SYLLABUS 6.

Cursus: Het godsbegrip van Teilhard de Chardin.

Binnen- en buitenwereld zijn identiek; hun eenheid is ons wereldbeeld.
De verschijnselen verschijnen aan ons; de gedachten zijn gedachten van ons.

Het wezen is het verschijnsel als aanleg.
Aanleg en werkelijkheid zijn wel te onderscheiden, maar in redelijk denken niet te scheiden.

Werkelijkheid: zakelijke en onzakelijke; natuurlijke en niet-natuurlijke; reële en ideeële werkelijkheid.
Alles komt tot eenheid in redelijk denken; tot voorlopige in de liefde.
Voor Teilhard draait alles om de liefde Gods, maar God houdt geen stand buiten ons.
God als liefde is God als het voorlopige weten, dat het Zijn redelijk is, dialectisch, want de rede is de principiele zelfweerspreking.

Weten; abstracte eenheid met het andere.
Denken; het object verkeren tot subject.
Het natuurlijke gebeuren is voor-afspiegeling van het denken, dat veranderen is.
Het enige onveranderlijke is het veranderen.

Denken is in verhouding stellen.
"Ik" is de uitdrukking van het in abstracte verhouding staan van de mens tot zichzelf.

Bewustzijn is bewustzijn van iets, is de verhouding tussen een Ik en een iets.
Mens-zijn is bewustzijn van zichzelf met als gevolg zich onderscheiden van het andere.
"God" is bewustzijn van 's mensen wezen, maar ondoordacht.
Doordenkend vervluchtigt hij tot zuiver begrip.

Zonder mens geen God. Dit is de Christus-gedachte.
Teilhard voelt dit aan, maar kan het niet uitwerken, omdat hij een gelovig man is en dus in voorlopigheid blijft steken. Maar hij beseft duidelijk, dat mensheidsontwikkelingen Gods-(Christus)ontwikkeling onafscheidelijk zijn.

Zonder de mens komt "God" niet tot voltooiing.
Dank zij ons is hij steeds op weg.
Vandaar ons zoeken naar waarheid en vrijheid.
De mens doet wat hij is.
Wij zijn het licht der wereld, haar waarheid en vrijheid.
Wij staan niet afzonderlijk in de kosmos, maar zijn moment in het proces van het Worden, dat in ons bewustworden is.

---