SYLLABUS 3.
Cursus: De individuatie.
Het bewustzijn is de spiegel van de natuur.
Het proces der bewustwording is dat van het leven en
daarmede van het opheffen der natuur.
In de natuur is alles van elkaar gescheiden en onderscheiden.
Aangezien echter alles identiek is in het Zijn, moet dit
ook het proces der identificatie vertonen.
Als de mens is het Zijn in identiteit even extreem gesteld
als het Zijn in onderscheid in de natuur.
De ware menselijke bezigheid is identificeren op niet-na-
tuurlijke wijze, hetwelk zijn aanvang heeft als het sym-
boliserend projecteren der primitieven.
Dit is het begin van het zelfbewustzijn, maar de mens weet
dan nog niet wat hij doet.
Het gaat dus bij de mens tenslotte niet om eten, drinken,
coiteren, maar om ideëel bezig zijn.
Aangezien wij echter bestaan, is het eerste evenzeer
onvermijdelijk. Als wij jong zijn, ligt het accent daarop. En
dit is in orde.
De geboorte van de Zoon Christus is die van het denken.
Het voor-christelijke denken is nog niet zelfbewust.
Sokrates spreekt nog van zijn daemon.
Toch begint het patriarchaat ver vóór Christus, maar brengt
dan niet de verwerping van het vrouwelijke met zich mee,
maar de verslaving en verachting.
Men weet n.l. in de verste verte nog niet, wat er aan de
hand is. Het matriarchaat was immers niet overwonnen; ook
niet door de Joden.
Inzicht begint te komen met het christendom, maar tot begrip
komt het nog niet. Het is een liefdeleer, die in het geloof
blijft steken.
Jezus heeft eerbied voor de vrouw. Maar hij wijst zijn
- moeder - d.w.z. het matriarchaat - af.
Wij zien een ontwikkelingsproces op de twee gebieden van
kerk en wereld.
Kerk:
het denken gaat het geloof ondermijnen.
Wereld:
de verwerping van het vrouwelijke als verwerping van
het sexuele mislukt en wordt vervangen door beper-
king. Het sexuele wordt geheel dienstbaar gemaakt
aan de voortplanting.
Het gezin wordt kunstmatig tot een manlijke aange-
legenheid gemaakt (wat het niet is) en de vrouwe-
lijke mogelijkheden worden beperkt tot huishouden
en kinderkamer.
Alle christelijkheid ten spijt, bloeide de prostitutie.
De man sloot de vrouw buiten het maatschappelijke en
politieke leven, verhinderde haar dus haar gaven te
ontplooien en verweet haar vervolgens, dat zij van niets
afwist.
---