleen maar realiteit kan worden, alleen maar tot gelding kan komen. Als realiteit als de levende mens, de verschijning en tot gelding als zijn denken.


                    - 41 -

Het denken begint met het geloof - aan elk denken is het geloof voorondersteld. En al denkend wordt het geloof vanzelf overwonnen.

God de Vader, de zoon en de heilige geest.
God de Vader is de aanleg van de zoon, die dan begrijpend de heilige geest is.

Het gaat alleen om de zoon. Hij sterft vrijwillig, hij doet de wil zijns Vaders, hij doet dus zijn eigen wil, want hij is de vader in aanleg, vergeestelijkt.

Jezus doet ook wonderen. Hij wekt op uit de doden - uit de geestelijke dood kan hij de gedachte van de waarheid des mensen, de mens, wakker maken.
Hij geneest de zieken en alles wat zwak is.
Het belangrijkste is wat hij gezegd heeft.
Zijn zaligsprekingen doen nog Boeddhistisch aan, zoals de uitspraak over de armen van geest.

En bij Boeddha gaat het immers om het zich niet willen richten op het materiële, het natuurlijke, niet op het hebben, maar alleen willen zijn in de sfeer des geestes.

Hij is in zijn hele leer eigenlijk ook abstract - alleen hij blijft niet bij het onderscheid staan.

Het christendom is dialectisch, hetgeen blijkt uit de drie-eenheid.

Hij is de personificatie van de vergeestelijkte mens, maar deze is een onbestaanbare en onhoudbare voorstelling, want de mens kan niet volslagen vergeestelijkt zijn, want hij blijft altijd aan zijn natuurlijkheid vastzitten. Hij kan dat ook nooit doen omdat hij altijd worden is, want alle zijn is worden. Hij is dus altijd ook niet geest, anders kan hij geen geest worden - maar zover had men het nog niet gedacht.

Wie het verhevene aan de massa brengt, moet niet vreemd opkijken als zij hem willen doodslaan.
Voor de meesten geldt de 2e fase van de gelijkenis van de zaaier, die uitging om te zaaien. Een deel van het zaad viel langs de weg en ging verloren, want de wind nam het mee; een ander deel viel op rotsachtige grond en het kwam op, maar kon geen wortel schieten en verdorde. (Matth. 13:3-8)

"Hebt U naasten lief gelijk U zelve", (Matth. 22:39) is voor de massa onbereikbaar en daardoor roepen zij het ene moment "Hosanna" en het volgende "kruisigt hem". (Matth. 27:22)


                    - 42 -

Uitspraken van Jezus.
"Weerstaat den boze niet" (Matth. 5:39), maar dit is onlogisch gedacht, want al doet de mens dan zelf geen kwaad, hij gaat er ook niet tegen in en dus zijn wij toch medeschuldig. De geweldloosheid is niet juist. Niemand kan met schone handen door het leven gaan.
Niets gaat op in een eenzijdigheid en dus ook niet de keuze tussen kwaad en goed, die overigens niet de enige is, want er is ook die tussen kwaad en kwaad en tussen goed en goed.
"Hebt Uw vijanden lief" - vijandschap: de tegenstrijdigheid tussen twee - liefde: identiteit.
Als de mens nu geaccentueerd in de tegenstrijdige situatie verkeert, waar moet dan ineens de identiteit vandaan komen ?
Dus moet men eerst trachten de tegenstrijdigheid op te heffen, zodat men in die van de identititeit terecht komt - maar dat gaat niet zomaar.
"Maak U niet bezorgd over de dag van morgen" (Matth. 6:34). Dit moet men met bepaalde dingen wel doen. En de mens doet tegenwoordig niets anders. Waar is dan de christelijke gedachte ? De christelijke gedachte is dat de mens levend is - persoonlijk aansprakelijk, persoonlijk verantwoordelijk en dat hij weet dat zijn wil beslissend is voor zijn zuiverheid of onzuiverheid. En door teveel te zorgen legt hij zich vast.
De mens die verzekerd is "van de wieg tot het graf". Geestelijk dood.
En als Christus iets is dan heeft hij toch de strekking om de mens wakker te maken op geestelijk gebied, maar zij die geestelijk dood zijn, zijn niet wakker te maken.
"Velen zijn geroepen en slechts weinigen uitverkoren" (Matth. 22:14). De massa kan dit niet volgen.
Wat in de grote godsdiensten is gepoogd uit te drukken, is niet volmaakt en elke godsdienst is nog maar op de wijze van de gevoelvolle voorstelling. Maar Hij zegt dan ook: er zijn er maar weinig die het kunnen begrijpen.
Als later in Griekenland de Dionysische optochten plaats vinden, dan zwaait Dionysus de thyrsusstaf, een fallisch symbool, en daarbij wordt gezegd: "velen zwaaien de thyrsusstaf, maar weinigen zijn Bacchoid. Want de Bacchoid is degene, die in extase raakt, zodat de enthousiasmos kan plaats vinden."


                    ---